Algemene inleiding
Via prik-, spat, snij- en bijtaccidenten kunnen het hepatitis B-virus (HBV), hepatitis C-virus (HCV) en humaan immunodeficiëntievirus (hiv) worden overgedragen.
Deze richtlijn beschrijft het preventieve beleid ter voorkoming van prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten met bloed en andere lichaamsvloeistoffen, in deze richtlijn ook wel accidenteel bloedcontact genoemd. Bij een prik-, spat-, snij- en bijtaccident komt bloed (of een andere lichaamsvloeistof) van de ene persoon (de bron) via een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een injectienaald of scalpel, in het lichaam van een ander persoon (de blootgestelde). Bij een spataccident betreft het bloed (of een andere lichaamsvloeistof) dat op slijmvliezen of niet-intacte huid terechtkomt. Bij een bijtaccident komt bloed van de gebetene (de blootgestelde) op mondslijmvlies van de bijter (de bron) of speeksel (al dan niet vermengd met bloed van de bijter) in de open bijtwond van de bron.
Na een (mogelijk) accidenteel bloedcontact komen zorgmedewerkers in een traject om te inventariseren of er sprake kan zijn van een kans op transmissie van hepatitis B, hepatitis C en hiv en bijbehorende maatregelen. Op basis van de aard van het accident wordt onderscheid gemaakt van een hoog- of laagrisico op transmissie.
Prevalentie cijfers over het totaal aantal prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten in Nederland zijn er niet. Uit onderzoeken zijn wel schattingen gemaakt. Deze lopen uiteen van 13.000 - 30.000 op jaarbasis. Uit het onderzoek blijkt dat het meeste aantal prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten plaatsvinden in de zorgsector. Hoogrisicoaccidenten vinden vooral in ziekenhuizen plaats. In verpleeghuizen en thuiszorginstellingen valt het merendeel van de accidenten in een laagrisicocategorie.
De Europese richtlijn 2000/54/EG verplicht werkgevers om hun medewerkers te beschermen tegen prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten. In Nederland is dat vertaald in Arbeidsomstandighedenbesluit, hoofdstuk 4, artikel 4.97. Vanuit deze wetgeving en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg )) dienen zorgorganisaties beleid te maken over zowel de afhandeling van accidentele bloedcontacten bij hun medewerkers als het voorkomen daarvan.
Zelfstandigen (zzp’ers) en vrijwilligers vallen in algemene zijn niet onder de Arbeidsomstandighedenwet. Tenzij:
- Er sprake is van voorschriften die betrekking hebben op arbeid waaraan er bijzondere gevaren voor de gezondheid en veiligheid zijn verbonden.
- Zij gelijktijdig met medewerkers in loondienst op dezelfde werkplek/omgeving arbeid verrichten.
Zzp’ers vallen niet onder de Arbeidsomstandighedenwet als deze op zichzelf staande werkzaamheden verrichten. Dan dienen ze eigenstandig de risico’s in te schatten en passende maatregelen nemen.
Waar gaat deze richtlijn over?
Deze richtlijn richt zich op preventieve maatregelen die accidenteel bloedcontact bij een zorgmedewerker kunnen voorkomen. In deze richtlijn komen de volgende onderwerpen aan bod:
- Risicovolle zorghandelingen
- Medische hulpmiddelen
- Vaccinatie hepatitis B voor risicolopers
Voor wie is deze richtlijn bedoeld?
SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie ) ontwikkelt richtlijnen voor drie zorgdomeinen, namelijk de medisch specialistische zorg, de langdurige zorg en de publieke gezondheidszorg. Op de website SRI-richtlijnen van het SRI staan de definities van afbakening van deze zorgdomeinen nader uitgewerkt.
Deze richtlijn is primair bestemd voor iedereen die werkzaam is in deze drie zorgdomeinen. Het voorkómen van accidenteel bloedcontact bij zorgmedewerkers is een generiek onderwerp waar, naast de zorgmedewerkers zelf, ook diegenen die het (kwaliteits)beleid maken op het gebied van infectiepreventie en infectieziektebestrijding (deskundigen infectiepreventie, artsen-microbioloog, internisten-infectioloog, artsen en verpleegkundigen infectieziektebestrijding en bedrijfsgeneeskundigen) mee te maken krijgen.
Met zorgmedewerkers wordt bedoeld de (para)medische, verpleegkundige, verzorgende beroepsgroepen en andere zorgondersteunende beroepsgroepen, zie ook de bijlage onderaan met de lijst van definities en begrippen.
Wat is het doel van deze richtlijn?
Het doel van de richtlijn accidenteel bloedcontact is om zorgmedewerkers handvatten te bieden voor de preventiemaatregelen om accidenteel bloedcontact te voorkómen. Hiermee wordt beoogd prik-, spat, snij- of bijtaccidenten te voorkómen waarbij er transmissie van (pathogene) ziekteverwerkers van een patiënt naar een zorgmedeweker kan plaatsvinden via bloedcontact, waaronder een infectie met hepatitis B-virus door accidenteel bloedcontact.
Voor patiënten
Zorgmedewerkers werken veilig en wanneer zij daarbij preventieve maatregelen in acht nemen om accidenteel bloedcontact te voorkomen. Zij dragen zo bij aan het verminderen van het risico op transmissie van bloedoverdraagbare infectieziekten. Dit komt de patiëntveiligheid en hun eigen veiligheid ten goede. Veilig werken bij risicovolle handelingen en veilig gebruik van (scherpe) medische hulpmiddelen minimaliseert het risico op prik-, spat- en snij, en bijtaccidenten.
Overigens wanneer in deze richtlijn gesproken wordt over patiënt, kan afhankelijk van het type zorginstelling ook de term cliënt gebruikt worden.
Afbakening van de richtlijn
De richtlijn Accidenteel bloedcontact richt zich op de zorgdomeinen medisch-specialistische zorg, langdurige zorg en publieke gezondheidszorg en gaat over het voorkómen van accidenteel bloedcontact en bijbehorende preventieve maatregelen. De richtlijn betreft de herziening van de volgende richtlijnen:
- WIP-richtlijn Accidenteel bloedcontact ziekenhuizen vastgesteld is in oktober 2012
- WIP-richtlijn Accidenteel bloedcontact verpleeg- woon- en thuiszorg vastgesteld in januari 2004 en laatst herzien in januari 2009
- WIP-richtlijn Accidenteel bloedcontact revalidatiecentra vastgesteld in oktober 2008 en laatst herzien in oktober 2013
De SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en de SRI-richtlijn Infectiepreventiemaatregelen op het operatiecomplex (in ontwikkeling) heeft raakvlakken met deze richtlijn.
Deze richtlijn richt zich niet op het postexpositiebeleid na prik-, bijt-, snij- en spataccidenten met bloed en andere lichaamsvloeistoffen. Hiertoe dient de richtlijn Prikaccidenten van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))) van RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ). Naast de LCI-richtlijn Prikaccidenten zijn er nog de volgende aanverwante richtlijnen en draaiboeken:
- Landelijk LCI-draaiboek Hepatitis B en C en hiv: preventie van iatrogene transmissie
- LCI- richtlijn Preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten (2021)
Deze LCI-documenten richten zich voornamelijk op noodzakelijke stappen ná accidenteel bloedcontact in zowel zorginstellingen als in het publieke domein. De SRI-werkgroep verwijst daarom naar de LCI-richtlijn of aanverwante LCI-documenten waar maatregelen genomen moeten worden na een prik, spat- of snijaccident
Vaccinatie hepatitis B
Zorgmedewerkers worden afhankelijk van de aard van hun beroep onderverdeeld in risicolopers en risicovormers. De landelijke commissie Preventie iatrogene transmissie van HBV, HCV en hiv gaat over het vaccinatie- en het controlebeleid van non-responders/niet-gevaccineerde zorgmedewerkers die vallen onder de risicovormers. Zie Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten. Dat wordt in deze richtlijn niet verder behandeld.
Module 3 betreft een kennismodule en richt zich op vaccinatie hepatitis B voor zorgmedewerkers waarbij de doelgroepen en de juridische kaders voor risicolopers behandeld worden. De module gaat niet over risicovormers. Het vertrekpunt van de Arbowet is dat zorgmedewerkers beschermd en veilig moeten kunnen werken. Vanuit oogpunt van infectiepreventie draagt het vaccineren van zorgmedewerkers bij aan het bieden van veilige zorg. Vaccineren van risicolopende zorgmedewerkers verlaagt het risico op transmissie van hepatitis B als bloedoverdraagbare aandoening bij accidenteel bloedcontact door prik-, spat-, snij- of bijtaccidenten.
Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?
De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire werkgroep met vertegenwoordigers vanuit de drie genoemde zorgdomeinen
Het SRI is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. Het RIVM heeft namens het SRI de begeleidende rol gehad bij de richtlijnontwikkeling. De andere deelnemers aan deze richtlijn (wetenschappelijke verenigingen) en gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Referenties
Brakels, H.L., schets van het Nederlands arbeidsrecht, hoofdstuk 2, arbeidsomstandighedenrecht, paragraaf werkingssfeer Arbowet, blz. 45, 26e druk, 2021, Wolters Kluwer.
Samenstelling van de werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers en deskundigen vanuit het RIVM en de verenigingen NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ), VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ), NVvA (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ), NVABen NVAVG (Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten ). Hierbij heeft de vertegenwoordiger van de NVAVG afgestemd met Verenso (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde ) om zo beide partijen te vertegenwoordigen. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen/organisaties gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
De werkgroep bestaat uit:
- Jaap Maas, bedrijfsarts Amsterdam Universitair Medisch Centrum, namens NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde ) en voorzitter van de werkgroep
- Anita de Boer, deskundige infectiepreventie GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) Hollands Noorden, mandaat vanuit het RIVM
- Gini van Rijckevorsel, arts maatschappij en gezondheid, infectieziektebestrijding GGD Amsterdam en regionaal arts consulentmandaat, mandaat vanuit het RIVM
- Gerda Lelieveld, deskundige infectiepreventie Alrijne ziekenhuis, namens VHIG
- Jean Luc Murk, arts-microbioloog Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis, namens NVMM/FMS (Federatie Medisch Specialisten )
- Hester van der Laan, arts verstandelijk gehandicapten Amarant, namens NVAVG
- Bert Wierenga, arbeidshygiënist Slingeland Ziekenhuis, namens NVvA
Met ondersteuning van:
- Klaartje Weijdema, senior-procesbegeleider richtlijnontwikkeling RIVM
- Ingeborg van Dusseldorp, informatiespecialist, Maatschap Van Dusseldorp, Delvaux & Ket
- Nastasia Griffioen, postdoctorale onderzoeker Universiteit Twente, Studio Gryphire
De volgende personen waren onderdeel van de klankbordgroep en hebben input gegeven tijdens de ontwikkelfase vanuit hun specifieke expertise:
- Erwin Gorissen, bedrijfsarts vanuit NVAB, commissie wet- en regelgeving
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen via info@sri-richtlijnen.nl.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfunctie(s) |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
---|---|---|---|---|
Jaap Maas |
Bedrijfsarts |
Bedrijfsarts-reizigersadviseur Amsterdam UMC (Universitair Medisch Centrum) Zzp-bedrijfsarts Lid coöperatie Preventpartner |
Geen |
Geen actie vereist |
Jean-Luc Murk |
Arts-microbioloog/viroloog |
Redactielid Tijdschrift voor infectieziekten: onbetaald SKML, lid sectie infectieziektenserologie, coördinator kwaliteitsrondzending QCMD, coördinator kwaliteitsrondzending, FMS-werkgroep COVID-diagnostiek: spreker en deelnemer aan adviesraden op door de industrie georganiseerde bijeenkomsten/nascholingen over infectierisico's |
Geen |
Geen actie vereist |
Bert Wierenga |
Arbeidshygiënist/hoger veiligheidskundige |
Zzp-adviseur voor milieu, veiligheid, en crisis Voorzitter contactgroep gezondheidszorg NVvA/ViZ NVVK |
Geen |
Geen actie vereist |
Anita de Boer |
Deskundige infectiepreventie |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Gini van Rijckevorsel |
Arts maatschappij en gezondheid, infectieziektebestrijding |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Hester van der Laan |
Arts verstandelijk gehandicapten |
Geen |
Geen |
Geen actie vereist |
Gerda Lelieveld |
Deskundige infectiepreventie |
OR-lid Alrijne Ziekenhuis Voorzitter richtlijnenloket VHIG |
Geen |
Geen actie vereist |
Bijlagen
Begrip | Definitie |
---|---|
Accidenteel bloedcontact |
Een (zorg)handeling waarbij bloed of een vloeistof met mogelijk bloed van de ene persoon (de bron), via prikken, snijden, spatten of bijten in het lichaam van een ander persoon (de blootgestelde) komt. |
Algemene voorzorgsmaatregelen |
Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten en Accidenteel bloedcontact. |
Arbo |
Arbeidsomstandigheden (arbo). |
Arboprofessionals |
Functionarissen met expertise over gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers. Hieronder vallen bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en (hogere) veiligheidsdeskundigen. |
Bloedoverdraagbare infectieziekten |
Infectieziekten die via het bloed overdraagbaar zijn. Bloedbesmetting ontstaat als micro-organismen vanuit het bloed (of ander lichaamsvocht zoals speeksel of sperma) van de ene persoon in de bloedbaan van de andere persoon komen. De meest voorkomende bloedoverdraagbare aandoeningen zijn hepatitis B, hepatitis C en hiv. |
Handhygiëne |
Handhygiëne betreft het reinigen, of desinfecteren en het geregeld aanvullend verzorgen van de handen, polsen en onderarmen. |
Hygiëne- en/of Infectiepreventiebeleid |
Een beleid, vastgesteld door de werkgever, dat geldt in een zorginstelling of zorgorganisatie dat gaat over de maatregelen en afspraken op het gebied van infectiepreventie die door de zorgmedewerkers nageleefd dienen te worden. |
Infectie |
Interactie tussen het micro-organisme en de gastheer leidt tot schade of een veranderde fysiologie bij de gastheer. De schade of veranderde fysiologie kan resulteren in klinisch waarneembare symptomen en verschijnselen, maar kan ook langdurig onopgemerkt blijven of subklinisch verlopen. |
Medewerker |
Medewerker of gastmedewerker die werkzaam is in een zorginstelling |
Medische hulpmiddelen |
Medische hulpmiddelen zijn producten die vallen onder de Wet op de medische hulpmiddelen. In de praktijk komt dat neer op alle apparatuur, software en gebruiksartikelen in de zorg met de uitzondering van geneesmiddelen. |
Patiënt |
Een persoon waaraan zorg verleend wordt. In deze richtlijn is gekozen voor het begrip patiënt. Dit is echter niet passend voor ieder zorgdomein. Daar waar patiënt staat, kan ook cliënt, bewoner of zorgvrager gelezen worden. |
PBM (persoonlijke beschermingsmiddelen ) |
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) zijn medische (hulp)middelen om (zorg)medewerkers te beschermen tegen risico(‘s) die de veiligheid en gezondheid kunnen bedreigen. |
Recappen |
Een gebruikte naald terug in de hoes steken of dopje erop plaatsen. |
RI&E (Risico-inventaristie en evaluatie)/RIE |
Risico-inventarisatie & Evaluatie () is een middel om arbeidsgerelateerde risico’s in kaart te brengen. Een werkgever is wettelijk verplicht risico’s in kaart te brengen om risico’s zoveel mogelijk te beperkten voor de werknemers. |
Zorgmedewerker |
Iedere medewerker die werkzaam is in een organisatie of instelling binnen de medische specialistische zorg, langdurige zorg en/of publieke gezondheidszorg in de directe patiëntenzorg of in een zorgondersteunende functie. |
Zorgaanbieder |
Organisatie die je kunt inschakelen als je (thuis) verpleging of verzorging nodig hebt, of als je diagnostiek en behandeling nodig hebt. |
Zorginstelling |
Een instelling waar door een organisatie zorg verleend wordt aan personen, bijvoorbeeld een ziekenhuis, verpleeghuis, (kleinschalige) woonvoorziening of zorg aan huis. |
Werkwijze
Deze richtlijn is opgesteld in overeenstemming met de eisen zoals vastgesteld in het SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-document Procedure SRI-richtlijnontwikkeling. Dit document beschrijft een stappenplan dat gebaseerd is op de kwaliteitscriteria uit de documenten: Richtlijn voor richtlijnen (2012), AQUA Leidraad voor Kwaliteitsstandaarden (2014), de HARING-tools (2013), AGREE-II (2010). Ook bevat het stappenplan verwijzingen voor methodieken van het rapport Medisch specialistische richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit en het stappenplan Ontwikkeling van medisch specialistische richtlijnen van het Kennisinstituut van medisch specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Aanvullend is een expertmeeting georganiseerd voor werkgroepleden en andere inhoudsdeskundigen werkzaam bij organisaties die acteren in (de afhandeling van) prik-, spat-, bijt- en snijaccidenten, beleidsmakers, toezichthouders en richtlijnontwikkelaars voor accidenteel bloedcontact in de zorg. Hieruit zijn diverse knelpunten naar voren gekomen. Een verslag is terug te vinden onder Bijlagen in de Rapportage knelpunteninventarisatie.
Uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. In de richtlijn zijn de volgende uitgangsvragen opgenomen:
Module 1.1
|
Risicovolle zorghandelingen Welke handelingen uitgevoerd door zorgmedewerkers zijn risicovol voor het optreden van prik-, spat, snij, bijtaccidenten waarbij er transmissie kan plaatsvinden van bloedoverdraagbare (zorggerelateerde) infectieziekten? |
---|---|
Module 1.2
|
Preventieve maatregelen Welke arbo- en/of infectiepreventiemaatregelen dragen bij aan het verkleinen van de kans op een prik-, spat-, snij- en/of bijtaccident bij zorgmedewerkers om transmissie van bloedoverdraagbare (zorggerelateerde) infectieziekten te voorkomen? |
Module 2
|
Medische hulpmiddelen Wat zijn de randvoorwaarden voor het veilig gebruiken van medische hulpmiddelen die een verhoogd risico geven op prik-, spat-, snij- en/of bijtaccidenten bij zorgmedewerkers om transmissie van bloedoverdraagbare (zorggerelateerde) infectieziekten te voorkomen?
|
Module 3
|
Kennismodule Vaccinatie hepatitis B voor risicolopers Geen uitgangsvraag. |
Vervolgens heeft de werkgroep per uitgangsvraag de methode van onderzoek bepaald. Bij de uitgangsvragen waarbij literatuuronderzoek is uitgevoerd, is een onderzoeksvraag opgesteld. En geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Dit betreft de uitgangsvraag van module 1.2 Preventieve maatregelen.
Methode literatuur(samenvatting)
Voor module 1.2 Preventieve maatregelen is een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder de paragraaf Onderbouwing in de module. Indien mogelijk werden de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de risk-of-bias-tabellen onder Onderbouwing van de afzonderlijke modules.
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in evidence-tabellen (zie Onderbouwing).
De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur (zie Onderbouwing).
De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluations (GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.
Indeling van de kwaliteit van bewijs volgens GRADE |
|
---|---|
Hoog |
Er is veel vertrouwen dat het werkelijke effect dicht in de buurt ligt van het geschatte effect. |
Matig |
Er is matig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect, maar er is een mogelijkheid dat het hiervan substantieel afwijkt. |
Laag |
Er is beperkt vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillen van het geschatte effect. |
Zeer Laag |
Er is weinig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van het geschatte effect. |
Methode overige informatiebronnen
Voor module 1.1 Risicovolle zorghandelingen en module 2 Medische hulpmiddelen heeft de werkgroep gekozen om niet systematisch te zoeken naar wetenschappelijke literatuur om antwoord te geven op de uitgangsvraag. Hierdoor is er geen richting te geven aan de besluitvorming op basis van wetenschappelijk bewijs.
Module 1.1 is een inventariserende achtergrondvraag waar een algemene aanbeveling uit voortkomt over het vóórkomen van accidenteel bloedcontact. Er is inventariserend gezocht naar wetgeving, jurisprudentie, registratiegegevens in databanken en documentatie in (inter)nationale richtlijnen, en aanvullend naar standpunten/opinies, uitspraken, onderzoeken over accidenteel bloedcontact. Zij dienen als informatiebronnen voor de uiteenzetting van zorgsituaties waarin het risico op accidenteel bloedcontact zodanig hoog is dat er (preventieve) maatregelen nodig zijn.
Module 2 gaat over het gebruik van medische hulpmiddelen in relatie tot de preventie van accidenteel bloedcontact. Bepaalde maatregelen hiervoor zijn direct of indirect belegd in Europese en/of nationale wetgeving over accidenteel bloedcontact en werken met scherpe voorwerpen en naalden. De wetgeving vormt daarom de basis voor het opstellen van de overwegingen de aanbevelingen.
Module 3 betreft een kennismodule en richt zich op vaccinatie tegen hepatitis B voor zorgmedewerkers waarbij de doelgroepen en de juridische kaders behandeld worden. Er is inventariserend gezocht naar wetgeving, jurisprudentie, en documentatie in (inter)nationale richtlijnen, en aanvullend naar standpunten/opinies, uitspraken, onderzoeken over vaccinatie tegen hepatitis B.
De arbo-component hierbij is dat medewerkers beschermd en veilig moeten kunnen werken. Vanuit een oogpunt van infectiepreventie draagt het vaccineren van zorgmedewerkers bij aan het bieden van veilige zorg. Vaccineren van risicolopende zorgmedewerkers verlaagt het risico op transmissie van hepatitis B als bloedoverdraagbare aandoening bij accidenteel bloedcontact en is daarom opgenomen in deze richtlijn.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang.
Genoemd kunnen worden:
- kosten en middelen;
- aanbevelingen in (inter)nationale richtlijnen;
- waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg;
- balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
- aanvaardbaarheid van interventies;
- haalbaarheid van een aanbeveling.
Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje Overwegingen.
Formuleren van de aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en volgen ten dele (in)direct uit Europese en/of nationale wetgeving. Aanvullend konden de uitgangsvragen beantwoord worden op basis van consensus based vanuit expertise binnen de werkgroep en klankbordgroep, aangevuld met best practices uit sleutelartikelen aangedragen door werkgroepleden. Aanbeveling die direct in de wet belegd zijn, zijn apart weergegeven in de aanbeveling als wettelijke verplichting. Dit betreft verplichtingen voor werkgevers.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
---|---|---|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor zorgmedewerkers |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Randvoorwaarden (organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Formuleren van kennislacunes
Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in de bijlage Kennislacunes.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en andere relevante partijen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Inbreng patiëntenperspectief
De Patiëntenfederatie Nederland is betrokken geweest in de knelpuntenanalyse en heeft het raamwerk ontvangen voor commentaar in de voorfase. Zij hebben aangegeven geen zitting te willen nemen in de werkgroep of klankbordgroep. Tijdens de commentaarfase hebben zij meegelezen met de conceptteksten.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst.
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Module 1 Risicovolle zorghandelingen |
Geen financiële gevolgen |
- |
Module 2 Preventieve maatregelen |
Geen financiële gevolgen |
- |
Kennismodule 3 Vaccinatie hepatitis B voor risicolopers |
Geen financiële gevolgen |
- |
Literatuur
- Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
- Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
- Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
- Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
- GRADE
- Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
- Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
- Schünemann H, Brożek J, Guyatt G et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013.
Dit implementatieplan is opgesteld ter bevordering van de richtlijn Accidenteel bloedcontact. Voor het opstellen van het implementatieplan heeft de werkgroep een advies uitgebracht over het tijdspad voor implementatie en de partijen die hier verantwoordelijk voor zijn.
Werkwijze
De werkgroep heeft voor de hele richtlijn geïnventariseerd wanneer de aanbeveling(en) overal geïmplementeerd moet(en) zijn en wie de verantwoordelijke partij is voor de te ondernemen acties.
Implementatietermijnen
De aanbevelingen in deze richtlijn zijn niet strenger dan die in bestaande/voorgaande richtlijnen. Veel aanbevelingen zijn al onderdeel van de huidige praktijk en brengen daarom weinig of geen implementatieproblemen met zich mee.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn in het algemeen te bevorderen.
Zorginstellingen zijn verantwoordelijk voor:
- het faciliteren van de benodigde middelen en materialen voor naleving van de richtlijn;
- de vertaalslag van de richtlijn naar de eigen werkprocedures van de organisatie;
- het controleren van de toepassing en naleving van de werkprocedures via audits;
- het opnemen van de werkprocedures in (digitale) werkomgeving en interne scholingsprogramma’s.
Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties dragen zorg voor:
- het bekend maken van de richtlijn onder de leden/achterban;
- het onder de aandacht brengen van de richtlijn door te publiceren in tijdschriften en te spreken op symposia en congressen;
- het controleren van de toepassing en naleving van de aanbevelingen in kwaliteitsvisitaties;
- het opnemen van de aanbevelingen in (digitale) scholingstools en audit tools.
Individuele zorgmedewerkers:
- nemen kennis van de aanbevelingen uit de richtlijn en volgen deze op tijdens werkzaamheden;
- bespreken de aanbevelingen in de eigen zorgorganisatie/instelling en/of tijdens teamoverleggen;
- maken afspraken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
De initiërende organisaties zorgen ervoor dat:
- De richtlijn wordt gepubliceerd op de site www.sri-richtlijnen.nl en wordt toegevoegd aan de Richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten (FMS (Federatie Medisch Specialisten )) en het platform Richtlijnen Langdurige Zorg van de Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (SKILZ (Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg )).
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Accidenteel bloedcontact is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die waardevol konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvraag in module 1.2 Preventieve maatregelen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvraag is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, echter ook een deel niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan voor deze onderzoeksvraag. Voor de overige uitgangsvragen is gebruik gemaakt van bestaande wet- en regelgeving en informatie uit (inter)nationale richtlijnen, aangevuld met expert opinion- en sleutelartikelen. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.
Module 1.1 Risicovolle zorghandelingen
Er is geconstateerd dat er in Nederland geen zicht is op het aantal prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten dat jaarlijks in de zorg plaatsvindt en hoe surveillance kan bijdragen aan de preventie van accidenteel bloedcontact. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar instrumenten voor mogelijkheden voor surveillance van het prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten en wat surveillance kan bijdragen aan het verminderen van accidentele bloedcontacten.
Module 1. 2 Preventieve maatregelen
Er is wetenschappelijk bewijs gevonden voor de bijdrage van bepaalde preventieve maatregelen aan het verminderen van accidentele bloedcontacten en de transmissie van bloedoverdraagbare aandoeningen. Het gevonden bewijs is echter van zeer lage kwaliteit.
Module 2 Medische hulpmiddelen
Er is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de bijdrage van medische hulpmiddelen aan het verminderen en voorkomen van accidenteel bloedcontact en transmissie van bloedoverdraagbare aandoeningen. Gebruik van bepaalde medische hulpmiddelen is al belegd in wet- en regelgeving.
Module 3 Kennismodule hepatitis B
Er is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. De kennismodule geeft achtergrondinformatie die ondersteunend kan zijn voor de uitvoering van de overige modules in deze richtlijn.
Bekijk de pdf met de notulen van de knelpunteninventarisatie voor deze richtlijn: