Module 3.1 Operatie van een geïsoleerde patiënt
Uitgangsvraag
Welke andere maatregelen dienen op het operatiekamercomplex (OK-complex) genomen te worden boven op de infectiepreventiemaatregelen voor contact-, druppel- en aerogeen overdraagbare infectieziekten/micro-organismen?
Aanbevelingen
- Weeg zorgvuldig af of de operatie nu nodig is of dat deze kan worden uitgesteld tot de isolatie-indicatie vervallen is.
- Zorg voor ruim voldoende voorbereiding en tijd bij een operatie bij de geïsoleerde patiënt.
- Verwijder niet-benodigde apparatuur uit de operatiekamer bij een patiënt die geïsoleerd is vanwege een micro-organisme waarvoor contact én aerogene isolatie nodig is. Of reinig en desinfecteer de apparatuur nadien.
- Laat een patiënt in aerogene isolatie perioperatief verblijven in een isolatiekamer of in de operatiekamer.
- Zorg dat bij een patiënt in druppelisolatie de 1,5 meter afstand tot andere patiënten geborgd is.
- Pas bij een patiënt in isolatie de volgende infectiepreventiemaatregelen toe zoals beschreven in de volgende SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen: Isolatie, Meticilline resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO).
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Voor deze module is geen systematische literatuursearch uitgevoerd. Voor deze module is gebruik gemaakt van de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Isolatie en de richtlijn tuberculose van de Centers for Disease Control and Prevention (CDC (Centers for Disease Control and Prevention)). Deze module is gerelateerd aan de module 3.2 Drukhiërarchie bij aerogene isolatie.
Contactisolatie
De maatregelen volgens de SRI-richtlijn Isolatie zijn van toepassing op het OK-complex. De werkgroep is van mening dat er geen aanvullende infectiepreventiemaatregelen nodig zijn bij het opereren van een patiënt in contactisolatie, vergeleken met de opgenomen patiënt op een verpleegafdeling.
Druppelisolatie
Patiënten in druppelisolatie worden op een eenpersoonskamer, in cohortverpleging of in eilandverpleging verpleegd met borging van 1,5 meter afstand tussen patiënten. Onder deze voorwaarde is verblijf op holding en verkoever mogelijk. Indien deze afstand van 1,5 meter niet mogelijk is, overleg met een deskundige infectiepreventie over het toepassen van een mogelijke barrière tussen patiënten.
Op de OK, holding en verkoever moeten materialen die binnen anderhalve meter van de geïsoleerde patiënt aanwezig zijn gereinigd en gedesinfecteerd worden. Buiten anderhalve meter zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
Aerogene isolatie
Wanneer voor de patiënt een indicatie bestaat voor aerogene isolatie, dan is een isolatiekamer nodig. Voor de definitie van een isolatiekamer wordt verwezen naar de SRI-richtlijn Isolatie. Op een OK-complex is eigen sanitair niet van toepassing. Indien op de holding of verkoever geen isolatiekamer is, dan wordt de patiënt rechtstreeks naar de operatiekamer gebracht en ook daar verkoeverd. Op de operatiekamer bestaat een positieve drukhiërarchie in tegenstelling tot een isolatiekamer. Dit is verder uitgewerkt in de module 3.2 Drukhiërarchie bij aerogene isolatie. De deuren van de operatiekamer dienen zoveel mogelijk gesloten te blijven.
Materialen en apparatuur op de OK moet men beschouwen als gecontamineerd bij aerogene pathogenen. Echter als de micro-organismen niet via contact worden overgebracht brengen gecontamineerde materialen en apparatuur geen risico met zich mee voor anderen. Indien een patiënt in gecombineerde contact- en aerogene isolatie is, moeten alle niet-benodigde materialen en apparatuur verwijderd worden uit de OK. Zorg voor een buitenomloop voor aanvoer van materialen.
