Module 2a Parenterale medicatie

Uitgangsvraag

Welke infectiepreventiemaatregelen dienen genomen te worden bij het voor toediening gereedmaken en de toediening van parenterale medicatie?

Aanbevelingen

Aanbeveling 1

Voorkom dat het geneesmiddel gecontamineerd raakt tijdens het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel.

  • Werk in een rustige omgeving op een schoon en gedesinfecteerd werkblad.
  • Draag schone dienstkleding en pas handhygiëne toe conform de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
  • Draag niet-steriele handschoenen bij het voor toediening gereedmaken van parenterale medicatie.
  • Gebruik altijd een steriele spuit en naald voor eenmalig gebruik.
  • Controleer de verpakking van het geneesmiddel op beschadigingen, vocht, scheuren, gescheurde hoeken en vervaldatum.
  • Houd steriele delen van de naald en spuit steriel.
  • Gebruik, indien mogelijk, uitsluitend medicatie in single-use flacons.
  • Desinfecteer het septum van de flacon of het aanprikpunt van de infuuszak vlak voor het perforeren met een steriele naald of spike. Desinfecteer de hals van de ampul vlak voor het openbreken. Desinfecteer met 70% alcohol en laat minimaal dertig seconden aan de lucht drogen. Gebruik aangebroken flacons of infuuszakken bij voorkeur direct, zie module 2c Bewaarcondities van parenterale medicatie.

Aanbeveling 2

Voorkom dat het geneesmiddel gecontamineerd raakt tijdens het toedienen van het geneesmiddel.

  • Pas handhygiëne toe en gebruik niet-steriele handschoenen conform de SRI-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker en SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Reinig of desinfecteer de huid van de patiënt conform de indicaties beschreven in de SRI- richtlijn Desinfectie huid & slijmvliezen plus puncties.
  • Gebruik bij alle toedieningen altijd nieuwe steriele wegwerpnaalden.
  • Hang infuuszakken waaraan in de klinische setting een geneesmiddel is toegevoegd maximaal 24 uur aan, met uitzondering van bloed of bloedderivaten waarbij de maximale toedieningstijden zes uur bedraagt, en andere middelen waarvan de chemische stabiliteit of microbiologische houdbaarheid minder dan 24 uur bedraagt.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Voor deze module is gezocht in de wetenschappelijke literatuur naar het effect van infectiepreventiemaatregelen bij het voor toediening gereedmaken en het toedienen van parenterale medicatie. Eén studie werd geïncludeerd die het desinfecteren van de aanprikpunten van de infuuszakken met alcohol en water met elkaar vergeleek voor de uitkomstmaat contaminatie van de medicatie (Cortopassi, 1977). Omdat het een experimentele studie betrof, is geen GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-beoordeling uitgevoerd. Wel zijn er studies die laten zien dat het niet opvolgen van infectiepreventiemaatregelen kan leiden tot contaminatie van de medicatie (Gargiulo, 2012; Austin, 2013) en zou kunnen hebben geleid tot zorggerelateerde infecties (Kane, 2011; Manchikanti, 2012; Dolan, 2016; Suvikas-Peltonen, 2017). Er is echter op basis van deze literatuur niet te beoordelen in welke mate de afzonderlijke infectiepreventiemaatregelen effectief zijn. Daarnaast betreft het vooral kleine onderzoeken zonder goede controlegroep of casusbeschrijvingen van infectie-uitbraken.

De V&VN Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland )-handreiking 2022 en NVZA Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ) GMP-Z Z3 (2022) adviseren om niet-steriele handschoenen te dragen bij het voor toediening gereedmaken van parenterale medicatie op de verpleegafdeling. Uit één studie bleek dat de microbiologische belasting op handen direct na desinfectie vergelijkbaar is met die van niet-steriele handschoenen direct na aantrekken (Paul, 2021). Het voor toediening gereedmaken duurt echter vaak langere tijd (meer spuiten achter elkaar maken, complexe bereidingen). Onbekend is of er dan verschillen zijn in contaminatieniveau op de handen ten opzichte van de handschoenen. Wel is bekend dat na het invoeren van een set maatregelen, waaronder het dragen van niet steriele handschoenen en het desinfecteren van de hals van de flacon, er minder kans op contaminatie is (Austin 2012; Roelofsen 2007).

In de eerdergenoemde studies behoorde het gebruik van niet-steriele handschoenen en het desinfecteren van de hals van de flacon tot de set van maatregelen om contaminatie te voorkomen. Maar de effectiviteit van deze infectiepreventiemaatregelen zijn als individuele maatregel nooit goed onderzocht op verpleegafdelingen. De werkgroep heeft besloten aan te sluiten bij de huidige praktijk en bestaande richtlijnen, maar acht meer onderzoek noodzakelijk om deze aanbeveling beter te kunnen onderbouwen of te deïmplementeren.

Algemene infectiepreventiemaatregelen

  • Werk, afhankelijk van de lokale afspraken, volgens het handboek parenteralia van de zorginstelling, de bijsluiter van het geneesmiddel of eventuele andere werkinstructies van de zorginstelling.
  • Tijdens het voor toediening gereedmaken van parenterale geneesmiddelen is het van belang om in een rustige omgeving te werken op een schoon en gedesinfecteerd werkblad (zie SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten) (-handreiking 2022, NVZA GMP-Z Z3-richtlijn 2022, CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention) 2018, WHO 2010, NHS 2019).
  • Draag bij het voor toediening gereedmaken van parenterale medicatie schone dienstkleding en pas handhygiëne toe conform de SRI-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
  • Draag niet-steriele handschoenen bij het voor toediening gereedmaken van parenterale medicatie.
  • Gebruik bij elke patiënt altijd een steriele spuit en naald voor eenmalig gebruik. Controleer de verpakking op beschadigingen, vocht, scheuren, gescheurde hoeken en vervaldatum (Anderson, 2018).
  • Houd de punt van de spuit steriel door deze af te sluiten met een steriele dop of naald (Anderson, 2018). Laat de naald niet in aanraking komen met niet-steriele oppervlakken zoals de buitenranden van de flacon, het oppervlak van de naalddop of het werkblad. Houd de naald altijd bedekt met een dop wanneer deze niet wordt gebruikt. Plaats nooit een dop terug op de naald in verband met risico op prikaccidenten.
  • Desinfecteer het septum van de flacon of het aanprikpunt van de infuuszak vlak voor het perforeren met een steriele naald of spike. Desinfecteer de hals van de ampul vlak voor het openbreken. Desinfecteer met 70% alcohol en laat minimaal 30 seconden aan de lucht drogen (V & VN-handreiking 2022, NHS 2019).
  • Gebruik, indien mogelijk, uitsluitend medicatie in single-use flacons (CDC 2018). Zie Module 2b Meermalig gebruik van parenterale medicatie voor het meermalig gebruik van medicatie in single-use flacons.
  • Zie Module 2c Bewaarcondities van parenterale medicatie voor verdere aanbevelingen ten aanzien van het bewaren van medicatie.

Toedienen van parenterale geneesmiddelen

  • Pas handhygiëne toe en trek niet-steriele handschoenen voor eenmalig gebruik aan conform de SRI-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker en SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Desinfecteer de huid van de patiënt conform de indicaties beschreven in de SRI-richtlijn Desinfectie huid en slijmvliezen plus puncties.
  • Gebruik bij alle toedieningen altijd nieuwe steriele wegwerpnaalden. Neem een nieuwe steriele wegwerpnaald voor een volgende poging na een mislukte intraveneuze injectie met volledig terugtrekken van de naald uit de patiënt.
  • Infuuszakken waaraan in de klinische setting een geneesmiddel is toegevoegd mogen maximaal 24 uur aanhangen, tenzij de chemische of microbiologische houdbaarheid korter is. Bloed en bloedderivaten mogen maximaal zes uur aanhangen. Indien een medicament langer dan 24 uur moet inlopen, dan dient het geneesmiddel onder maximale productbescherming voor toediening gereed gemaakt te worden in de apotheek (NVZA GMP-Z Z3-richtlijn 2022).
  • Gooi afgekoppelde infuuszak van het patiëntgebonden infuussysteem direct weg in de daarvoor bestemde container conform de lokale afspraken. Dit betekent dat een afgekoppelde infuuszak niet meer mag worden aangesloten na afkoppeling.

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Voor patiënten is het belangrijk dat zorgverleners op de hoogte zijn van de adviezen in deze richtlijn met betrekking tot bewaring en voor toediening gereedmaken van parenterale geneesmiddelen. Door de richtlijn op te volgen wordt het risico op een gecontamineerd geneesmiddel verkleind en daarmee de kans op infecties geminimaliseerd.

Kosten (middelenbeslag)

Het is belangrijk om de beschreven infectiepreventiemaatregelen te handhaven, omdat het gebruik van gecontamineerde geneesmiddelen kan leiden tot schade bij de patiënt, zoals infecties en (verlengde) ziekenhuisopname, hetgeen hoge kosten met zich meebrengt.

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De werkgroep verwacht geen problemen voor de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie omdat de beschreven infectiepreventiemaatregelen niet afwijken van de huidige situatie.

Duurzaamheid en hergebruik

Het is belangrijk om de beschreven infectiepreventiemaatregelen te handhaven, omdat het niet juist toepassen ertoe kan leiden dat medicatie gecontamineerd raakt en daardoor weggegooid moet worden. Neem bij twijfel altijd contact op met de apotheker.

Rationale van de aanbeveling

Aanbeveling 1

Voorkom dat het geneesmiddel gecontamineerd raakt tijdens het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel.

Aanbeveling 2

Voorkom dat het geneesmiddel gecontamineerd raakt tijdens het toedienen van het geneesmiddel.


Onderbouwing

Autorisatiedatum: 11 november 2024

Eerstvolgende beoordeling actualiteit: november 2027

Initiatief:

  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie ))

Geautoriseerd door:

  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ))
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ))
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV Nederlandse Orthopaedische Vereniging (Nederlandse Orthopaedische Vereniging ))
  • Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ))
  • Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (SKILZ Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg ))
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ))
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen ))
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie ))
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ))
  • Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (NIV/NVII Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen ))
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ))
  • Patiëntenfederatie Nederland (PFNL Patiëntfederatie Nederland (Patiëntfederatie Nederland ))

Regiehouder:

  • SRI

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Parenterale geneesmiddelen zijn alle geneesmiddelen die worden geïnjecteerd (waaronder intramusculair, subcutaan en intraveneus). Toediening van parenterale geneesmiddelen geeft een verhoogd risico op infectie bij de patiënt, omdat enkele biologische barrières tegen micro-organismen worden doorbroken. Het voor toediening gereedmaken van parenterale geneesmiddelen vindt in zorginstellingen voornamelijk buiten de apotheek plaats.

Deze module beschrijft welke infectiepreventiemaatregelen genomen dienen te worden voor het veilig voor toediening gereedmaken en het toedienen van de parenterale medicatie. De aanbevelingen in deze richtlijn hebben betrekking op het voor toediening gereedmaken van parenterale geneesmiddelen in een niet-gecontroleerde omgeving buiten de apotheek.

Voor infectiepreventiemaatregelen rondom intraveneuze en intra-arteriële katheters wordt verwezen naar de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Arteriële & intraveneuze katheters (in ontwikkeling).

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What is the effect of infection prevention measures in the preparation and administration of parental medication on healthcare related infection and contamination of the medication with micro-organisms?

P: Patients receiving parental medication.
I: Not applying any of the measures described at C.
C: Wearing gloves when preparing medication, wearing gloves when administering medication to the patient, hand disinfection, disinfecting the medication vial/puncture point, disinfecting the work area where medication is prepared.
O: Healthcare related infection, contamination of the medication with micro-organisms.

In addition, The WIP-guideline Hygiënemaatregelen bij toediening van medicatie en vloeistoffen via injectie was examined in order to answer the clinical question.

Relevant outcome measures

The guideline development group considered healthcare related infection as a critical outcome measure for decision making; and contamination of the medication with micro-organisms as an important outcome measure for decision making.

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

The working group defined a 25% difference for dichotomous outcomes (RR <0.8 or >1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.

Search and select (methods)

The databases Medline (via OVID), Embase (via embase.com) and Cinahl were searched with relevant search terms until 30 November 2022. The detailed search strategy is available upon reasonable request via info@SRI-richtlijnen.nl. The systematic literature search resulted in 536 hits. Studies were selected if the study described the preparation or administration of parental medication and infection control measures as named under C. Eighty-eight studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 87 studies were excluded and one was included (Cortopassi, 1977).

Results

Despite not adhering to our PICO due to its experimental nature and the absence of patients, one study was included in the analysis of the literature (Cortopassi, 1977).

Description of studies

Cortopassi (1977) performed an experimental study to investigate the effectiveness of scrubbing the additive port of IV-bags with isopropyl alcohol (70%) and polymerized iodine solution (1%) in preventing or reducing bacterial contamination in the preparation of intravenous medication. The study consists of two parts. In part I, the additive ports of IV-bags (50 mL) containing 5% dextrose in water were inoculated with 0.01 mL of S. aureus containing 107-108 organisms. In part II, the additive ports of IV-bags (50 mL) containing 5% dextrose in water were inoculated with 0.1 mL of S. aureus containing 102-103 organisms. Four experimental groups were set up: isopropyl alcohol (70%) (n=40), polymerized iodine solution (1%) (n=40), water (n=40), and a control (n=40). Inoculated bags were then scrubbed with either isopropyl alcohol (70%), polymerized iodine solution (1%), or water. Then, a sterile 5 mL disposable syringe was used to inject sterile water into the IV-bag via the additive site with was inoculated. The IV-solution was then filtered to trap S. aureus, after which the filter was cultured. For our analysis, isopropyl alcohol (70%) versus to control (no scrubbing) is the comparison of interest.

Results

Cortopassi (1977) reported that in part I of the study (0.01 mL of S. aureus containing 107-108 organisms), isopropyl alcohol (2.5% contaminated, 1.00x100 CFU/mL) performed significantly (p=0.05) better than the control group (100% contaminated, 3.78x104 CFU/mL). In part II of the study (0.1 mL of S. aureus containing 102-103 organisms), isopropyl alcohol (0% contaminated, 0 CFU/mL) again performed significantly (p=0.05) better than the control group (78% contaminated, 2.05x102 CFU/mL).

Level of evidence of the literature

Due to the experimental nature of the study, no GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation ) could be applied.

No GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )

No evidence was found regarding the effect of infection prevention measures when preparing and administrating parenteral medication on healthcare related infection and contamination of the medication.

Source: -

Anderson R, Doyle GR, McCutcheon JA. Clinical Procedures for Safer Patient Care Clinical Procedures for Safer Patient Care.2018

Austin P, Elia M. Improved aseptic technique can reduce variable contamination rates of ward-prepared parenteral doses. J Hosp Infect. 2013 Feb;83(2):160-3. doi: 10.1016/j.jhin.2012.10.009. Epub 2013 Jan 10. PMID: 23313030.

CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention) (2018). Basic Expectations for Safe Care Training Module 6 – Safe Injection Practices.

Cortopassi RF, Kikugawa CA. Evaluation of antiseptics in the preparation of intravenous admixtures. Am J Hosp Pharm. 1977 Nov;34(11):1193-6. PMID: 930935.

Dolan SA, Arias KM, Felizardo G, Barnes S, Kraska S, Patrick M, Bumsted A. APIC position paper: Safe injection, infusion, and medication vial practices in health care. Am J Infect Control. 2016 Jul 1;44(7):750-7. doi: 10.1016/j.ajic.2016.02.033. Epub 2016 May 13. PMID: 27184207.

Gargiulo DA, Sheridan J, Webster CS, Swift S, Torrie J, Weller J, Henderson K, Hannam J, Merry AF. Anaesthetic drug administration as a potential contributor to healthcare-associated infections: a prospective simulation-based evaluation of aseptic techniques in the administration of anaesthetic drugs. BMJ Qual Saf. 2012 Oct;21(10):826-34. doi: 10.1136/bmjqs-2012-000814. Epub 2012 Jun 16. PMID: 22706928.

Gorski LA. Central venous access device associated infections: recommendations for best practice in home infusion therapy. Home Healthc Nurse. 2010 Apr;28(4):221-9. doi: 10.1097/NHH.0b013e3181d6c3ad. PMID: 20520262.

Kane E, Bretz G. Reduction in coagulase-negative staphylococcus infection rates in the NICU using evidence-based research. Neonatal Netw. 2011 May-Jun;30(3):165-74. doi: 10.1891/0730-0832.30.3.165. PMID: 21576051.

Manchikanti L, Falco FJ, Benyamin RM, Caraway DL, Helm Ii S, Wargo BW, Hansen H, Parr AT, Singh V, Hirsch JA. Assessment of infection control practices for interventional techniques: a best evidence synthesis of safe injection practices and use of single-dose medication vials. Pain Physician. 2012 Sep-Oct;15(5):E573-614. PMID: 22996856.

Nederlandse vereniging van ziekenhuisapothekers (NVZA Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers )). GMP-ziekenhuisfarmacie, hoofdstuk Z3 Aseptische handelingen 2022

NHS (2019). Policy for the Safe Management and Administration of Intravenous Medicines.

Paul G, Bobic R, Dawud J, Ertelt K, Fluhr M, Harms G, Jovanovic J, Klink T, Loh U, Pollitt A, Schäfer E, Schöneck B, Synowzik I, Sethi S, Trautmann M. Bacterial contamination of nonsterile gloves versus hands after hand hygiene. Am J Infect Control. 2021 Nov;49(11):1392-1394. doi: 10.1016/j.ajic.2021.04.002. Epub 2021 Apr 18. PMID: 33882280.

Roelofsen EE, Schuitenmaker MG, Swart EL, Boom FA. Veiligheid op recept: een protocol voor veilig voor toediening gereedmaken en toedienen van parenteralia door verpleegkundigen. Pharm Weekbl 2007:142; wp 78-83.

Suvikas-Peltonen E, Hakoinen S, Celikkayalar E, Laaksonen R, Airaksinen M. Incorrect aseptic techniques in medicine preparation and recommendations for safer practices: a systematic review. Eur J Hosp Pharm. 2017 May;24(3):175-181. doi: 10.1136/ejhpharm-2016-001015. Epub 2016 Oct 12. PMID: 31156932; PMCID: PMC6451622.

V&VN Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ), Handreiking Voor Toediening Gereed Maken (VTGM) van geneesmiddelen, 2022

WHO best practices for injections and related procedures toolkit. 2010.

Bekijk de Evidence-tabel:
Evidence-tabel

Reference

Reason for exclusion

Suvikas-Peltonen, E. and Hakoinen, S. and Celikkayalar, E. and Laaksonen, R. and Airaksinen, M. Incorrect aseptic techniques in medicine preparation and recommendations for safer practices: A systematic review. European Journal of Hospital Pharmacy. 2017; 24 (3) :175-181.

Wrong study design in the included studies (no comparative studies) or wrong comparison

Manchikanti, L. and Falco, F. J. E. and Benyamin, R. M. and Caraway, D. L. and Helm Ii, S. and Wargo, B. W. and Hansen, H. and Parr, A. T. and Singh, V. and Hirsch, J. A. Assessment of infection control practices for interventional techniques: A best evidence synthesis of safe injection practices and use of single-dose medication vials. Pain Physician. 2012; 15 (5) :E573-E614.

Wrong study design (no comparison, only observational)

 

Loftus, R. W. and Patel, H. M. and Huysman, B. C. and Kispert, D. P. and Koff, M. D. and Gallagher, J. D. and Jensen, J. T. and Rowlands, J. and Reddy, S. and Dodds, T. M. and Yeager, M. P. and Ruoff, K. L. and Surgenor, S. D. and Brown, J. R. Prevention of intravenous bacterial injection from health care provider hands: The importance of catheter design and handling. Anesthesia and Analgesia. 2012; 115 (5) :1109-1119.

Wrong focus (catheters)

Bawden, J. C. and Jacobson, J. A. and Jackson, J. C. and Anderson, R. K. and Burke, J. P. Sterility and use patterns of multiple-dose vials. American journal of hospital pharmacy. 1982; 39 (2) :294-297.

Wrong comparison (multiple dose vials)

Gargiulo, D. A. and Sheridan, J. and Webster, C. S. and Swift, S. and Torrie, J. and Weller, J. and Henderson, K. and Hannam, J. and Merry, A. F. Anaesthetic drug administration as a potential contributor to healthcare-associated infections: A prospective simulation-based evaluation of aseptic techniques in the administration of anaesthetic drugs. BMJ Quality and Safety. 2012; 21 (10) :826-834.

Wrong study design (simulation study)

Trautmann, M. and Zauser, B. and Wiedeck, H. and Buttenschon, K. and Marre, R. Bacterial colonization and endotoxin contamination of intravenous infusion fluids. The Journal of hospital infection. 1997; 37 (3) :225-36.

Wrong comparison (time to change infusion system)

Casey, Anna L. and Karpanen, Tarja J. and Nightingale, Peter and Elliott, Tom S. J. The risk of microbial contamination associated with six different needle-free connectors. British Journal of Nursing. 2018; 27 (2) :S18-S26.

Wrong study design (simulation study)

Harrold, Karen Guide to the safe use of needlefree connectors. British Journal of Nursing. 2019; 28 :1-6.

Wrong study design (survey)

Kane, Ellen and Bretz, Gwen Reduction in coagulase-negative staphylococcus infection rates in the nicu using evidence-based research. Neonatal Network. 2011; 30 (3) :165-174.

Wrong publication type (review)

Ruschman, K. L. and Fulton, J. S. Effectiveness of disinfectant techniques on intravenous tubing latex injection ports. Journal of Intravenous Nursing. 1993; 16 (5) :304-308.

Wrong intervention (disinfecting skin)

Sundermann, Alexander J. and Babiker, Ahmed and Marsh, Jane W. and Shutt, Kathleen A. and Mustapha, Mustapha M. and Pasculle, Anthony W. and Ezeonwuka, Chinelo and Saul, Melissa I. and Pacey, Marissa P. and Tyne, Daria Van and Ayres, Ashley M. and Cooper, Vaughn S. and Snyder, Graham M. and Harrison, Lee H. Outbreak of Vancomycin-resistant Enterococcus faecium in Interventional Radiology: Detection Through Whole-genome Sequencing-based Surveillance. Clinical Infectious Diseases. 2020; 70 (11) :2336-2343.

Wrong outcome (outbreak)

De Smet, B. and Veng, C. and Kruy, L. and Kham, C. and van Griensven, J. and Peeters, C. and Ieng, S. and Phe, T. and Vlieghe, E. and Vandamme, P. and Jacobs, J. Outbreak of Burkholderia cepacia bloodstream infections traced to the use of Ringer lactate solution as multiple-dose vial for catheter flushing, Phnom Penh, Cambodia. Clinical Microbiology and Infection. 2013; 19 (9) :832-837.

Wrong outcome (outbreak due to contaminated flushing liquid)

Lieffers, M. A. M. and Mokkink, H. G. A. Disinfection of the skin prior to injections does not influence the incidence of infections; a literature study. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 2002; 146 (16) :765-767.

Wrong intervention (disinfecting skin)

Zingg, W. and Imhof, A. and Maggiorini, M. and Stocker, R. and Keller, E. and Ruef, C. Impact of a prevention strategy targeting hand hygiene and catheter care on the incidence of catheter-related bloodstream infections. Critical Care Medicine. 2009; 37 (7) :2167-2173.

P does not meet PICO
I does not meet PICO
C does not meet PICO

P = patient with CVC
I = educational IP program
C = no educational IP program

Charalambous, C. P. and Tryfonidis, M. and Sadiq, S. and Hirst, P. and Paul, A. Septic arthritis following intra-articular steroid injection of the knee--a survey of current practice regarding antiseptic technique used during intra-articular steroid injection of the knee. Clinical rheumatology. 2003; 22 (6) :386-90.

Design does not meet selection criteria

Non-comparative study

Matsumoto, S. and Suenaga, H. and Naito, K. and Sawazaki, M. and Hiramatsu, T. and Agata, N. Management of suspected nosocomial infection: An audit of 19 hospitalized patients with septicemia caused by Bacillus species. Japanese Journal of Infectious Diseases. 2000; 53 (5) :196-202.

Design does not meet selection criteria

Non-comparative study

Siboni, K. and Olsen, H. and Ravn, E. Pseudomonas cepacia in 16 non-fatal cases of postoperative bacteremia derived from intrinsic contamination of the anaesthetic fentanyl. Clinical and epidemiological observations in Denmark and Holland. Scandinavian Journal of Infectious Diseases. 1979; 11 (1) :39-45.

Design does not meet selection criteria

Non-comparative study

Koivisto, V. A. and Felig, P. Is skin preparation necessary before insulin injections? Lancet. 1978; 1 (8073) :1072-1073.

I does not meet PICO

I = skin desinfection

Frank, M. J. and Schaffner, W. Contaminated aqueous benzalkonium chloride: an unnecessary hospital infection hazard. Journal of the American Medical Association. 1976; 236 (21) :2418-2419.

Design does not meet selection criteria

Non-comparative study

Bekijk de Risk-of-bias-tabel:

Risk-of-bias-tabel


Bijlagen

Definitie

Begrip

Algemene voorzorgsmaatregelen

Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen: Handhygiëne & persoonlijke hygiëne, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten, Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen en Accidenteel bloedcontact.

Basisinfuuszak

Een basisinfuuszak is een infuuszak die een standaard vloeistofoplossing bevat, onder andere voor vocht- en elektrolytenbalans.

Beschermende kleding

Kleding die als extra bescherming wordt gedragen over de werk- of de eigen kleding heen. Het dragen van beschermende kleding verkleint de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de werk- of eigen kleding van de medewerker. Er bestaan verschillende typen beschermende kleding: een jasschort met korte mouw, een jasschort met lange mouw met manchet, een halterschort en een overall.

Desinfectie

Het doden of inactiveren van micro-organismen, waarbij het aantal pathogene micro-organismen wordt teruggebracht tot onder de infectieuze dosis.

Multidose flacon

Een multidose flacon is een flacon bedoeld voor parenterale toediening dat meer dan één dosis medicatie bevat. Multidose flacons zijn als zodanig gelabeld door de fabrikant en bevatten doorgaans een conserveermiddel om de groei van bacteriën te voorkomen.

Multiple-use flacon

Meermalig gebruik van een flacon.

NEN

Afkorting voor Nederlandse Norm. Een NEN-norm wordt vastgesteld door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). NEN beheert de in Nederland aanvaarde internationale (ISO, IEC), Europese (EN) en nationale normen (NEN).

Persoonlijk beschermingsmiddel

Een uitrustingsstuk of -middel dat primair bedoeld is om een door een medewerker te worden gedragen als bescherming tegen één of meer gevaren die een bedreiging kunnen vormen voor zijn gezondheid en zijn veiligheid binnen deze richtlijn door de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de medewerker te verkleinen. Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen daarnaast door een medewerker worden gedragen als infectiepreventiemaatregel. Er zijn verschillende typen persoonlijke beschermingsmiddelen: handschoenen, beschermende kleding, chirurgisch mondneusmasker, ademhalingsbeschermingsmasker, oogbescherming (spatbril), beschermende hoofdbedekking en overschoenen en laarzen.

Preparaat

Dit omvat de vorm waarin een geneesmiddel beschikbaar is zoals onder andere een ampul, infuuszak, tablet, poeder of zalf.

Reiniging

Het verwijderen van vuil en ander ongewenst materiaal. Hoewel het doel van reinigen niet primair is gericht op de verwijdering van micro-organismen zullen, met het verwijderen van het vuil, ook micro-organismen worden verwijderd.

Singledose flacon

Een flacon met één dosis.

Single-use flacon

Single-use flacons zijn ontworpen voor parenterale toediening voor eenmalig gebruik bij één patiënt.

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg m.b.t. toediening van medicatie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NOG Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap ), NOV Nederlandse Orthopaedische Vereniging (Nederlandse Orthopaedische Vereniging ), Verenso Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde ), NIV, VHIG Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ), NVA Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ), NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ), NVvA Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ), NVR, VCCN, VRA Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen ), KNMP Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie ), NVZA Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ), NVDV Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie&nbsp; (Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie&nbsp; ) via de knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt.
  • De literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID Minimal Clinically Important Difference (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering Hoog) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

 

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

 

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL Patiëntfederatie Nederland (Patiëntfederatie Nederland )) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Wkkgz Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Lokale toediening van medicatie

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Parenterale toediening van medicatie

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Meermalig gebruik van parenterale medicatie

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Bewaarcondities van parenterale medicatie

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Intrathecale medicatie

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.

Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Voor toediening gereedmaken (VTGM) buiten de apotheek en toediening medicatie te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.

Er zijn diverse reeds bestaande richtlijnen op het gebied van het toedienen van medicatie en het voor toediening gereedmaken (VTGM). Hiervoor zijn in de richtlijn verwijzingen opgenomen. Voor het maken van een lokale vertaling van de richtlijn voor de werkgroep is het belangrijk om hier bewust van te zijn.

Werkwijze

De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:

  • Wat een realistische termijn voor implementatie is.
  • De verwachtte effect van implementatie op de zorgkosten.
  • Randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren.
  • Mogelijk barrières voor implementatie.
  • Te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie.
  • Verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.

Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.

Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.

Tabel 1. Implementatieplan

Module

Tijdspad voor implementatie

Verwacht effect op de kosten

Mogelijke barrières voor implementatie1

Te ondernemen acties voor implementatie2

Verantwoordelijke voor acties3

Lokale toediening van medicatie

<1 jaar

Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Geen specifieke acties

n.v.t.

Parenterale medicatie

<1 jaar

Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Geen specifieke acties

n.v.t.

Meermalig gebruik van parenterale medicatie

<1 jaar

Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Verspreiden richtlijn. Aandacht voor training en juist gebruik blijft altijd belangrijk

Professionals

Bewaren van parenterale medicatie

<1 jaar

Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers

Professionals

Intrathecale medicatie

<1 jaar

Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers

Professionals

1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.
2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.
3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de participerende wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.

Termijn voor implementatie

Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien begin 2024) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (medio 2025) realistisch en haalbaar.

Te ondernemen acties per partij

Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.

Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
  • Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
  • Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
  • Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
  • Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
  • Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
  • Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
  • Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )):
  • Toevoegen van de richtlijn aan de SRI website.
  • Toevoegen van richtlijn aan richtlijnendatabase.
  • Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
  • De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.

Indicatoren

Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Voor toediening gereedmaken (VTGM) buiten de apotheek en toediening medicatie is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

Module 1 Lokale toediening van medicatie

Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.

Module 2a Parenterale medicatie

  • Wat is het effect van infectiepreventiemaatregelen (oa desinfectie van het werkblad) bij het voor toediening gereedmaken en toedienen van parenterale medicatie op zorggerelateerde infecties en besmetting van het product?
  • Wat is de plaats van het desinfecteren van de hals van een ampul bij het optrekken van medicatie?

Module 2b Meermalig gebruik parenterale medicatie

  • Wat is het effect van het meermalig gebruik van parenterale medicatie die bedoeld is voor eenmalig gebruik op de prevalentie van zorggerelateerde infecties en besmetting van het product?

Module 2c Bewaarcondities parenterale medicatie

Geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.

Module 3 Intrathecale medicatie

Er is onvoldoende (kwalitatief goede) literatuur ten aanzien van:

  • De incidentie van zorggerelateerde infecties na intrathecale toediening van medicatie.
  • De incidentie van contaminatie van intrathecaal toe te dienen medicatie.
  • De toegevoegde waarde van de individuele interventies.
  • De toegevoegde waarde van de bundel aan interventies.

Bekijk het verslag van de schriftelijke knelpuntenanalyse:

Rapportage knelpunteninventarisatie