Module 3 Kennismodule vaccinatie hepatitis B voor risicolopers

Kennisvragen

Deze kennismodule geeft inzicht in de volgende twee vraagstukken:

  1. Hoe kunnen doelgroepen in de zorg gedefinieerd worden als risicogroep voor HBV na een risicoaccident? En wie van deze komt in aanmerking voor vaccinatie tegen HBV?
  2. Wat kan een werkgever vragen en registreren van de HBV-vaccinatiestatus van een medewerker waarbij de Arbeidsomstandighedenwetgeving en Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)-wetgeving in acht genomen worden?

Samenvatting

  • De werkgever heeft de wettelijke plicht om HBV-vaccinatie aan te bieden aan alle zorgmedewerkers die risicolopers (en risicovormers) zijn. Zorgmedewerkers mogen hun werkgever hierop aanspreken.
  • De werkgever inventariseert welke functiegroepen van zorgmedewerkers als risicolopers voor HBV aangemerkt worden vanuit de Arbeidsomstandighedenwet.
  • Om risicolopers op HBV specifiek te identificeren, voert een arboprofessional in opdracht van de werkgever een risico-inventarisatie uit naar de blootstelling aan HBV en naleving van de algemene voorzorgsmaatregelen voor infectiepreventie.
  • De risico-inventarisatie wordt voor de start van werkzaamheden uitgevoerd waarbij blootstelling kan optreden en na een eventuele infectie of ziekte.
  • Risicolopers zijn alle professionals die door de aard van hun werkzaamheden risico lopen op besmetting via bloed of bloedbevattende producten/lichaamsvloeistoffen. Aandachtspunten hierbij zijn:
    • De aard van de functie en zorghandelingen;
    •  Het type dienstverband;
    • De omgeving waar een zorgmedeweker werkt;
    • Leeftijd en eerdere vaccinaties/titerbepalingen van een zorgmedewerker;
    • Consequenties bij niet vaccineren.
  • Het is van belang dat alle risicolopende zorgmedewerkers scholing en voorlichting ontvangen over het belang van HBV-vaccinatie.
  • Het is vanuit de AVG-wet niet toegestaan dat werkgevers gezondheidsgegevens (anti-HBs-titers) van zorgmedewerkers registreren. Een onafhankelijke derde partij, bijvoorbeeld een arbodienst of vaccinatiebureau, kan dit wel doen.
  • Een volledige bescherming tegen HBV bestaat uit een serie van tenminste drie keer een vaccinatie en een titerbepaling twee maanden later. Voor risicolopers wordt een grenswaarde van >10 IE/L als voldoende beschermd beschouwd en voor risicovormers een titer van >100 IE/L.

Doelgroepen

Definitie van risicolopers en risicovormers

In de zorg worden de volgende doelgroepen voor vaccinatie tegen HBV gedefinieerd:

  • Risicolopers
    Personen die uitsluitend risicolopende handelingen verrichten. Risicolopende handelingen zijn handelingen waarbij de werknemer risico loopt om zelf besmet te worden.
  • Risicovormers
    Personen die naast risicolopende handelingen ook risicovormende handelingen verrichten. Een risicovormende handeling bij risicovormers is een handeling waarbij je de handen of vingertoppen niet zichtbaar zijn. Zie ook de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten.
Risicovormende functies

Het beleid voor risicovormers wordt in deze module niet behandeld. Ten aanzien van hiv en hepatitis C wordt naar de desbetreffende richtlijnen van de LCI verwezen en naar het LCI-draaiboek Hepatitis B en C en hiv: preventie van iatrogene transmissie.

Risicolopende handelingen

Deze module richt zich op alle zorgmedewerkers die risicolopende handelingen uitvoeren en dus risicolopers zijn. Ook voor de groep die uitsluitend als risicolopers wordt gezien, is het van belang dat er een adequaat beleid is voor HBV-vaccinatie en afhandeling van prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten.

Omdat patiënten en cliënten in alle zorgsectoren drager kunnen zijn van HBV is veilig werken en het nemen van preventieve maatregelen en eventueel vaccinatie voor risicolopende zorgmedewerkers van belang

Zorgmedewerkers in de gehandicaptenzorg kunnen te maken krijgen met een verhoogd risico op bijtincidenten van cliënten. Bij een bijtincident kan (omgekeerde) transmissie plaatsvinden van zorgmedewerker naar de client: de cliënt krijgt dan bloed van de medewerker binnen. Werkgevers in deze sector dienen zich hiervan bewust te zijn. Een zorgvuldige beoordeling van incidenten is hier van belang.

Wetgeving en beleid voor risicolopers

De werkgever heeft een vaccinatiebeleid HBV voor zowel risicovormende medewerkers als risicolopende medewerkers. De werkgever bepaalt welke (combinatie van) maatregelen nodig zijn voor risicolopende zorgmedewerkers. Hierbij baseert hij zich op RI&E Risico-inventaristie en evaluatie (Risico-inventaristie en evaluatie) en de huidige stand der wetenschap, waaronder het Afwegingskader ter bescherming van de medewerker en Criteria voor vaccinatie, Advies Gezondheidsraad. Beide zijn adviezen van de Gezondheidsraad (2017, 2014). Hierbij is er geen sprake van een wettelijke vaccinatieverplichting voor medewerkers, ook niet tegen HBV.

In aanvulling op het bovengenoemde is er ook geen wettelijke basis voor een registratieplicht van de immuunstatus. De werkgever moet echter wel vaccinatie aanbieden. Het staat de zorgmedewerker dan vrij dit wel of niet te accepteren.

Uit de Arbeidsomstandighedenwet volgt dat werkgevers doeltreffende vaccins ter beschikking stellen aan hun werknemers. Bijlage 1 van de LCI-Praktijkrichtlijn voor bedrijfsartsen: hepatitis B-vaccinatie van risicolopend personeel dat geen risicovormer is geeft een overzicht van welke groepen zorgmedewerkers risico lopen op een HBV-besmetting.

De Gezondheidsraad onderschrijft voor risicolopers het belang van het uitvoeren RI&E in haar afwegingskader. Bij een RI&E maakt een kerndeskundige(n) (arbeidshygiënist, veiligheidskundige en/of bedrijfsarts) in opdracht van de werkgever een inschatting aan welke risico’s een medewerker blootgesteld wordt op basis van zorghandelingen en de patiëntenpopulatie/omgeving waar de zorgmedewerker werkzaam is. Vanuit de RI&E volgt een combinatie van maatregelen waar vaccinatie tegen HBV van de risicolopende zorgmedewerker er één van kan zijn. Voor HBV-vaccinatie is er een speciale RIE beschikbaar voor zorginstellingen. Zorginstellingen kunnen met deze RIE vaststellen of voor medewerkers HBV-vaccinatie is geïndiceerd. De infectiecommissie en/of kerndeskundigen van de arbo(afdeling) van een organisatie neemt de indicaties voor HBV-vaccinatie op in het brede infectiepreventiebeleid van de instelling. Afstemming tussen de infectiepreventiecommissie en de bedrijfsarts/arbodienst wordt aanbevolen.

Doelgroepen voor hepatitis B-vaccinatie

De doelgroepen die in aanmerking komen voor HBV-vaccinatie zijn wettelijk bepaald vanuit de Arbeidsomstandigheden wetgeving. Zie kader hieronder. De hier omschreven functies staan zo benoemd in de wet, maar zijn zeker niet limitatief en ook niet overal van toepassing op de zorg. Op basis van RI&E kunnen aanvullende categorieën gedefinieerd worden.

Werknemers met kans op contact met humaan bloed

Werknemers werkzaam in medische en paramedische beroepen die kans lopen intensief met humaan bloed in contact te komen. Hieronder wordt in elk geval verstaan:

  • Artsen, verpleegkundigen en paramedici die regelmatig met humaan bloed of met ander met humaan bloed verontreinigd patiëntenmateriaal in contact komen;
  • Patholoog-anatomen en hun medewerkers, die met niet gefixeerd potentieel besmet materiaal werken;
  • Werknemers op hemodialyse-afdelingen, die rechtstreeks bij de patiëntenzorg of bij de techniek van de hemodialyseprocedure betrokken zijn, inclusief werknemers in het technisch onderhoud;
  • Werknemers in diagnostische en researchlaboratoria, die geregeld met humaan bloed of humane bloedproducten in aanraking komen;
  • Verloskundigen en kraamverzorgsters;
  • Tandartsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten en indirect bij de tandheelkundige patiëntenzorg betrokkenen, die kans lopen te worden besmet.
  • Werknemers die proefdieren verzorgen in laboratoria waar met het hepatitis B virus gewerkt wordt, worden door de werkgever in de gelegenheid gesteld zich te laten vaccineren tegen hepatitis B.
  • Werknemers in ziekenhuizen die schoonmaakwerkzaamheden verrichten of afval verwijderen worden door de werkgever in de gelegenheid gesteld zich te laten vaccineren tegen hepatitis B wanneer een gerede kans op besmetting bestaat.
  • Werknemers die niet-gefixeerd, potentieel besmet pathologisch materiaal vervoeren worden door de werkgever in de gelegenheid gesteld zich te laten vaccineren tegen hepatitis B wanneer een gerede kans op besmetting bestaat.
  • Voor werknemers kan ook stagiaires, studenten, vrijwilligers, tijdelijke (uitzend)krachten of zzp’ers worden gelezen.

Bijlage 1 van de LCI-Praktijkrichtlijn voor bedrijfsartsen: hepatitis B-vaccinatie van risicolopend personeel dat geen risicovormer is geeft een uitwerking overzicht van welke groepen zorgmedewerkers/zorgfunctie risico lopen op een HBV-besmetting.

Inzicht factoren voor definiëren van risicolopers

Er is een aantal factoren dat meespeelt om vast te stellen of een zorgmedewerker een risicoloper is of niet bij het uitvoeren van risico-inventarisatie, namelijk:

  • Aard van de functie;
  • Aard van het dienstverband;
  • Aard van de werkomgeving;
  • Leeftijd en eerdere vaccinaties.
De aard van de functie

Niet alleen beroepen en functionarissen uit de directe patiëntenzorg zijn wettelijk vastgelegd als doelgroepen voor HBV-vaccinatie. Ook faciliterende en ondersteunende functies zoals schoonmakers en vervoerders werkzaam in de zorg kunnen hieronder vallen.

De aard van het dienstverband

Ook de aard van een dienstverband is een punt van aandacht. Het is wettelijk bepaald dat onder werknemers ook stagiaires, leerlingen en studenten vallen. Dit betreft een groep die doorgaans weinig ervaring heeft, dus (mogelijk) extra risico loopt en dus ook extra aandacht verdient. Mogelijk is een stagiair of leerling minderjarig, met daarbij horende rechten en plichten vanuit artikel 4.101 van de Arbeidsomstandighedenwet. Ook zwangeren hebben recht op extra bescherming vanuit artikel 4.109 van de Arbeidsomstandighedenwet.

Zelfstandigen en vrijwilligers vallen in algemene zin niet onder de Arbowet, tenzij:

  • Er sprake is van voorschriften die betrekking hebben op arbeid waaraan er bijzondere gevaren voor de gezondheid en veiligheid zijn verbonden.
  • Zij gelijktijdig met medewerkers in loondienst op dezelfde werkplek/omgeving arbeid verrichten.

Zelfstandigen vallen niet onder de Arbeidsomstandighedenwet als deze op zichzelf staande werkzaamheden verrichten. Dan dienen ze eigenstandig de risico’s in te schatten en passende maatregelen te nemen.

Opleidingsinstituten zien erop toe dat hun studenten veilig en gezond op stage kunnen en voldoende gevaccineerd zijn. Soms is de periode van de stage/tijdelijk dienstverband te kort om het volledige vaccinatieschema te kunnen afronden.

In de VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)-notitie Arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de context van werk wordt aanbevolen de vaccinatiestatus te controleren bij indienstreding.

Als de zorgmedewerker tijdens zijn stage of tijdelijk dienstverband onbeschermd werkt (of niet volledig beschermd), zullen er afspraken gemaakt worden over het uitvoeren van risicovormende handelingen tijdens de onbeschermde periode.

De aard van werkomgeving

Een ongecontroleerde werkomgeving kan bijdragen aan het risico op een prik-, spat, snij-, bijtaccident. Zo is er in bepaalde zorgsettings een verhoogd risico op agressief gedrag van patiënten, familie en/of bezoekers. Bijvoorbeeld bij de zorg aan bepaalde groepen verstandelijk gehandicapten, sommige psychiatrische doelgroepen en op spoedeisende hulpposten en ambulancezorg. Ook lage concentratie of afleiding en een hoge werkdruk worden als oorzaken genoemd voor een prik-, spat, snij-, en bijtaccident. Zie ook module 1.2 Preventieve maatregelen.

Leeftijd en eerdere vaccinaties

Er kunnen (jonge) zorgmedewerkers zijn die al gevaccineerd zijn tegen HBV. HBV-vaccinatie is in Nederland sinds 2011 onderdeel van het Rijksvaccinatie Programma (RVP) voor baby’s, vanaf 2003 werd HBV-vaccinatie al aangeboden aan kinderen waarvan een van beide ouders geboren is in een hoogrisicoland. Ook zijn er personen die vanuit reizigersvaccinatie zijn gevaccineerd. Bij indiensttreding is navraag van de vaccinatiestatus en de titerrespons van belang en het maken van een risico-inschatting zoals beschreven in LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Hepatitis B-vaccinatie.

Naast het definiëren van risicogroepen die tot de risicolopers behoren is het geven van goede scholing en voorlichting over het belang van vaccinatie en het voorkomen van een infectie met HBV na een prik-, spat-, snij-, en bijtaccident. Zie ook module 2 Medische hulpmiddelen.

Een niet-gevaccineerde zorgmedewerker

De afhandeling van prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten bij zorgmedewerkers die niet gevaccineerd zijn, vraagt soms extra diagnostiek en/of behandeling, afhankelijk van de aard van het accident. Ook is er een risico dat de patiëntveiligheid in het gedrang komt, mocht de zorgmedewerker besmet zijn met HBV. De werkgroep is van mening dat werkgevers actief onder de aandacht van hun medewerkers kunnen brengen dat zowel zijzelf als hun patiënten risico kunnen lopen. Ook het extra belang van preventieve maatregelen zoals beschreven in module 1 kan hierbij onder de aandacht gebracht worden. Van de zorgmedewerker wordt verwacht dat hij goed op de hoogte is van het geldende beleid van de instellingen waar hij werkt voor (de afhandeling van) prik-, spat-, snij, en bijtaccidenten en HBV-vaccinatie.

Psychosociale aspecten voor patiënt en medewerker

Bij zorgmedewerkers kan een prik-, spat-, snij- en bijtaccident veel stress veroorzaken. Zeker als er sprake is van een onbekende bron. Belangrijk is dan dat er sprake is van goede psychosociale begeleiding door de bedrijfsarts of een andere deskundige op het terrein van afhandeling prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten. Dit geldt ook voor patiënten die betrokken zijn bij een prik-, spat-, snij- en bijtaccident waarvan de immuunstatus van een zorgmedewerker niet bekend is.

Juridische aspecten bij inventarisatie en registratie vaccinatiestatus

Vanuit de wet is er een beperking in wat een werkgever mag inventariseren en registreren rondom de vaccinatiestatus van haar medewerkers. Hieronder volgt een overzicht van deze wetgeving.

Arbeidsomstandighedenwetgeving

In algemene zin is er geen wettelijke vaccinatieverplichting, ook niet tegen HBV. Voor risicolopend zorgpersoneel is er geen sprake van een registratieplicht van de immuunstatus.

De werkgever moet echter wel vaccinatie aanbieden. Het staat de zorgmedewerker dan vrij dit wel of niet te accepteren. Omdat het vaccinatiebeleid voor risicolopers en risicovormers vaak door elkaar gehaald wordt, staan hieronder de verschillen voor het vaccinatiebeleid voor risicovormers en risicolopers benoemd:

Privacy volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

Het is vanuit de AVG niet toegestaan dat de werkgever gezondheidsgegevens (waaronder de anti-HBs-titers) van de zorgmedewerkers registreert. Geadviseerd wordt dit uit te besteden aan een onafhankelijke derde partij, bijvoorbeeld een arbodienst of bedrijfsarts of vaccinatiebureau. De arbodienst/bedrijfsarts of het vaccinatiebureau registreert de medische gegevens en vaccinatiestatus van de zorgmedewerkers. Er is sprake van een wettelijke bewaartermijn van het Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 4.90 van de medische gegevens (anti-Hbs-uitslagen) van tenminste tien jaar.

Voor non-responders geldt dat aanvullende vaccinaties verricht kunnen worden om alsnog voldoende immuunrespons te induceren. Dit vindt plaats na overleg met de gevaccineerde en het uitsluiten van een HBV. Terugkoppeling van de vaccinatiestatus op groepsniveau is toegestaan, zolang het niet herleidbaar is tot individuele personen.

Omdat de verschillen tussen het vaccinatiebeleid voor risicolopers en risicovormers vaak niet duidelijk zijn, staan hieronder de verschillen voor het registratiebeleid voor risicovormers benoemd:

  • In het kader van de indiensttredingsprocedure van een risicovormer koppelt de arbodienst/bedrijfsarts ‘geschikt’ of  ‘ongeschikt’ terug naar de werkgever. Hiervoor geldt is de wet medische keuringen van toepassing.

Dit afhankelijk van de titeruitslag <of> 100 IE/L volgens de LCI-richtlijn Hepatitis B - Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten, RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) 2021. Voor titerbepaling van risicovormers zie Hepatitis B - Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten.

Titerbepaling: consequenties voor de afhandeling van een prikaccident

Voor risicolopers wordt een grenswaarde van >10 IE/L als voldoende beschermd beschouwd, volgens de LCI-richtlijn HBV-vaccinatie voor risicolopend personeel. Nog los van het feit of een zorgmedewerker zijn titeruitslag nu wel of niet laat registreren is het voor de medewerker wel belangrijk om te weten of hij beschermd is. Bijvoorbeeld bij de afhandeling van een prik-, spat-, snij- en bijtaccident, als onbekend is of iemand beschermd is tegen HBV of als iemand niet beschermd is, kan het incident worden ingeschat als hoog risico. De werkgroep is van mening dat een volledige bescherming tegen HBV bestaat uit een serie van tenminste 3 keer een vaccinatie en een titerbepaling twee maanden later, zie ook de LCI-richtlijn HBV-vaccinatie van risicolopend personeel.

Zorgmedewerkers die vragen hebben over vaccinatie, maar dit niet willen delen met hun werkgever, kunnen anoniem terecht op het open spreekuur van de bedrijfsarts vanuit de Arbeidsomstandighedenwet.


Onderbouwing

Autorisatiedatum: 19 juni 2024

Uiterlijk in 2027 bepaalt het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) of deze richtlijn of module nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen als nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

Geautoriseerd door:

  • Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijke Gehandicapten (NVAVG Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten (Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten))
  • Nederlandse Vereniging van Medische Microbiologie (NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie))
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en bedrijfsgeneeskunde (NVAB Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde))
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne))
  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • Vereniging voor Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde))
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg))

Een verklaring van geen bezwaar:

  • Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)

Regiehouder

  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie))

De richtlijn is gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)). De financier heeft geen invloed gehad op de inhoud van de richtlijn. Hoewel het RIVM een onderdeel is van VWS, heeft de financier geen enkele invloed gehad op de inhoud van deze richtlijn. Het RIVM is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesorgaan en geeft advies aan de overheid, professionals en burgers.

Hepatitis B (HBV) is een bloedoverdraagbare aandoening waartegen gevaccineerd kan worden. Werkgevers zijn in Nederland vanuit de Europese richtlijn Prikaccidenten (2010/32/EU Europese unie (Europese unie)) verplicht ervoor te zorgen dat hun werknemers veilig en gezond werken en te beschermen tegen prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten. Een van de beschermende maatregelen is het aanbieden van een HBV-vaccinatieserie aan medewerkers en het controleren van het effect daarvan (titercontrole).

Deze module is een kennismodule over HBV-vaccinatie bij zorgmedewerkers. HBV-vaccinatie is een preventieve maatregel om in geval van accidenteel bloedcontact een infectie van hepatitis B van een patiënt naar een zorgmedewerker en vice versa te voorkomen. Deze kennismodule geeft inzicht in welke zorgmedewerkers in aanmerking kunnen komen voor HBV-vaccinatie vanuit de werkgever en welke wetgeving hierop van toepassing is. Voor het beleid voor zorgmedewerkers die ook risicovormer zijn zie de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Hepatitis B – Landelijke richtlijn preventie transmissie van hepatitis B van medisch personeel naar patiënten.

Naast HBV zijn er ook nog andere bloedoverdraagbare virussen zoals hepatitis C en hiv. Hiervoor is geen vaccinatie beschikbaar. Voor de preventie van iatrogene transmissie zie het landelijk draaiboek  Hepatitis B en C en hiv: preventie van iatrogene transmissie. In deze module wordt hier verder niet op ingegaan.

De diagnostische en/of therapeutische maatregelen tegen deze virussen na een risicovol accident staan in het stappenplan prikaccidenten van de LCI-richtlijn Prikaccidenten.

In deze kennismodule is geen systematische literatuuranalyse verricht, omdat deze module informatie en overzicht geeft van de relevante wetten, normen en richtlijnen voor vaccinatie als preventieve maatregel tegen transmissie bij accidenteel bloedcontact en transmissie van HBV.


Bijlagen

Begrip Definitie

Accidenteel bloedcontact

Een (zorg)handeling waarbij bloed of een vloeistof met mogelijk bloed van de ene persoon (de bron), via prikken, snijden, spatten of bijten in het lichaam van een ander persoon (de blootgestelde) komt.

Algemene voorzorgsmaatregelen

Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie)-richtlijnen Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten en Accidenteel bloedcontact.

Arbo

Arbeidsomstandigheden (arbo).

Arboprofessionals

Functionarissen met expertise over gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers. Hieronder vallen bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en (hogere) veiligheidsdeskundigen.

Bloedoverdraagbare infectieziekten

Infectieziekten die via het bloed overdraagbaar zijn. Bloedbesmetting ontstaat als micro-organismen vanuit het bloed (of ander lichaamsvocht zoals speeksel of sperma) van de ene persoon in de bloedbaan van de andere persoon komen. De meest voorkomende bloedoverdraagbare aandoeningen zijn hepatitis B, hepatitis C en hiv.

Handhygiëne

Handhygiëne betreft het reinigen, of desinfecteren en het geregeld aanvullend verzorgen van de handen, polsen en onderarmen.

Hygiëne- en/of Infectiepreventiebeleid

Een beleid, vastgesteld door de werkgever, dat geldt in een zorginstelling of zorgorganisatie dat gaat over de maatregelen en afspraken op het gebied van infectiepreventie die door de zorgmedewerkers nageleefd dienen te worden.

Infectie

Interactie tussen het micro-organisme en de gastheer leidt tot schade of een veranderde fysiologie bij de gastheer. De schade of veranderde fysiologie kan resulteren in klinisch waarneembare symptomen en verschijnselen, maar kan ook langdurig onopgemerkt blijven of subklinisch verlopen.

Medewerker

Medewerker of gastmedewerker die werkzaam is in een zorginstelling

Medische hulpmiddelen

Medische hulpmiddelen zijn producten die vallen onder de Wet op de medische hulpmiddelen. In de praktijk komt dat neer op alle apparatuur, software en gebruiksartikelen in de zorg met de uitzondering van geneesmiddelen.

Patiënt

Een persoon waaraan zorg verleend wordt. In deze richtlijn is gekozen voor het begrip patiënt. Dit is echter niet passend voor ieder zorgdomein. Daar waar patiënt staat, kan ook cliënt, bewoner of zorgvrager gelezen worden.

PBM persoonlijke beschermingsmiddelen (persoonlijke beschermingsmiddelen)

Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) zijn medische (hulp)middelen om (zorg)medewerkers te beschermen tegen risico(‘s) die de veiligheid en gezondheid kunnen bedreigen.

Recappen

Een gebruikte naald terug in de hoes steken of dopje erop plaatsen.

RI&E Risico-inventaristie en evaluatie (Risico-inventaristie en evaluatie)/RIE

Risico-inventarisatie & Evaluatie (RI&E) is een middel om arbeidsgerelateerde risico’s in kaart te brengen. Een werkgever is wettelijk verplicht risico’s in kaart te brengen om risico’s zoveel mogelijk te beperkten voor de werknemers.

Zorgmedewerker

Iedere medewerker die werkzaam is in een organisatie of instelling binnen de medische specialistische zorg, langdurige zorg en/of publieke gezondheidszorg in de directe patiëntenzorg of in een zorgondersteunende functie.

Zorgaanbieder

Organisatie die je kunt inschakelen als je (thuis) verpleging of verzorging nodig hebt, of als je diagnostiek en behandeling nodig hebt.

Zorginstelling

Een instelling waar door een organisatie zorg verleend wordt aan personen, bijvoorbeeld een ziekenhuis, verpleeghuis, (kleinschalige) woonvoorziening of zorg aan huis.

Werkwijze

Deze richtlijn is opgesteld in overeenstemming met de eisen zoals vastgesteld in het SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie)-document Procedure SRI-richtlijnontwikkeling. Dit document beschrijft een stappenplan dat gebaseerd is op de kwaliteitscriteria uit de documenten: Richtlijn voor richtlijnen (2012), AQUA Leidraad voor Kwaliteitsstandaarden (2014), de HARING-tools (2013), AGREE-II (2010). Ook bevat het stappenplan verwijzingen voor methodieken van het rapport Medisch specialistische richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit en het stappenplan Ontwikkeling van medisch specialistische richtlijnen van het Kennisinstituut van medisch specialisten. 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Aanvullend is een expertmeeting georganiseerd voor werkgroepleden en andere inhoudsdeskundigen werkzaam bij organisaties die acteren in (de afhandeling van) prik-, spat-, bijt- en snijaccidenten, beleidsmakers, toezichthouders en richtlijnontwikkelaars voor accidenteel bloedcontact in de zorg. Hieruit zijn diverse knelpunten naar voren gekomen. Een verslag is terug te vinden onder Bijlagen in de Rapportage knelpunteninventarisatie.

Uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. In de richtlijn zijn de volgende uitgangsvragen opgenomen:

Module 1.1

 

Risicovolle zorghandelingen

Welke handelingen uitgevoerd door zorgmedewerkers zijn risicovol voor het optreden van prik-, spat, snij, bijtaccidenten waarbij er transmissie kan plaatsvinden van bloedoverdraagbare (zorggerelateerde) infectieziekten?

Module 1.2

 

Preventieve maatregelen

Welke arbo- en/of infectiepreventiemaatregelen dragen bij aan het verkleinen van de kans op een prik-, spat-, snij- en/of bijtaccident bij zorgmedewerkers om transmissie van bloedoverdraagbare (zorggerelateerde) infectieziekten te voorkomen?

Module 2

 

Medische hulpmiddelen

Wat zijn de randvoorwaarden voor het veilig gebruiken van medische hulpmiddelen die een verhoogd risico geven op prik-, spat-, snij- en/of bijtaccidenten bij zorgmedewerkers om transmissie van bloedoverdraagbare (zorggerelateerde) infectieziekten te voorkomen?

 

Module 3

 

Kennismodule Vaccinatie hepatitis B voor risicolopers

Geen uitgangsvraag.

Vervolgens heeft de werkgroep per uitgangsvraag de methode van onderzoek bepaald. Bij de uitgangsvragen waarbij literatuuronderzoek is uitgevoerd, is een onderzoeksvraag opgesteld. En geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Dit betreft de uitgangsvraag van module 1.2 Preventieve maatregelen.

Methode literatuur(samenvatting)

Voor module 1.2 Preventieve maatregelen is een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder de paragraaf Onderbouwing in de module. Indien mogelijk werden de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de risk-of-bias-tabellen onder Onderbouwing van de afzonderlijke modules.

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in evidence-tabellen (zie Onderbouwing).

De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur (zie Onderbouwing).

De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluations (GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation)). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.

Indeling van de kwaliteit van bewijs volgens GRADE

Hoog

Er is veel vertrouwen dat het werkelijke effect dicht in de buurt ligt van het geschatte effect.

Matig

Er is matig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect, maar er is een mogelijkheid dat het hiervan substantieel afwijkt.

Laag

Er is beperkt vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillen van het geschatte effect.

Zeer Laag

Er is weinig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van het geschatte effect.

Methode overige informatiebronnen

Voor module 1.1 Risicovolle zorghandelingen en module 2 Medische hulpmiddelen heeft de werkgroep gekozen om niet systematisch te zoeken naar wetenschappelijke literatuur om antwoord te geven op de uitgangsvraag. Hierdoor is er geen richting te geven aan de besluitvorming op basis van wetenschappelijk bewijs.

Module 1.1 is een inventariserende achtergrondvraag waar een algemene aanbeveling uit voortkomt over het vóórkomen van accidenteel bloedcontact. Er is inventariserend gezocht naar wetgeving, jurisprudentie, registratiegegevens in databanken en documentatie in (inter)nationale richtlijnen, en aanvullend naar standpunten/opinies, uitspraken, onderzoeken over accidenteel bloedcontact. Zij dienen als informatiebronnen voor de uiteenzetting van zorgsituaties waarin het risico op accidenteel bloedcontact zodanig hoog is dat er (preventieve) maatregelen nodig zijn.

Module 2 gaat over het gebruik van medische hulpmiddelen in relatie tot de preventie van accidenteel bloedcontact. Bepaalde maatregelen hiervoor zijn direct of indirect belegd in Europese en/of nationale wetgeving over accidenteel bloedcontact en werken met scherpe voorwerpen en naalden. De wetgeving vormt daarom de basis voor het opstellen van de overwegingen de aanbevelingen.

Module 3 betreft een kennismodule en richt zich op vaccinatie tegen hepatitis B voor zorgmedewerkers waarbij de doelgroepen en de juridische kaders behandeld worden. Er is inventariserend gezocht naar wetgeving, jurisprudentie, en documentatie in (inter)nationale richtlijnen, en aanvullend naar standpunten/opinies, uitspraken, onderzoeken over vaccinatie tegen hepatitis B.

De arbo-component hierbij is dat medewerkers beschermd en veilig moeten kunnen werken. Vanuit een oogpunt van infectiepreventie draagt het vaccineren van zorgmedewerkers bij aan het bieden van veilige zorg. Vaccineren van risicolopende zorgmedewerkers verlaagt het risico op transmissie van hepatitis B als bloedoverdraagbare aandoening bij accidenteel bloedcontact en is daarom opgenomen in deze richtlijn.

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang.

Genoemd kunnen worden:

  • kosten en middelen;
  • aanbevelingen in (inter)nationale richtlijnen;
  • waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg;
  • balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
  • aanvaardbaarheid van interventies;
  • haalbaarheid van een aanbeveling.

Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje Overwegingen.

Formuleren van de aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en volgen ten dele (in)direct uit Europese en/of nationale wetgeving. Aanvullend konden de uitgangsvragen beantwoord worden op basis van consensus based vanuit expertise binnen de werkgroep en klankbordgroep, aangevuld met best practices uit sleutelartikelen aangedragen door werkgroepleden. Aanbeveling die direct in de wet belegd zijn, zijn apart weergegeven in de aanbeveling als wettelijke verplichting. Dit betreft verplichtingen voor werkgevers.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor zorgmedewerkers

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Randvoorwaarden (organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

Formuleren van kennislacunes

Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in de bijlage Kennislacunes.

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en andere relevante partijen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

Inbreng patiëntenperspectief

De Patiëntenfederatie Nederland is betrokken geweest in de knelpuntenanalyse en heeft het raamwerk ontvangen voor commentaar in de voorfase. Zij hebben aangegeven geen zitting te willen nemen in de werkgroep of klankbordgroep. Tijdens de commentaarfase hebben zij meegelezen met de conceptteksten.

Wkkgz Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst.

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module 1 Risicovolle zorghandelingen

Geen financiële gevolgen

-

Module 2 Preventieve maatregelen

Geen financiële gevolgen

-

Kennismodule 3 Vaccinatie hepatitis B voor risicolopers

Geen financiële gevolgen

-

Literatuur

  1. Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
  2. Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
  3. Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
  4. Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
  5. GRADE
  6. Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
  7. Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
  8. Schünemann H, Brożek J, Guyatt G et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013.

Dit implementatieplan is opgesteld ter bevordering van de richtlijn Accidenteel bloedcontact. Voor het opstellen van het implementatieplan heeft de werkgroep een advies uitgebracht over het tijdspad voor implementatie en de partijen die hier verantwoordelijk voor zijn.

Werkwijze

De werkgroep heeft voor de hele richtlijn geïnventariseerd wanneer de aanbeveling(en) overal geïmplementeerd moet(en) zijn en wie de verantwoordelijke partij is voor de te ondernemen acties.

Implementatietermijnen

De aanbevelingen in deze richtlijn zijn niet strenger dan die in bestaande/voorgaande richtlijnen. Veel aanbevelingen zijn al onderdeel van de huidige praktijk en brengen daarom weinig of geen implementatieproblemen met zich mee.

Te ondernemen acties per partij

Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn in het algemeen te bevorderen.

Zorginstellingen zijn verantwoordelijk voor:
  • het faciliteren van de benodigde middelen en materialen voor naleving van de richtlijn;
  • de vertaalslag van de richtlijn naar de eigen werkprocedures van de organisatie;
  • het controleren van de toepassing en naleving van de werkprocedures via audits;
  • het opnemen van de werkprocedures in (digitale) werkomgeving en interne scholingsprogramma’s.
Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties dragen zorg voor:
  • het bekend maken van de richtlijn onder de leden/achterban;
  • het onder de aandacht brengen van de richtlijn door te publiceren in tijdschriften en te spreken op symposia en congressen;
  • het controleren van de toepassing en naleving van de aanbevelingen in kwaliteitsvisitaties;
  • het opnemen van de aanbevelingen in (digitale) scholingstools en audit tools.
Individuele zorgmedewerkers:
  • nemen kennis van de aanbevelingen uit de richtlijn en volgen deze op tijdens werkzaamheden;
  • bespreken de aanbevelingen in de eigen zorgorganisatie/instelling en/of tijdens teamoverleggen;
  • maken afspraken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
De initiërende organisaties zorgen ervoor dat:
  • De richtlijn wordt gepubliceerd op de site www.sri-richtlijnen.nl en wordt toegevoegd aan de Richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten (FMS Federatie Medisch Specialisten (Federatie Medisch Specialisten)) en het platform Richtlijnen Langdurige Zorg van de Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (SKILZ Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg)).

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Accidenteel bloedcontact is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die waardevol konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvraag in module 1.2 Preventieve maatregelen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvraag is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, echter ook een deel niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling)) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan voor deze onderzoeksvraag. Voor de overige uitgangsvragen is gebruik gemaakt van bestaande wet- en regelgeving en informatie uit (inter)nationale richtlijnen, aangevuld met expert opinion- en sleutelartikelen. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

Module 1.1 Risicovolle zorghandelingen

Er is geconstateerd dat er in Nederland geen zicht is op het aantal prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten dat jaarlijks in de zorg plaatsvindt en hoe surveillance kan bijdragen aan de preventie van accidenteel bloedcontact. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar instrumenten voor mogelijkheden voor surveillance van het prik-, spat-, snij- en bijtaccidenten en wat surveillance kan bijdragen aan het verminderen van accidentele bloedcontacten.

Module 1. 2 Preventieve maatregelen

Er is wetenschappelijk bewijs gevonden voor de bijdrage van bepaalde preventieve maatregelen aan het verminderen van accidentele bloedcontacten en de transmissie van bloedoverdraagbare aandoeningen. Het gevonden bewijs is echter van zeer lage kwaliteit.

Module 2 Medische hulpmiddelen

Er is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de bijdrage van medische hulpmiddelen aan het verminderen en voorkomen van accidenteel bloedcontact en transmissie van bloedoverdraagbare aandoeningen. Gebruik van bepaalde medische hulpmiddelen is al belegd in wet- en regelgeving. 

Module 3 Kennismodule vaccinatie hepatitis B voor risicolopers

Er is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. De kennismodule geeft achtergrondinformatie die ondersteunend kan zijn voor de uitvoering van de overige modules in deze richtlijn.

Bekijk  de pdf met de notulen van de knelpunteninventarisatie voor deze richtlijn:

Rapportage knelpunteninventarisatie