Na het vertrek uit een kamer (isolatiekamer of OK) van een patiënt met een aerogeen overdraagbare infectie moeten de deuren gesloten blijven en een FFP2-mondneusmasker gedragen worden in de kamer. De verdunning van de concentratie aerosolen, nadat de patiënt is verplaatst, heeft tijd nodig en de duur is afhankelijk van het ventilatievoud van de kamer (zie Guidelines for Preventing the Transmission of Mycobacterium tuberculosis in Health-Care Settings, 2005).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
Isolatie kan een negatieve impact hebben op het welzijn van de patiënt. Aandacht voor proportionaliteit van isolatiemaatregelen is daarom van belang. Het is goed om de patiënt te informeren over de reden van de maatregelen die dienen om medepatiënten en medewerkers te beschermen tegen besmetting met potentieel pathogene micro-organismen.
Kosten (middelenbeslag)
De aanbevelingen zullen weinig tot geen invloed hebben op de kosten vergeleken met de huidige praktijk.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De WIP-richtlijn Isolatie is gewijzigd in SRI-richtlijn Isolatie. In het belang van duurzaamheid en proportionaliteit is het goed om de actuele richtlijnen onder de aandacht van alle gebruikers te brengen. Aangezien de maatregelen in die richtlijn enigszins zijn aangepast maar niet zijn aangescherpt, worden er verder geen problemen met implementatie verwacht.
Duurzaamheid en hergebruik
Dezelfde overwegingen voor duurzaamheid en hergebruik beschreven in de SRI-richtlijn Isolatie gelden ook voor het OK-complex.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Voor de maatregelen bij een patiënt in contact-, druppel- of aerogene isolatie of een combinatie ervan gelden de aanbevelingen uit de SRI-richtlijn Isolatie. De werkgroep is van mening dat het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen bij contact- en druppelisolatie op het OK-complex niet anders is dan bij een patiënt opgenomen op een verpleegafdeling. In geval van afwezigheid van een eenpersoonskamer zal voor druppelisolatie de afstand van 1,5 meter tot andere patiënten geborgd moeten worden om transmissie van het betreffende micro-organisme te voorkomen. Bij aerogene isolatie zal de patiënt in een isolatiekamer moeten verblijven. Indien die niet aanwezig is op holding of verkoever, dan dient de patiënt bij binnenkomst direct naar de operatiekamer te worden gebracht en na afloop aldaar te worden verkoeverd. Belangrijk om hierbij op te merken is dat voor sommige micro-organismen een indicatie is voor een combinatie van aerogene en contactisolatie. Hierbij gelden beide aanbevelingen. Bij een patiënt in contact- en aerogene isolatie wordt van tevoren niet-benodigde apparatuur uit de OK gehaald. Of reinig en desinfecteer gebruikte apparatuur nadien.
Onderbouwing
Autorisatiedatum: 19 september 2024
Eerstvolgende beoordeling actualiteit: september 2029
Initiatief:
- SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )
Geautoriseerd door:
- Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH (Nederlandse Vereniging voor Heelkunde ))
- Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ))
- Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV)
- Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ))
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ))
- Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ))
- Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF (Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica ))
- Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT)
- Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV (Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie ))
- Landelijke Vereniging Operatieassistenten (LVO)
- Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ))
Regiehouder
- Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Bij het verzorgen en behandelen van patiënten met een isolatie-indicatie dienen infectiepreventiemaatregelen genomen te worden, boven op de algemene voorzorgsmaatregelen. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
)-richtlijn Isolatie. Overigens is bij deze richtlijn de term ‘strikte isolatie’ vervallen, en vervangen door de combinatie ‘contact- en aerogene isolatie’.
Door infectiepreventiemaatregelen wordt het risico op transmissie verminderd, maar niet volledig opgeheven. Daarnaast brengen isolatiemaatregelen kosten, gebruik van materialen en mogelijk verlenging van de proceduretijd (door voorbereiding, verkoeveren op de operatiekamer, extra reiniging/desinfectie nadien) met zich mee. Bij alle patiënten met een isolatie-indicatie moet zorgvuldig worden afgewogen of de procedure op dat moment moet plaatsvinden. Of dat kan worden gewacht tot de isolatie opgeheven kan worden. Indien de operatie niet kan worden uitgesteld, moet voldoende tijd worden ingepland voor de voorbereidingen en nazorg.
Deze module beschrijft welke andere maatregelen op het OK-complex genomen dienen te worden boven op de infectiepreventiemaatregelen voor contact-, druppel- en aerogeen overdraagbare infectieziekten/micro-organismen.
Voor algemene voorzorgsmaatregelen wordt verwezen naar de SRI-richtlijnen Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker, Persoonlijke beschermingsmiddelen en Reiniging en desinfectie van ruimten. Er zijn aparte SRI-richtlijnen voor Meticilline resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO).
Beschermende isolatie voor bijvoorbeeld patiënten na een stamceltransplantatie valt buiten de scope van deze richtlijn.
No systematic literature analysis was performed for this clinical question, because the nature of this question does not lend itself well to be an answer by means of a systematic review of original scientific research. To answer this question the WIP-guideline Operatie geïsoleerde patiënten, relevant international guidelines and relevant scientific articles were examined.
Bijlagen
Begrip | Definitie |
---|---|
Algemene voorzorgsmaatregelen |
Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen: Handhygiëne & persoonlijke hygiëne, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen, Reiniging en desinfectie van ruimten en Accidenteel bloedcontact. |
Beschermende kleding |
Kleding die als extra bescherming wordt gedragen over de werk- of de eigen kleding heen. Het dragen van beschermende kleding verkleint de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de werk- of eigen kleding van de medewerker. Er bestaan verschillende typen beschermende kleding: een jasschort met korte mouw, een jasschort met lange mouw met manchet, een halterschort en een overall. |
Desinfectie |
Het doden of inactiveren van micro-organismen, waarbij het aantal pathogene micro-organismen wordt teruggebracht tot onder de infectieuze dosis. |
Infectie |
Interactie tussen het micro-organisme en de gastheer leidt tot schade of een veranderde fysiologie bij de gastheer. De schade of veranderde fysiologie kan resulteren in klinisch waarneembare symptomen en verschijnselen maar ook langdurig onopgemerkt blijven of subklinisch verlopen. |
NEN |
Afkorting voor Nederlandse Norm. Een NEN-norm wordt vastgesteld door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). NEN beheert de in Nederland aanvaarde internationale (ISO, IEC), Europese (EN) en nationale normen (NEN). |
Persoonlijk beschermingsmiddel |
Een uitrustingsstuk of -middel dat primair bedoeld is om een door een medewerker te worden gedragen als bescherming tegen één of meer gevaren die een bedreiging kunnen vormen voor zijn gezondheid en zijn veiligheid binnen deze richtlijn door de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de medewerker te verkleinen. Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen daarnaast door een medewerker worden gedragen als infectiepreventiemaatregel. Er zijn verschillende typen persoonlijke beschermingsmiddelen: handschoenen, beschermende kleding, chirurgisch mondneusmasker, ademhalingsbeschermingsmasker, oogbescherming (spatbril), beschermende hoofdbedekking en overschoenen en laarzen. |
Reiniging |
Het verwijderen van vuil en ander ongewenst materiaal. Hoewel het doel van reinigen niet primair is gericht op de verwijdering van micro-organismen zullen, met het verwijderen van het vuil, ook micro-organismen worden verwijderd. |
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg m.b.t. infectiepreventie op het OK-complex. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, NGG (NOG (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap )), VCCN, NOV, SVN, NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ), VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ), VDSMH (Vereniging Deskundigen Steriele Medische Hulpmiddelen ), NVKF (Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica ), BRV, NVT, THI-werkgroep, NVA (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ) en NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde ) via de knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
---|---|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
---|---|---|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland )) voor de knelpunteninventarisatie. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen op het OK-complex |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Dubbele chirurgische handschoenen |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Chirurgische handschoenen |
Deze module is geen onderdeel van deze autorisatiefase |
Deze module is geen onderdeel van deze autorisatiefase. |
Handhygiëne en persoonlijke gebruiksvoorwerpen |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Handdesinfectie voor een aseptische procedure |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Operatie van een geïsoleerde patiënt |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Drukhiërarchie bij aerogene isolatie op het OK-complex |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Inrichting zelfstandige behandelkamer |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from https://gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.
Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Infectiepreventie op het OK-complex te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.
Werkwijze
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- wat een realistische termijn voor implementatie is;
- de verwachtte effect van implementatie op de zorgkosten;
- randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
- mogelijk barrières voor implementatie;
- te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
- verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.
Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.
Tabel 1. Implementatieplan
Module |
Tijdspad implemen- |
Verwacht effect op de kosten |
Mogelijke barrières voor implementatie1 |
Te ondernemen acties voor implementatie2 |
Verantwoordelijke voor acties3
|
---|---|---|---|---|---|
1.1 Kleding en Persoonlijke beschermingsmiddelen |
< 1 jaar |
Geen substantieel effect op kosten verwacht. Mogelijk enige vermindering. |
Er kan weerstand zijn om oude niet-onderbouwde maatregelen/ gewoontes af te schaffen, zoals het gebruik van een overjas en wisselen van schoeisel, en het ondergoed van de patiënt. Ook wordt de term clean air suit vaak ten onrechte toegepast op OK-kleding. |
Verspreiden richtlijn, aanpassen lokale protocollen en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals, leidinggevende OK, ziekenhuis-bestuurders. |
1.2.1 Dubbele chirurgische handschoenen |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht. |
Het verdient aandacht dat het gebruik van dubbele chirurgische handschoenen geen bewezen effect heeft op infectiepreventie zowel bij patiënt als medewerker en dat onnodig gebruik niet duurzaam is. In de dagelijkse praktijk wordt met enige regelmaat voor dubbele chirurgische handschoenen gekozen. Dit dient dan weloverwogen te zijn om andere redenen. |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals. |
2.1 Handhygiëne en persoonlijke gebruiksvoorwerpen |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen, het betreft de aanbeveling om hindernissen bij toepassen van handhygiëne op het OK-complex te herkennen. |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers.
|
Professionals. |
2.2 Handdesinfectie voor een aseptische procedure |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht. Mogelijk enige vermindering van kosten. |
Het wijzigen van oude gewoontes kan tijd kosten. Handen wassen wordt alleen gedaan op indicatie (vuil), maar niet in kader van handdesinfectie. De combinatie preoperatief handen wassen en dan handenalcohol wordt expliciet, conform WHO-richtlijn, ontraden. |
Verspreiden richtlijn, aanpassen lokale protocollen en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals, leidinggevenden OK, ziekenhuis-bestuurders. |
3.1 Operatie van een geïsoleerde patiënt |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid. |
Verspreiden richtlijn, aanpassen lokale protocollen en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals. |
3.2 Drukhiërarchie bij aerogene isolatie |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen, dit betreft bestaand beleid. |
Verspreiden richtlijn. |
Professionals. |
4.1 Inrichting zelfstandige behandelkamer |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen. |
Verspreiden richtlijn. |
Professionals. |
1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.
2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.
3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de participerende wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.
Termijn voor implementatie
Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien begin 2024) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (medio 2025) realistisch en haalbaar.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
- Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
- Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
- Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
- Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
- Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
- Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
- Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie ))
- Toevoegen van de richtlijn aan de SRI-website.
- Toevoegen van richtlijn aan de Richtlijnendatabase.
- Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
- De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.
Indicatoren
Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Infectiepreventie op het OK-complex is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based-methodiek (EBRO (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.
Module 1.1 OK-kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 1.2.1 Dubbele chirurgische handschoenen
Zorgt het dragen van dubbele handschoenen voor een kleiner risico op postoperatieve wondinfecties en bloedoverdraagbare aandoeningen vergeleken met het dragen van enkele handschoenen?
Module 1.2.2 Chirurgische handschoenen
Deze module wordt parallel ontwikkeld in de richtlijnwerkgroep van de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Postoperatieve wondinfecties (POWI) (in ontwikkeling) en wordt te zijner tijd aan deze richtlijn toegevoegd.
Module 2.1 Handhygiëne en persoonlijke gebruiksvoorwerpen
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 2.2 Handdesinfectie voor een aseptische procedure
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 3.1 Operatie van een geïsoleerde patiënt
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 3.2 Drukhiërarchie bij aerogene isolatie
Systematische search uitgevoerd, maar de praktijk wordt hierdoor niet gehinderd en wordt er geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 4 Inrichting zelfstandige behandelkamer
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Bekijk de pdf met de notulen van de knelpunteninventarisatie voor deze richtlijn: