Module 2c Bewaarcondities van parenterale medicatie
Uitgangsvraag
Onder welke omstandigheden dienen aangebroken flacons, infuuszakken en voor toediening gereedgemaakte medicatie bewaard te worden?
Aanbevelingen
Voorkom dat aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten gecontamineerd raken tijdens en na het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel.
- Pas altijd de algemene infectiepreventiemaatregelen toe bij het voor toediening gereedmaken van medicatie voor injectie. Zie module 2a Parenterale medicatie voor meer informatie.
- Verwijder de optreknaald na het voor toediening gereedmaken van spuiten.
- Sluit gereedgemaakte spuiten af met een steriele dop als deze niet direct gebruikt worden.
- Als de tip van de spuit potentieel gecontamineerd is geraakt door bv handen of omgeving, gebruik de spuit dan niet meer.
- Bewaar de aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten niet langer dan acht uur, mits dat past binnen de productspecificatie met betrekking tot chemische stabiliteit en microbiologische houdbaarheid.
Overwegingen
Onderbouwing
Voor deze module is systematisch gezocht in de literatuur. Helaas is er geen literatuur gevonden waarin de bewaarcondities van voor toediening gereedgemaakte geneesmiddelen systematisch zijn onderzocht die voldoen aan de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-systematiek. Wel zijn er diverse studies die de microbiologische houdbaarheid van een of enkele individuele middelen onderzocht hebben.
In de Nederlandse en internationale richtlijnen worden de volgende infectiepreventiemaatregelen voor het bewaren van aangebroken flacons of infuuszakken genoemd:
- Verwijder de optreknaald na het voor toediening gereedmaken van spuiten (Dolan, 2016).
- Bewaar de aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten niet langer dan acht uur, mits dat past binnen de productspecificatie met betrekking tot chemische stabiliteit en microbiologische houdbaarheid (NVZA (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ), GMP-Z Z3 richtlijn, 2022). De uiterste houdbaarheid van het geneesmiddel dient vermeld te worden op het toedienetiket. Zie referentie voor meer informatie over het aanmaken van een toedienetiket (V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ) handreiking 2022).
Er zijn diverse studies die laten zien dat bepaalde middelen wellicht langer bewaard kunnen worden na aanprikken en/of uitvullen (bijvoorbeeld bevacuzimab (Ornek, 2018; Das 2014), diverse fillers (Alharbi, 2018), insuline (Bawden, 1982; Weinbacher, 1990). De studie van Bawden et al. (1982) laat zien dat zelfs bij opzettelijk besmetten van medicatie met micro-organismen in een onderzoeksopzet in de meeste gevallen niet leidt tot besmetting van de medicatie. Het betrof wel alleen medicatie met conserveermiddelen en de gebruikte micro-organismen waren gevoelig voor deze conserveermiddelen. De NVZA-richtlijn geeft aan dat een langere houdbaarheid toekennen aan voor toediening gereedgemaakte medicatie mogelijk is, mits deze onder verhoogde of maximale productbescherming zijn gemaakt én met eigen onderzoek onderbouwd wordt (NVZA, GMP-Z Z3 richtlijn, 2022). In zijn algemeenheid wordt geadviseerd om single-use flacons, infuuszakken waaraan in de klinische setting een geneesmiddel is toegevoegd of de voor toediening gereedgemaakte spuiten direct na aanbreken te gebruiken en niet langer dan acht uur te bewaren. De maximale termijn van start tot einde toediening is vervolgens 24 uur.
De reden om een maximale houdbaarheid van acht uur aan te houden is hoogstwaarschijnlijk gebaseerd op pragmatische redenen: één werkdag/dienst. Aan de andere kant zijn er ook studies die laten zien dat in sommige gevallen de houdbaarheid van een middel minder dan acht uur is, zoals in het geval van propofol (Rueangchira-Urai 2017; McNeill, 1999). Ingekochte geregistreerde (basis) infuuszakken of spuiten en parenterale geneesmiddelen die in de apotheek onder maximale productbescherming of volgens GMP (Z) annex-1 zijn bereid, hebben een maximale microbiologische houdbaarheidstermijn van zeven dagen bij kamertemperatuur vanaf start tot einde toediening (NVZA, GMP-Z Z3 richtlijn, 2022). Deze termijn kan korter zijn in het geval van een kortere chemische of microbiologische houdbaarheid. Zie hiervoor het etiket.
Verder laat een simulatiestudie Stucki et al (2009) zien dat het contaminatierisico aanzienlijk hoger wordt als de tip van de spuit waarin medicatie is uitgevuld in contact komt met niet-steriele oppervlakken of handen. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat uitgevulde spuiten altijd afgesloten moeten worden met een steriel dopje. En als de tip in aanraking is geweest met handen of omgeving, dan zou deze niet meer gebruikt moeten worden. Om medewerkers te beschermen tegen prikaccidenten is het niet toegestaan om doppen terug te plaatsen op (optrek-)naalden (Richtlijn 2010/32/EU (Europese unie) van de Raad).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
Voor patiënten is het belangrijk dat zorgverleners op de hoogte zijn van de adviezen in deze richtlijn voor bewaring en voor toediening gereedmaken van geneesmiddelen. Door de richtlijn op te volgen wordt het risico op een gecontamineerd geneesmiddel verkleind en daarmee de kans op infecties geminimaliseerd.
Kosten (middelenbeslag)
Het is belangrijk om de beschreven infectiepreventiemaatregelen te handhaven, omdat het gebruik van gecontamineerde geneesmiddelen kan leiden tot schade bij de patiënt, zoals infecties en (verlengde) ziekenhuisopname, wat hoge kosten met zich meebrengt.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De werkgroep verwacht geen problemen voor de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie omdat de beschreven infectiepreventiemaatregelen niet afwijken van de huidige situatie.
Duurzaamheid en hergebruik
Het is belangrijk om de beschreven infectiepreventiemaatregelen te handhaven, omdat het niet juist toepassen ertoe kan leiden dat medicatie gecontamineerd raakt en daardoor weggegooid moet worden. Neem altijd contact op met de apotheker bij twijfel.
Rationale van de aanbeveling
Voorkom dat aangebroken flacons, infuuszakken of de voor toediening gereedgemaakte spuiten gecontamineerd raken tijdens en na het voor toediening gereedmaken van het geneesmiddel.
Onderbouwing
Autorisatiedatum: 11 november 2024
Eerstvolgende beoordeling actualiteit: november 2027
Initiatief:
- Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie ))
Geautoriseerd door:
- Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ))
- Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ))
- Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV (Nederlandse Orthopaedische Vereniging ))
- Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ))
- Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (SKILZ (Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg ))
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ))
- Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen ))
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie ))
- Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ))
- Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (NIV/NVII (Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen ))
- Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ))
- Patiëntenfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland ))
Regiehouder:
- SRI
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
De algemene infectiepreventiemaatregelen voor het voor toediening gereedmaken van medicatie zijn beschreven in Module 2a Parenterale medicatie. Er wordt aanbevolen om uitsluitend eenmalig gebruik te maken van medicatie in single-use flacons. In Module 2b Meermalig gebruik van parenterale medicatie is beschreven dat in specifieke gevallen onder goed gecontroleerde omstandigheden, waarbij de basis infectiepreventiemaatregelen in acht worden genomen, op basis van een risicoanalyse lokaal beleid kan worden opgesteld voor het meermalig gebruik van single-use flacons voor meerdere patiënten.
Als het meermalig gebruik van een flacon voor meerdere patiënten geïndiceerd is, wordt geadviseerd om meerdere spuiten direct achter elkaar klaar te maken. In de praktijk worden multidose vials en infuuszakken niet altijd in een keer geleegd, maar bewaard voor een volgende toediening. Ook wordt medicatie niet altijd direct na het voor toediening gereedmaken gebruikt.
In deze module wordt in de literatuur gezocht naar aanvullende voorzorgmaatregelen die genomen moeten worden tijdens het bewaren van aangebroken single-use flacons, infuuszakken of voor toediening gereedgemaakte spuiten om besmetting van het product te voorkomen. Aangebroken ampullen kunnen niet afgesloten worden en kunnen dus niet bewaard worden. Deze vallen derhalve buiten deze module.
De aanbevelingen in deze richtlijn hebben betrekking op bewaarcondities van aangebroken flacons, infuuszakken en voor toediening gereedgemaakte medicatie in een niet gecontroleerde omgeving buiten de apotheek.
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What is the effect of storage conditions of prepared parenteral medication on healthcare related infections and contamination of the product?
P: Prepared parenteral medication
I: Storing with needle: with (different types of) caps, open system
C: Storing with needle: without (different types of) caps, closed system
O: Healthcare related infections, contamination of the product
Relevant outcome measures
The guideline development group considered healthcare related infections and contamination of the product as critical outcome measures for decision making.
A priori, the working group did not define the health care related infection and contamination but used the definitions used in the studies.
The working group defined a 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (methods)
The databases Medline (via OVID), Embase (via embase.com) and CINAHL were searched with relevant search terms until 5-12-2022. The detailed search strategy is available upon reasonable request via info@sri-richtlijnen.nl. The systematic literature search resulted in 493 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic review, trial or observational study, adhering to our PICO. 28 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all studies were excluded.
Results
No studies met the inclusion criteria and were excluded in the analysis of the literature.
Description of studies
Not applicable.
Results
Not applicable.
Level of evidence of the literature
Not applicable.
No GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation ) |
Because of the absence of events, no conclusions could be drawn about the effect of storage conditions on the prevalence of healthcare related infections or contamination. Source: - |
---|
Alharbi M. Review of sterility of reused stored dermal filler. J Cosmet Dermatol. 2019 Oct;18(5):1202-1205. doi: 10.1111/jocd.12932. Epub 2019 Apr 9. PMID: 30964239.
Bawden JC, Jacobson JA, Jackson JC, Anderson RK, Burke JP. Sterility and use patterns of multiple-dose vials. Am J Hosp Pharm. 1982 Feb;39(2):294-7. PMID: 6800255.
Das T, Volety S, Ahsan SM, Thakur AK, Sharma S, Padhi TR, Basu S, Rao ChM. Safety, sterility and stability of direct-from-vial multiple dosing intravitreal injection of bevacizumab. Clin Exp Ophthalmol. 2015 Jul;43(5):466-73. doi: 10.1111/ceo.12489. Epub 2015 Apr 14. PMID: 25545882.
Dolan SA, Arias KM, Felizardo G, Barnes S, Kraska S, Patrick M, Bumsted A. APIC position paper: Safe injection, infusion, and medication vial practices in health care. Am J Infect Control. 2016 Jul 1;44(7):750-7. doi: 10.1016/j.ajic.2016.02.033. Epub 2016 May 13. PMID: 27184207.
McNeil MM, Lasker BA, Lott TJ, Jarvis WR. Postsurgical Candida albicans infections associated with an extrinsically contaminated intravenous anesthetic agent. J Clin Microbiol. 1999 May;37(5):1398-403. doi: 10.1128/JCM.37.5.1398-1403.1999. PMID: 10203494; PMCID: PMC84784.
Nederlandse vereniging van ziekenhuisapothekers (NVZA (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers )). GMP-ziekenhuisfarmacie, hoofdstuk Z3 Aseptische handelingen 2022.
Ornek K, Karahan ZC, Ergin A, Tekeli A, Tekeli O. Bevacizumab sterility in multiple doses from a single-use vial. Ann Pharmacother. 2008 Oct;42(10):1425-8. doi: 10.1345/aph.1L270. Epub 2008 Sep 2. PMID: 18765834.
Rueangchira-Urai R, Rujirojindakul P, Geater AF, McNeil E. Bacterial Contamination of Anaesthetic and Vasopressor Drugs in the Operating Theatres: Ameliyathanelerde Anestetik ve Vazopressör İlaçların Bakteriyel Kontaminasyonu. Turk J Anaesthesiol Reanim. 2017 Feb;45(1):47-52. doi: 10.5152/TJAR.2017.21703. Epub 2017 Feb 1. PMID: 28377840; PMCID: PMC5367725.
Stucki C, Sautter AM, Favet J, Bonnabry P. Microbial contamination of syringes during preparation: the direct influence of environmental cleanliness and risk manipulations on end-product quality. Am J Health Syst Pharm. 2009 Nov 15;66(22):2032-6. doi: 10.2146/ajhp070681. PMID: 19890087.
Weinbacher FM, Littlejohn CE, Conley PF. Growth of bacteria in prefilled syringes stored in home refrigerators. Appl Nurs Res. 1990 May;3(2):63-7. doi: 10.1016/s0897-1897(05)80160-0. PMID: 2192687.
V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ), Handreiking Voor Toediening Gereed Maken (VTGM) van geneesmiddelen, 2022.
Reference |
Reason for exclusion |
---|---|
Alam, M. and Yoo, S. S. and Wrone, D. A. and White, L. E. and Kim, J. Y. S. Sterility assessment of multiple use botulinum A exotoxin vials: A prospective simulation. Journal of the American Academy of Dermatology. 2006; 55 (2) :272-275 |
No comparison |
Alessandro Rigotti, Marcelo and Menis Ferreira, Adriano and de Andrade, Denise and Watanabe, Evandro DISINFECTION OF AMPULES FOR INTRAVENOUS ADMINISTRATION: AN INTEGRATIVE REVIEW. Journal of Nursing UFPE / Revista de Enfermagem UFPE. 2013; 7 (7) :4899-4909 |
Wrong publication type (integrative review) |
Alharbi, M. Review of sterility of reused stored dermal filler. Journal of Cosmetic Dermatology. 2019; 18 (5) :1202-1205 |
No comparison |
André, P. and Cisternino, S. and Chiadmi, F. and Toledano, A. and Schlatter, J. and Fain, O. and Fontan, J. Stability of bortezomib 1-mg/ml solution in plastic syringe and glass vial. Annals of Pharmacotherapy. 2005; 39 (9) :1462-1466 |
Wrong outcome (chemical stability) |
Baker J, Dickman A, Mason S, Ellershaw J. The current evidence base for the feasibility of 48-hour continuous subcutaneous infusions (CSCIs): A systematically-structured review. PLoS One. 2018 Mar 14;13(3):e0194236. doi: 10.1371/journal.pone.0194236. PMID: 29538455; PMCID: PMC5851608. |
Wrong outcome (administration of drugs) |
Denholm, Bonnie and Spruce, Lisa Clinical Issues. AORN Journal. 2015; 101 (3) :379-386 |
Wrong publication type (no research article) |
Diggle, Jane HOW TO SUPPORT BEST PRACTICE INJECTION TECHNIQUE. Diabetes & Primary Care. 2019; 21 (4) :123-124 |
Wrong publication type (no research article) |
Driver Jr, R. P. and Snyder, I. S. and North, F. P. and Fife, T. J. Sterility of anesthetic and resuscitative drug syringes used in the obstetric operating room. Anesthesia and Analgesia. 1998; 86 (5) :994-997 |
No comparison |
Driver, R. P., Jr. and Brula, J. M. and Bezouska, C. A. The stability of atropine sulfate solutions stored in plastic syringes in the operating room. Anesthesia and analgesia. 1999; 89 (4) :1056-8 |
Wrong publication type (technical communication) |
Husna, Muftihatul and Munawiroh, Siti Z. and Ekawati, Ratna Puji and Hanifah, Suci Systematic review of the stability and compatibility of propofol injection. Anaesthesiology Intensive Therapy. 2021; 53 (1) :79-88 |
Wrong outcome (chemical stability) |
King, L. Continuing professional development: injection management. Subcutaneous insulin injection technique. Nursing Standard. 2003; 17 (34) :45-55 |
wrong publication type (no research article) |
Milla, Paola and Viterbo, Maria Luisa and Mosca, Sabino and Arpicco, Silvia Chemical and microbiological stability, anticoagulant efficacy and toxicity of 35 and 90 mM trisodium citrate solutions stored in plastic syringes. European journal of hospital pharmacy : science and practice. 2018; 25 :e83-e87 |
No comparison |
Moran, Katherine and Burson, Rosanne Insulin. Home Healthcare Nurse. 2014; 32 (6) :372-372 |
Wrong publication type (no research article) |
Örnek, K. and Karahan, Z. C. and Ergin, A. and Tekeli, A. and Tekeli, O. Bevacizumab sterility in multiple doses from a single-use vial. Annals of Pharmacotherapy. 2008; 42 (10) :1425-1428 |
Wrong outcome (single use vials multiple use) |
Parish HG, Morton JR, Brown JC. A systematic review of epinephrine stability and sterility with storage in a syringe. Allergy Asthma Clin Immunol. 2019 Feb 21;15:7. doi: 10.1186/s13223-019-0324-7. PMID: 30828350; PMCID: PMC6383228. |
Wrong outcome (chemical stability) |
Pearce, Lynne Diabetes: preparation of insulin syringes for home use. Primary Health Care. 2021; 31 (3) :9-9 |
Wrong intervention (preparation) |
Puertos, E. Extended stability of intravenous 0.9% sodium chloride solution after prolonged heating or cooling. Hospital Pharmacy. 2014; 49 (3) :269-272 |
Wrong outcome (chemical stability) |
Q & A... resheath needles... wash and store equipment dry. Nursing Times. 1990; 86 (13) :75-75 |
Wrong publication type (no research article) |
Reid, Anna Changing practice for safe insulin administration. Nursing Times. 2012; 108 (10) :22-26 |
Wrong study design (survey) |
Ripoll Gallardo, A. and Meneghetti, G. and Ragazzoni, L. and Kroumova, V. and Ferrante, D. and Ingrassia, P. L. and Ruzza, P. and Dell'Era, A. and Boniolo, E. and Koraqe, G. and Faggiano, F. and Della Corte, F. Multiple withdrawals from single-use vials: A study on sterility. International Journal of Pharmaceutics. 2015; 485 (1) :160-163 |
Wrong comparison (single use vials for multiple use) |
Shah, Harsh S. and Rubin, Rochelle F. and Lakhwani, Gargi R. and DiGregorio, Robert and Dave, Rutesh H. Stability of Insulin Detemir Injection in Different Primary Packaging Systems at Room Temperature. Journal of Pharmacy Practice. 2021; 32 (2) :253-258 |
Wrong outcome (chemical stability) |
Stone, J. P. and Fenner, L. B. and Christmas, T. R. The preparation and storage of anaesthetic drugs for obstetric emergencies: a survey of UK practice. International journal of obstetric anesthesia. 2009; 18 (3) :242-8 |
Wrong study design (survey) |
Syringe and needle storage units. Nursing Times. 1978; 74 :64-64 |
Article not found |
Takagi, J. and Khalidi, N. and Wolk, R. A. and Tjolsen, E. and de Leon, R. and Wesley, J. R. Sterility of total parenteral nutrient solutions stored at room temperature for seven days. American journal of hospital pharmacy. 1989; 46 (5) :973-977 |
No comparison |
Trissel, L. A. and Spadoni, V. T. Comment: filgrastim sterility in syringes. Annals of Pharmacotherapy. 1997; 31 :500-501 |
Wrong publication type (comment) |
Wagner, D. S. and Naughton, N. N. and Pierson, C. and Michel, T. Potency and sterility of anesthetic drugs in obstetric anesthesia. International Journal of Obstetric Anesthesia. 2002; 11 (4) :252-254 |
No comparison |
Weinbacher, F. M. and Littlejohn, C. E. and Conley, P. F. Growth of bacteria in prefilled syringes stored in home refrigerators. Applied Nursing Research. 1990; 3 (2) :63-67 |
Wrong setting (homes) |
Yoon, Seung-Yil and Sagi, Hemi and Goldhammer, Craig and Li, Lei Mass extraction container closure integrity physical testing method development for parenteral container closure systems. PDA journal of pharmaceutical science and technology. 2012; 66 (5) :403-19 |
Wrong outcome (performance of mass extraction system) |
Bijlagen
Definitie |
Begrip |
---|---|
Algemene voorzorgsmaatregelen |
Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen: Handhygiëne & persoonlijke hygiëne, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten, Reiniging, desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen en Accidenteel bloedcontact. |
Basisinfuuszak |
Een basisinfuuszak is een infuuszak die een standaard vloeistofoplossing bevat, onder andere voor vocht- en elektrolytenbalans. |
Beschermende kleding |
Kleding die als extra bescherming wordt gedragen over de werk- of de eigen kleding heen. Het dragen van beschermende kleding verkleint de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de werk- of eigen kleding van de medewerker. Er bestaan verschillende typen beschermende kleding: een jasschort met korte mouw, een jasschort met lange mouw met manchet, een halterschort en een overall. |
Desinfectie |
Het doden of inactiveren van micro-organismen, waarbij het aantal pathogene micro-organismen wordt teruggebracht tot onder de infectieuze dosis. |
Multidose flacon |
Een multidose flacon is een flacon bedoeld voor parenterale toediening dat meer dan één dosis medicatie bevat. Multidose flacons zijn als zodanig gelabeld door de fabrikant en bevatten doorgaans een conserveermiddel om de groei van bacteriën te voorkomen. |
Multiple-use flacon |
Meermalig gebruik van een flacon. |
NEN |
Afkorting voor Nederlandse Norm. Een NEN-norm wordt vastgesteld door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). NEN beheert de in Nederland aanvaarde internationale (ISO, IEC), Europese (EN) en nationale normen (NEN). |
Persoonlijk beschermingsmiddel |
Een uitrustingsstuk of -middel dat primair bedoeld is om een door een medewerker te worden gedragen als bescherming tegen één of meer gevaren die een bedreiging kunnen vormen voor zijn gezondheid en zijn veiligheid binnen deze richtlijn door de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de medewerker te verkleinen. Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen daarnaast door een medewerker worden gedragen als infectiepreventiemaatregel. Er zijn verschillende typen persoonlijke beschermingsmiddelen: handschoenen, beschermende kleding, chirurgisch mondneusmasker, ademhalingsbeschermingsmasker, oogbescherming (spatbril), beschermende hoofdbedekking en overschoenen en laarzen. |
Preparaat |
Dit omvat de vorm waarin een geneesmiddel beschikbaar is zoals onder andere een ampul, infuuszak, tablet, poeder of zalf. |
Reiniging |
Het verwijderen van vuil en ander ongewenst materiaal. Hoewel het doel van reinigen niet primair is gericht op de verwijdering van micro-organismen zullen, met het verwijderen van het vuil, ook micro-organismen worden verwijderd. |
Singledose flacon |
Een flacon met één dosis. |
Single-use flacon |
Single-use flacons zijn ontworpen voor parenterale toediening voor eenmalig gebruik bij één patiënt. |
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg m.b.t. toediening van medicatie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NOG (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap ), NOV (Nederlandse Orthopaedische Vereniging ), Verenso (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde ), NIV, VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ), NVA (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ), NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ), NVvA (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ), NVR, VCCN, VRA (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen ), KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie ), NVZA (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers ), NVDV (Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie ) via de knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
---|---|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering Hoog) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
|
---|---|---|---|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
|
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
|
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
|
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland )) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Lokale toediening van medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Parenterale toediening van medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Meermalig gebruik van parenterale medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Bewaarcondities van parenterale medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Intrathecale medicatie |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.
Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Voor toediening gereedmaken (VTGM) buiten de apotheek en toediening medicatie te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.
Er zijn diverse reeds bestaande richtlijnen op het gebied van het toedienen van medicatie en het voor toediening gereedmaken (VTGM). Hiervoor zijn in de richtlijn verwijzingen opgenomen. Voor het maken van een lokale vertaling van de richtlijn voor de werkgroep is het belangrijk om hier bewust van te zijn.
Werkwijze
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- Wat een realistische termijn voor implementatie is.
- De verwachtte effect van implementatie op de zorgkosten.
- Randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren.
- Mogelijk barrières voor implementatie.
- Te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie.
- Verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.
Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.
Tabel 1. Implementatieplan
Module |
Tijdspad voor implementatie |
Verwacht effect op de kosten |
Mogelijke barrières voor implementatie1 |
Te ondernemen acties voor implementatie2 |
Verantwoordelijke voor acties3 |
---|---|---|---|---|---|
Lokale toediening van medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Geen specifieke acties |
n.v.t. |
Parenterale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Geen specifieke acties |
n.v.t. |
Meermalig gebruik van parenterale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn. Aandacht voor training en juist gebruik blijft altijd belangrijk |
Professionals |
Bewaren van parenterale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers |
Professionals |
Intrathecale medicatie |
<1 jaar |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers |
Professionals |
1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.
2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.
3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de participerende wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.
Termijn voor implementatie
Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien begin 2024) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (medio 2025) realistisch en haalbaar.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
- Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
- Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
- Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
- Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
- Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
- Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
- Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )):
- Toevoegen van de richtlijn aan de SRI website.
- Toevoegen van richtlijn aan richtlijnendatabase.
- Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
- De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.
Indicatoren
Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Voor toediening gereedmaken (VTGM) buiten de apotheek en toediening medicatie is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.
Module 1 Lokale toediening van medicatie
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 2a Parenterale medicatie
- Wat is het effect van infectiepreventiemaatregelen (oa desinfectie van het werkblad) bij het voor toediening gereedmaken en toedienen van parenterale medicatie op zorggerelateerde infecties en besmetting van het product?
- Wat is de plaats van het desinfecteren van de hals van een ampul bij het optrekken van medicatie?
Module 2b Meermalig gebruik parenterale medicatie
- Wat is het effect van het meermalig gebruik van parenterale medicatie die bedoeld is voor eenmalig gebruik op de prevalentie van zorggerelateerde infecties en besmetting van het product?
Module 2c Bewaarcondities parenterale medicatie
Geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 3 Intrathecale medicatie
Er is onvoldoende (kwalitatief goede) literatuur ten aanzien van:
- De incidentie van zorggerelateerde infecties na intrathecale toediening van medicatie.
- De incidentie van contaminatie van intrathecaal toe te dienen medicatie.
- De toegevoegde waarde van de individuele interventies.
- De toegevoegde waarde van de bundel aan interventies.
Bekijk het verslag van de schriftelijke knelpuntenanalyse: