Module 1 Lokale toediening van medicatie
Uitgangsvraag
Welke infectiepreventiemaatregelen dienen genomen te worden bij lokale toediening van medicatie?
Aanbevelingen
Aanbeveling 1
Pas de algemene hygiënische maatregelen voorafgaand, tijdens en na het moment van toedienen van medicatie toe.
- Pas handhygiëne toe volgens de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
- Volg de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen voor het gebruik van handschoenen.
Aanbeveling 2
Voorkom dat het geneesmiddel microbiologisch gecontamineerd raakt en risico op infectie vormt tijdens de toediening.
- Gebruik geneesmiddelen persoonsgebonden.
- Indien de houdbaarheid voor openen afwijkt van die na openen dient op iedere verpakking voor meervoudig gebruik de openingsdatum dan wel de houdbaarheidsdatum na openen genoteerd te worden. Gebruik geneesmiddelen niet langer dan de houdbaarheid of ‘houdbaarheidsdatum na aanbreken’ die op de verpakking staat vermeld.
- Gebruik geen geopende verpakking zonder openingsdatum of ‘houdbaarheidsdatum na aanbreken’.
- Bewaar geneesmiddelen volgens de vermelding op de verpakking of op het etiket.
- Raak de opening van de verpakking niet aan.
- Voorkom contact van de opening met huid of slijmvliezen bij toediening.
- Reinig het gebruikte toedieningshulpmiddel conform de gebruiksaanwijzing.
- Sluit de verpakking direct na gebruik af.
- Voer geneesmiddelen voor eenmalig gebruik af na gebruik.
- Overleg met de apotheker in geval van twijfel over de houdbaarheid of kwaliteit van het geneesmiddel.
Module 2a Parenterale medicatie
Uitgangsvraag
Welke infectiepreventiemaatregelen dienen genomen te worden bij het voor toediening gereedmaken en de toediening van parenterale medicatie?
Aanbevelingen
Aanbeveling 1
Voorkom dat het geneesmiddel gecontamineerd raakt tijdens het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel.
- Werk in een rustige omgeving op een schoon en gedesinfecteerd werkblad.
- Draag schone dienstkleding en pas handhygiëne toe conform de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
- Draag niet-steriele handschoenen bij het voor toediening gereedmaken van parenterale medicatie.
- Gebruik altijd een steriele spuit en naald voor eenmalig gebruik.
- Controleer de verpakking van het geneesmiddel op beschadigingen, vocht, scheuren, gescheurde hoeken en vervaldatum.
- Houd steriele delen van de naald en spuit steriel.
- Gebruik, indien mogelijk, uitsluitend medicatie in single-use flacons.
- Desinfecteer het septum van de flacon of het aanprikpunt van de infuuszak vlak voor het perforeren met een steriele naald of spike. Desinfecteer de hals van de ampul vlak voor het openbreken. Desinfecteer met 70% alcohol en laat minimaal dertig seconden aan de lucht drogen. Gebruik aangebroken flacons of infuuszakken bij voorkeur direct, zie module 2c Bewaarcondities van parenterale medicatie.
Aanbeveling 2
Voorkom dat het geneesmiddel gecontamineerd raakt tijdens het toedienen van het geneesmiddel.
- Pas handhygiëne toe en gebruik niet-steriele handschoenen conform de SRI-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker en SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Reinig of desinfecteer de huid van de patiënt conform de indicaties beschreven in de SRI- richtlijn Desinfectie huid & slijmvliezen plus puncties.
- Gebruik bij alle toedieningen altijd nieuwe steriele wegwerpnaalden.
- Hang infuuszakken waaraan in de klinische setting een geneesmiddel is toegevoegd maximaal 24 uur aan, met uitzondering van bloed of bloedderivaten waarbij de maximale toedieningstijden zes uur bedraagt, en andere middelen waarvan de chemische stabiliteit of microbiologische houdbaarheid minder dan 24 uur bedraagt.
Module 2b Meermalig gebruik van parenterale medicatie
Uitgangsvraag
Wat is de plaats van het meermalig gebruik van medicatie in flacons bestemd voor eenmalig gebruik?
Aanbevelingen
- Gebruik single-use flacons voor enkele toediening aan één patiënt.
- Gebruik geen perfusorspuiten voor meerdere patiënten (ook niet als terugslagklepjes en infusielijn vervangen worden tussen opeenvolgende patiënten), tenzij er gebruik wordt gemaakt van hiervoor geregistreerde middelen én er een lokaal of vanuit de wetenschappelijk vereniging opgesteld protocol is.
Module 2c Bewaarcondities van parenterale medicatie
Uitgangsvraag
Onder welke omstandigheden dienen aangebroken flacons, infuuszakken en voor toediening gereedgemaakte medicatie bewaard te worden?
Aanbevelingen
Voorkom dat aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten gecontamineerd raken tijdens en na het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel.
- Pas altijd de algemene infectiepreventiemaatregelen toe bij het voor toediening gereedmaken van medicatie voor injectie. Zie module 2a Parenterale medicatie voor meer informatie.
- Verwijder de optreknaald na het voor toediening gereedmaken van spuiten.
- Sluit gereedgemaakte spuiten af met een steriele dop als deze niet direct gebruikt worden.
- Als de tip van de spuit potentieel gecontamineerd is geraakt door bv handen of omgeving, gebruik de spuit dan niet meer.
- Bewaar de aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten niet langer dan acht uur, mits dat past binnen de productspecificatie met betrekking tot chemische stabiliteit en microbiologische houdbaarheid.
Module 3 Intrathecale medicatie
Uitgangsvraag
Welke infectiepreventiemaatregelen dienen genomen te worden bij het voor toediening gereedmaken en toedienen van intrathecale medicatie?
Aanbevelingen
De uitvoerende zorgverlener neemt bij toediening van intrathecale medicatie via single-shot-techniek of bij het aanprikken van een geïmplanteerd device de volgende infectiepreventiemaatregelen:
- Dragen van een chirurgisch mondneusmasker type IIR ter bescherming van het steriele werkveld.
- Handdesinfectie (zie SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker).
- Alle benodigdheden aseptisch op een steriel veld plaatsen (zie SRI-richtlijn Desinfectie huid en slijmvliezen plus puncties).
- Dragen van steriele handschoenen.
- Huiddesinfectie punctieplaats.
- Bij noodzaak voor bescherming van het gelaat tegen spatten, zie de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
De uitvoerende zorgverlener draagt bij kathetertechniek of plaatsen van een implanteerbaar device, in aanvulling op bovenstaande:
- Steriele jas
- Hoofdhaarbedekking
Tevens draagt de assisterende zorgverlener die binnen 1,5 meter van het steriele veld komt, bij kathetertechniek of plaatsen van een implanteerbaar device:
- Mondneusmasker
- Hoofdhaarbedekking
De uitvoerende zorgverlener volgt bij voor toediening gereedmaken de GMP-Z Z3 richtlijn (NVZA (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ), 2022), de handreiking Voor Toediening Gereedmaken (V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ), 2022) en Module 2a Parenterale medicatie.
Bijlagen
Definitie |
Begrip |
---|---|
Algemene voorzorgsmaatregelen |
Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen: Handhygiëne & persoonlijke hygiëne, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten, Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen en Accidenteel bloedcontact. |
Basisinfuuszak |
Een basisinfuuszak is een infuuszak die een standaard vloeistofoplossing bevat, onder andere voor vocht- en elektrolytenbalans. |
Beschermende kleding |
Kleding die als extra bescherming wordt gedragen over de werk- of de eigen kleding heen. Het dragen van beschermende kleding verkleint de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de werk- of eigen kleding van de medewerker. Er bestaan verschillende typen beschermende kleding: een jasschort met korte mouw, een jasschort met lange mouw met manchet, een halterschort en een overall. |
Desinfectie |
Het doden of inactiveren van micro-organismen, waarbij het aantal pathogene micro-organismen wordt teruggebracht tot onder de infectieuze dosis. |
Multidose flacon |
Een multidose flacon is een flacon bedoeld voor parenterale toediening dat meer dan één dosis medicatie bevat. Multidose flacons zijn als zodanig gelabeld door de fabrikant en bevatten doorgaans een conserveermiddel om de groei van bacteriën te voorkomen. |
Multiple-use flacon |
Meermalig gebruik van een flacon. |
NEN |
Afkorting voor Nederlandse Norm. Een NEN-norm wordt vastgesteld door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). NEN beheert de in Nederland aanvaarde internationale (ISO, IEC), Europese (EN) en nationale normen (NEN). |
Persoonlijk beschermingsmiddel |
Een uitrustingsstuk of -middel dat primair bedoeld is om een door een medewerker te worden gedragen als bescherming tegen één of meer gevaren die een bedreiging kunnen vormen voor zijn gezondheid en zijn veiligheid binnen deze richtlijn door de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de medewerker te verkleinen. Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen daarnaast door een medewerker worden gedragen als infectiepreventiemaatregel. Er zijn verschillende typen persoonlijke beschermingsmiddelen: handschoenen, beschermende kleding, chirurgisch mondneusmasker, ademhalingsbeschermingsmasker, oogbescherming (spatbril), beschermende hoofdbedekking en overschoenen en laarzen. |
Preparaat |
Dit omvat de vorm waarin een geneesmiddel beschikbaar is zoals onder andere een ampul, infuuszak, tablet, poeder of zalf. |
Reiniging |
Het verwijderen van vuil en ander ongewenst materiaal. Hoewel het doel van reinigen niet primair is gericht op de verwijdering van micro-organismen zullen, met het verwijderen van het vuil, ook micro-organismen worden verwijderd. |
Singledose flacon |
Een flacon met één dosis. |
Single-use flacon |
Single-use flacons zijn ontworpen voor parenterale toediening voor eenmalig gebruik bij één patiënt. |
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg m.b.t. toediening van medicatie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NOG (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap ), NOV (Nederlandse Orthopaedische Vereniging ), Verenso (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde ), NIV, VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ), NVA (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ), NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ), NVvA (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ), NVR, VCCN, VRA (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen ), KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie ), NVZA (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ), NVDV (Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie ) via de knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
---|---|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering Hoog) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
|
---|---|---|---|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
|
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
|
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
|
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland )) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Lokale toediening van medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Parenterale toediening van medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Meermalig gebruik van parenterale medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Bewaarcondities van parenterale medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Intrathecale medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.
Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Voor toediening gereedmaken (VTGM) buiten de apotheek en toediening medicatie te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.
Er zijn diverse reeds bestaande richtlijnen op het gebied van het toedienen van medicatie en het voor toediening gereedmaken (VTGM). Hiervoor zijn in de richtlijn verwijzingen opgenomen. Voor het maken van een lokale vertaling van de richtlijn voor de werkgroep is het belangrijk om hier bewust van te zijn.
Werkwijze
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- Wat een realistische termijn voor implementatie is.
- De verwachtte effect van implementatie op de zorgkosten.
- Randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren.
- Mogelijk barrières voor implementatie.
- Te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie.
- Verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.
Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.
Tabel 1. Implementatieplan
Module |
Tijdspad voor implementatie |
Verwacht effect op de kosten |
Mogelijke barrières voor implementatie1 |
Te ondernemen acties voor implementatie2 |
Verantwoordelijke voor acties3 |
---|---|---|---|---|---|
Lokale toediening van medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Geen specifieke acties |
n.v.t. |
Parenterale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Geen specifieke acties |
n.v.t. |
Meermalig gebruik van parenterale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn. Aandacht voor training en juist gebruik blijft altijd belangrijk |
Professionals |
Bewaren van parenterale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers |
Professionals |
Intrathecale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers |
Professionals |
1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.
2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.
3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de participerende wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.
Termijn voor implementatie
Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien begin 2024) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (medio 2025) realistisch en haalbaar.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
- Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
- Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
- Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
- Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
- Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
- Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
- Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )):
- Toevoegen van de richtlijn aan de SRI website.
- Toevoegen van richtlijn aan richtlijnendatabase.
- Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
- De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.
Indicatoren
Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Voor toediening gereedmaken (VTGM) buiten de apotheek en toediening medicatie is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.
Module 1 Lokale toediening van medicatie
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 2a Parenterale medicatie
- Wat is het effect van infectiepreventiemaatregelen (oa desinfectie van het werkblad) bij het voor toediening gereedmaken en toedienen van parenterale medicatie op zorggerelateerde infecties en besmetting van het product?
- Wat is de plaats van het desinfecteren van de hals van een ampul bij het optrekken van medicatie?
Module 2b Meermalig gebruik parenterale medicatie
- Wat is het effect van het meermalig gebruik van parenterale medicatie die bedoeld is voor eenmalig gebruik op de prevalentie van zorggerelateerde infecties en besmetting van het product?
Module 2c Bewaarcondities parenterale medicatie
Geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 3 Intrathecale medicatie
Er is onvoldoende (kwalitatief goede) literatuur ten aanzien van:
- De incidentie van zorggerelateerde infecties na intrathecale toediening van medicatie.
- De incidentie van contaminatie van intrathecaal toe te dienen medicatie.
- De toegevoegde waarde van de individuele interventies.
- De toegevoegde waarde van de bundel aan interventies.
Bekijk het verslag van de schriftelijke knelpuntenanalyse: