Module 1.1 OK-kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen
Uitgangsvraag
Welke maatregelen gelden er voor medewerkers op het operatiekamercomplex, voor de patiënt die geopereerd gaat worden en voor het bezoek dat op het OK-complex komt, met het doel om zorggerelateerde infecties te minimaliseren?
De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:
- Welke maatregelen gelden er voor medewerkers op het operatiekamercomplex (OK-complex) voor kleding en schoeisel en welke persoonlijke beschermingsmiddelen moeten zij dragen?
- Welke maatregelen gelden er voor de kleding van de patiënt die geopereerd wordt?
- Welke omkleedprocedure geldt er voor bezoek?
Aanbevelingen
-
Maatregelen voor medewerkers
Scrub suit
- Draag op het operatiekamercomplex dagelijks een schoon scrub suit en vervang deze bij verontreiniging.
Warmhoudjas
- Draag geen warmhoudjas bij het verrichten van patiëntgebonden handelingen.
Verlaten operatiekamercomplex
- Beperk het verlaten van het operatiekamercomplex in scrub suit tot een minimum.
- Draag bij kortdurend verlaten van het operatiekamercomplex geen overjas. Bij verontreiniging van het scrub suit dient deze te worden vervangen.
- Draag bij patiëntgebonden handelingen buiten het operatiekamercomplex een overjas met korte mouwen of wissel het scrub suit bij terugkomst op het operatiekamercomplex.
Schoeisel
- Draag goed te reinigen en te desinfecteren schoeisel op het operatiekamercomplex. Bij kortdurend verlaten van operatiekamercomplex kan dit schoeisel gedragen blijven worden, mits het schoon blijft.
- Draag schoeisel niet buiten het ziekenhuis.
- Reinig schoeisel direct bij zichtbare verontreiniging. Bij contaminatie met lichaamsvloeistoffen dient het schoeisel gereinigd en gedesinfecteerd te worden.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
- Draag op het operatiekamercomplex handschoenen en oogbescherming conform de richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Draag een chirurgisch mondneusmasker type IIR bij risico op spatten van lichaamsvocht in het gezicht en om het steriele veld te beschermen. Dit geldt voor het steriele team vanaf incisie tot de wond gesloten is. Over het dragen van een mondneusmasker door het niet-steriele team doet de werkgroep geen aanbevelingen (zie uitleg onder Mondneusmasker).
- Draag hoofdbedekking dan wel haar-/baardbedekking in zone A en zone B.
-
Maatregelen voor de kleding van patiënten
- Zorg dat de patiënt schone operatiekleding aantrekt en voorzie het bed van de patiënt van schoon beddengoed voordat de patiënt naar de operatiekamer wordt gebracht. De patiënt mag eigen, schoon ondergoed dragen indien dit de procedure niet hindert.
- Stel een protocol met kaders op voor kortdurende ingrepen met een klein steriel gebied die op een OK klasse 2 mogen plaatsvinden, waarbij het dragen van schone, eigen kleding door de patiënt wordt toegestaan.
-
Omkleedprocedure voor bezoek
- Hanteer voor bezoekers van het operatiekamercomplex dezelfde omkleedprocedure als voor medewerkers en stel dezelfde eisen aan het dragen van schoon schoeisel en persoonlijke beschermingsmiddelen. Voor ouders of partners die een kind of partner vergezellen op het operatiekamercomplex kan uit praktische overweging een overall gebruikt worden.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Voor bovengenoemde uitgangsvragen is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. Er is weinig bewijs voorhanden en het individuele effect van alle maatregelen op het ontstaan van een postoperatieve wondinfectie en infecties bij de medewerker zijn veelal onbekend. Daarom baseert de werkgroep zich op informatie over kleding, schoeisel en persoonlijke beschermingsmiddelen uit de WIP-richtlijnen Postoperatieve wondinfecties en Veilig werken in de operatiekamer, NEN-EN- normen, National Institute for Health and Care Excellence (NICE) richtlijn Surgical Site Infection, richtlijn Transmission-based precautions van de Association of periOperative Registered Nurses (AORN), Cochrane reviews, andere ondersteunende literatuur, microbiologische principes en expert opinion.
Kleding en schoeisel op het OK-complex
Scrub suit
Op het OK-complex wordt door OK-personeel een scrub suit gedragen in zone A, B en C. Voor de scrub suits die gedragen worden in de Nederlandse ziekenhuizen bestaat geen norm. Er is wel een norm voor zogenaamde ‘clean air suits’. Dit is (OK-)kleding waarbij de hoofd, oren en hals volledig bedekt worden en de uitscheiding van huidschilfers verder wordt verlaagd. Clean air suits worden gedragen in cleanrooms en met name in Scandinavische landen gebruikt op de operatiekamer, echter weinig in andere Europese landen (Abreu, 2014; NEN-EN 13795-1). De NEN-EN 13795-2 norm beschrijft de voorwaarden waar deze clean air suits aan moeten voldoen, gebaseerd op doorlaatbaarheid voor kolonievormende eenheden. De klinische onderbouwing en relevantie voor postoperatieve wondinfecties ontbreken echter.
Studies over materiaal waar scrub suits van gemaakt zijn, zijn klein en uitgevoerd onder wisselende omstandigheden. De AORN (Guideline surgical attire, 2019) adviseert ‘tightly woven’ scrub suits op basis van een aantal kleine onderzoeken. In één van deze studies (Tammelin, 2000) is een scrub suit, gemaakt van katoen en polyester (270x230 threads/10cm) vergeleken met een tightly woven scrub suit, gemaakt van katoen en polyester (560x395 threads/10 cm) met manchetten op de armen en broekspijpen, tijdens 65 electieve openhartoperaties. Hieruit kwam naar voren dat tijdens het dragen van een tightly woven scrub suit significant minder kolonievormende eenheden in de operatiekamer aanwezig waren, maar er was geen effect op het aantal eenheden meticilline resistente Staphylococcus epidermidis (MRSE) in de lucht of wond. In dezelfde onderzoekspopulatie wordt beschreven dat de huid van de patiënt de voornaamste bron was voor wondcontaminatie met MRSE (Tammelin, 2001). In een andere prospectieve observationele studie (Tammelin, 2012) is tijdens 21 orthopedische operaties onderzocht of het dragen van kleding gemaakt van katoen/polyester of alleen polyester (twee soorten) van invloed was op het aantal kolonievormende eenheden per m3 in de operatiekamer. De hoeveelheid kolonievormende eenheden per m3 was significant lager tijdens het dragen van kleding gemaakt van polyester. In deze studie is geen onderzoek gedaan naar het verschil tussen tightly woven en conventionele scrub suits. Scrub suits met nauw aansluitende broekspijpen kunnen het aantal vrijkomende deeltjes verminderen. Hierbij is de onderbouwing echter van zeer beperkte kwaliteit (Whyte, 1976).
Op basis van het beperkte bewijs kan de werkgroep geen aanbeveling doen over het materiaal van de kleding en het wel of niet gebruiken van tightly woven scrub suits.
De werkgroep adviseert medewerkers op het OK-complex om dagelijks een schoon scrub suit te dragen, welke gewassen is in een door de instelling aangewezen wasserij. Bij verontreiniging wordt het scrub suit vervangen. Het scrub suit wordt niet buiten het ziekenhuis gedragen.
In het kader van duurzaamheid geeft de werkgroep de voorkeur aan herbruikbare producten (NVvH Leidraad Duurzaamheid(PDF)). Het materiaal moet bestendig zijn tegen frequent wassen.
Het is aannemelijk dat de combinatie van schone OK-kleding, luchtbeheersing en handhygiëne de blootstelling aan micro-organismen die een postoperatieve wondinfectie kunnen veroorzaken vermindert (AORN Guideline for surgical attire, 2019).
Voor de opslag van niet-steriele OK-kleding wordt verwezen naar de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Linnengoed (in ontwikkeling). Voor de eisen aan steriele operatiejassen wordt verwezen naar de richtlijn Preventie van POWI’s (in ontwikkeling).
Sieraden
Voor de aanbevelingen over het dragen van sieraden op het OK-complex gelden de aanbevelingen vanuit de SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker. In het OK-complex draagt men geen sieraden die de buitenkant van het scrub suit raken.
Warmhoudjas
Een warmhoudjas is een jas die gedragen kan worden bij kou op het OK-complex. Warmhoudjassen met lange mouwen mogen niet gedragen worden tijdens contact met de patiënt of zijn omgeving (SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker) en niet op andere momenten dat er handhygiëne moet worden toegepast, zoals bij het contact met schone materialen. De werkgroep is van mening dat de warmhoudjas persoonsgebonden gebruikt dient te worden en dagelijks gewassen in een door de instelling aangewezen wasserij. Uit duurzaamheidsoverwegingen geeft de werkgroep de voorkeur aan een herbruikbare warmhoudjas (NVvH Leidraad Duurzaamheid(PDF)).
Overjas bij het verlaten van het OK-complex
De NICE richtlijn adviseert het verlaten van het OK-complex in een scrub suit tot een minimum te beperken (NICE, 2008). Volgens een search van de Europese werkgroep van nosocomiale infecties zijn er geen aanwijzingen dat er een verhoogd risico is op POWI’s bij het verlaten van het OK-complex in scrub suit zonder overjas (Humphreys, 2021 en Humphreys 2023).
Een kleine studie onderzocht of een scrub suit zonder overjas meer gecontamineerd raakt bij verblijf binnen en buiten het OK-complex dan alleen binnen het OK-complex. Dat bleek niet het geval (Hee, 2014). Een andere studie toonde geen significant verschil in contaminatie van scrub suit tussen gebruik van een overjas versus geen overjas (Kaplan, 2003).
De witte doktersjas blijkt vaak gecontamineerd met pathogene micro-organismen. De AORN Guideline for surgical attire (2019) beschrijft daarom dat een overjas of doktersjas schoon moet zijn als deze wordt gedragen. Bij patiëntencontact moeten korte mouwen worden gedragen om handhygiëne goed te kunnen uitvoeren (SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker), dus geen overjassen met lange mouwen.
Ondanks het gebrek aan bewijs dat het dragen van OK-kleding buiten het OK-complex leidt tot meer postoperatieve wondinfecties, adviseert de werkgroep wel het verlaten van het OK-complex in scrub suit tot een minimum te beperken. Het dragen van een overjas is niet noodzakelijk. Bij verontreiniging van het scrub suit dient deze te worden vervangen. Bij patiëntcontact buiten het OK-complex adviseert de werkgroep wel een overjas met korte mouwen te dragen, omdat de werkgroep het aannemelijk vindt dat het risico op contaminatie dan groter is. Instellingen hebben de mogelijkheid om hierover passende afspraken te maken en op te nemen in lokale protocollen.
De voorkeur gaat, uit duurzaamheidsoverweging, uit naar herbruikbare overjassen of schone doktersjassen (NVvH Leidraad Duurzaamheid(PDF)). Conform de SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker wordt een overjas dagelijks en bij verontreiniging gewassen.
Schoeisel
De AORN-richtlijn geeft aan dat op het OK-complex schoon schoeisel gedragen moet worden om contaminatie van de vloer en de lucht te voorkomen (AORN surgical attire 2019). De NICE richtlijn (2008 en updates) zegt dat gebruik gemaakt kan worden van overschoenen die over de eigen schoenen gedragen worden, zonder onderbouwing. Het gebruik van schoenhoezen wordt door andere artikelen juist niet geadviseerd, omdat dit geen effect heeft op contaminatie van de vloer en omdat bij het aan- en uittrekken kans is op contaminatie van handen (Hafiani, 2022). Humphreys adviseert om bij het verlaten van het OK-complex de schoenen te wisselen (Humphreys 2023).
De SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker beschrijft dat schoeisel voor zorgmedewerkers direct gereinigd moet worden bij zichtbare verontreiniging. Als sprake is van contaminatie met lichaamsvloeistoffen, dan wordt het schoeisel gereinigd én gedesinfecteerd conform het protocol van de instelling. Ten behoeve van adequate reiniging en desinfectie meent de werkgroep dat OK-schoeisel van glad materiaal moet zijn, indien van toepassing siliconenveters moet bevatten en aan de voorzijde gesloten moet zijn.
In hoeverre het dragen van schoeisel dat alleen op het OK-complex gedragen wordt, bijdraagt aan het voorkomen van POWI’s is onbekend. De werkgroep is van mening dat OK-schoeisel ook kortdurend elders in het ziekenhuis (buiten het OK-complex) gedragen kan worden. Het schoeisel mag niet buiten het ziekenhuis worden gedragen. Bij zichtbare verontreiniging dient het schoeisel te worden gereinigd bij terugkomst op het OK-complex.
Persoonlijke beschermingsmiddelen op het OK-complex
Handschoenen
Voor het gebruik van onsteriele en chirurgische handschoenen wordt verwezen naar respectievelijk de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen en de SRI-richtlijn Preventie van POWI’s (in ontwikkeling). Voor prik-, snij- en spataccidenten wordt verwezen naar de SRI-richtlijn Accidenteel bloedcontact.
Oogbescherming
Voor oogbescherming wordt verwezen naar de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Mondneusmasker
Het dragen van een chirurgisch mondneusmasker type IIR door operatiekamerpersoneel dient twee doelen. Ten eerste worden mondneusmaskers gebruikt om druppels met micro-organismen vanuit de mond en neus van het operatieteam tegen te houden ter bescherming van de patiënt en ter voorkoming van POWI’s. De literatuur hierover laat tegenstrijdige resultaten zien. Enkele studies suggereren dat mondneusmaskers microbiële contaminatie van het steriele chirurgische veld kunnen verminderen (AORN Guideline Sterile technique, 2019). Dit is echter indirect bewijs waarvan de klinische relevantie dubieus is.
Studies met een klinische uitkomst POWI’s zijn schaars. In een Cochrane review (Vincent, 2016) werden drie gerandomiseerde studies geïdentificeerd met POWI’s na een ‘schone’ operatie als uitkomstmaat en vergelijking tussen het wel en niet dragen van mondneusmaskers op de OK (Chamberlain, 1984; Tunevall, 1991; Webster, 2010). De eerste twee studies hadden methodologische tekortkomingen. In de derde studie werd het wel of niet dragen van een mondneusmasker door het niet-steriele OK-team onderzocht, het steriele team droeg wel altijd een mondneusmasker. Het Cochrane review concludeerde dat er geen verschil is in POWI’s tussen het wel of niet dragen van mondneusmaskers door OK medewerkers tijdens ‘schone’ operaties. Gezien de beperkte literatuur is de impact van het dragen van mondneusmaskers door overige OK-medewerkers onduidelijk. In 2021 is een Nederlandse retrospectieve studie met 460 patiënten tijdens de COVID-19 epidemie gepubliceerd (Borstlap, 2021) die concludeert dat als het niet-steriele OK personeel geen mondneusmasker draagt, dit niet leidt tot meer POWI’s. Echter, ook deze studie heeft methodologische tekortkomingen.
Het tweede doel van het dragen van een mondneusmasker is het beschermen van de OK- medewerker tegen spatten en spuiten van lichaamsvloeistoffen van de patiënt om overdracht van micro-organismen van patiënt naar medewerker te voorkomen. Deze bescherming van OK- medewerkers is vastgelegd in de Arbowet (Arbeidsomstandighedenbesluit).
Richtlijnen beschrijven de controverse rondom het gebruik van mondneusmaskers op de OK, maar bevelen het gebruik ervan in de regel wel aan. De AORN-richtlijn (Sterile technique, 2019) adviseert om een mondneusmasker te dragen als er open steriele hulpmiddelen aanwezig zijn op de OK. Wel beschrijven zij het conflicterende bewijs voor een preventieve rol van mondneusmaskers in het voorkomen van POWI’s, de vele variabelen die invloed hebben op de incidentie van POWI’s en raden meer onderzoek aan alvorens conclusies te trekken. Het Amerikaanse Center for Disease Control and Prevention (CDC (Centers for Disease Control and Prevention)) adviseert om een mondneusmasker te dragen gedurende de procedure of als steriele hulmiddelen zijn geopend op de OK (Berríos-Torres, 2017).
De NICE richtlijn uit 2013 adviseert het dragen van mondneusmaskers overal waar operaties plaats vinden, terwijl de meest recente NICE richtlijn 2020 niets vermeld over het dragen van mondneusmaskers (NICE, 2013; NICE, 2020).
Concluderend erkennen alle richtlijnen de controverse en de toenemende afwijking van het standaard mondneusmasker beleid op de werkvloer, mede ingegeven door (schaarste in verband met) COVID-19. Tot nu toe heeft alleen de Britse richtlijn (NICE, 2020), die het meest recent is gepubliceerd, het mondneusmasker achterwege gelaten. Alle richtlijnen raden meer onderzoek aan. Het is de vraag of dit realistisch is.
Er is consensus over het dragen van een mondneusmasker (chirurgisch type IIR) ter bescherming van de OK medewerker tegen infecties. Dit geldt dan voor de medewerker die binnen spat en spuit afstand van de patiënt komt (het steriele team). Helaas heeft de wetenschappelijke discussie over het nut van mondneusmaskers bij het voorkomen van POWI’s weinig voortgang geboekt in de laatste 40 jaar door een gebrek aan goede studies met klinische uitkomstmaten. Voor het steriele team heeft dit weinig consequenties, omdat de bescherming van de medewerker een goede reden is om een mondneusmasker aan te bevelen. Voor het niet-steriele team ligt dit anders. Het niet-steriele team bestaat uit personen met uiteenlopende functies die zich in verschillende mate en op verschillende afstanden van het steriele veld bevinden. Uit het microbiologische principe vloeit voort dat het steriele veld ook beschermd moet worden als niet-steriele OK medewerkers in de nabijheid van het steriele veld zijn (<1,5 meter).
Het is de vraag hoe deze 1,5 meter in de praktijk geborgd kan worden. De grootte van de operatiekamers verschilt per ziekenhuis en de werkzaamheden van het niet-steriele team zijn dynamisch. In de praktijk betekent dit dat medewerkers van het niet-steriele team zich soms op >1,5 meter afstand van het steriele veld bevinden, maar soms ook binnen <1,5 meter en tijdens een ingreep meerdere keren een mondneusmasker moeten op- en afzetten. De vraag is of dit haalbaar is en in de praktijk correct wordt nageleefd. Ook zal het veelvuldig op- en afzetten van mondneusmaskers niet positief bijdragen aan duurzaamheid. Op basis hiervan kan er uit praktische overwegingen voor gekozen worden om alle aanwezigen op de operatiekamer tijdens een operatie een mondneusmasker te laten dragen, zoals in de huidige situatie het geval is. Anderzijds zijn er geen studies die het verband tussen wel of geen mondneusmasker dragen door het niet-steriele team <1,5 meter en het optreden van POWI’s hebben vastgesteld.
De werkgroep heeft vanwege onvoldoende bewijs en gebrek aan consensus binnen de werkgroep besloten geen aanbeveling te doen over het wel of niet dragen van een mondneusmasker door het niet-steriele team. Hiermee geeft de werkgroep ziekenhuizen ruimte om, in overleg met de vakgroepen en deskundige infectiepreventie, bij specifieke functies, situaties, procedures of OK-klasse indeling het mondneusmasker door het niet steriele-team achterwege te laten of juist alle aanwezigen op de operatiekamer een mondneusmasker te laten dragen. Voor de indicaties voor het dragen van een mondneusmasker bij isolatiepatiënten gelden de aanbevelingen uit de richtlijn isolatie (zie module 3.1 Operatie van een geïsoleerde patiënt).
Hoofdbedekking en baardbedekking
In de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen staat dat het dragen van hoofdbedekking ter voorkoming van zorggerelateerde infecties van of via de medewerker niet wordt aanbevolen, vanwege gebrek aan bewijs. Het gebruik van hoofdbedekking op het OK-complex is in die richtlijn buiten beschouwing gelaten.
In de AORN-richtlijn (Surgical attire, 2019) wordt geadviseerd hoofd- en baardbedekking te dragen op het OK-complex, vanwege de mogelijke bron van micro-organismen echter zonder bewezen effect op POWI. Er is geen verschil tussen verschillende vormen van hoofdbedekking in effect op infectiepreventie (Haskins, 2017). Humphreys meldt dat de bestaande literatuur niet aannemelijk maakt dat hoofdbedekking het risico op POWI vermindert, doet geen aanbeveling en verwijst naar ziekenhuis afspraken (Humphreys 2023).
Hoewel er geen bewijs is voor het gebruik van hoofdbedekking, is de werkgroep van mening dat bedekking van het hoofd en een eventuele baard in ten minste zone A en B van het OK-complex hygiënisch is. Uit duurzaamheidsoverwegingen heeft de werkgroep een voorkeur voor herbruikbare hoofdbedekking boven hoofdbedekking voor eenmalig gebruik (Cohen, 2023; Bolten, 2022). Hoewel er behoefte lijkt aan gebruik van eigen door de medewerker aangeschafte hoofdbedekking, is de werkgroep van mening dat dit niet optimaal is, mede vanwege het feit dat kleding (inclusief hoofdbedekking) volgens het wasvoorschrift van het ziekenhuis gewassen moet worden (SRI-richtlijn handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker). Bij het op- en afdoen kunnen haren en huidschilfers de scrub suit juist contamineren. Daarom wordt geadviseerd de hoofd- en baardbedekking te dragen zolang de scrub suit gedragen wordt, ook tijdens kortdurend verlaten van het OK-complex.
Kleding en beddengoed van de patiënt op de operatiekamer
Het is van oudsher gebruikelijk dat de patiënt schone operatiekleding aantrekt en dat het bed wordt voorzien van schoon beddengoed voordat de patiënt in het bed naar de operatiekamer wordt gebracht. Er is geen wetenschappelijk bewijs waaruit blijkt dat de kleding van de patiënt de kans op een postoperatieve wondinfectie beïnvloedt (NICE, 2019). Het dragen van schone operatiekleding voorkomt dat micro-organismen die aanwezig zijn op de eigen kleding van de patiënt zich op de operatiekamer kunnen verspreiden. Bovendien wordt met het dragen van operatiekleding voorkomen dat bloed of andere lichaamsvloeistoffen gemorst worden op de eigen kleding van de patiënt. De werkgroep is van mening dat patiënten eigen ondergoed kunnen dragen, mits dit schoon is.
Het is van belang dat operatiekleding de patiënt comfort en waardigheid biedt en daarnaast gemakkelijke toegang tot het operatiegebied en andere gebieden voor het plaatsen van benodigde intraveneuze, transurethrale en/of epidurale katheters.
De werkgroep is van mening dat er ingrepen zijn waarbij het dragen van schone, eigen kleding door de patiënt kan worden toegestaan. De werkgroep vindt dit acceptabel voor kortdurende ingrepen met een klein steriel gebied die mogen plaatsvinden in een OK-klasse 2, bijvoorbeeld tonsillectomieën bij kinderen. De werkgroep adviseert een lokaal protocol op te stellen waarin de kaders worden omschreven, ook aangezien in sommige zorginstellingen klasse 2 ingrepen op een klasse 1 OK worden uitgevoerd.
De werkgroep is van mening dat er geen rationale of onderbouwing is voor het dragen van een muts door de patiënt vanuit infectiepreventie oogpunt (Humphreys 2023).
Kleding van bezoekers op het OK-complex
Naast de vaste medewerkers van het OK-complex zijn regelmatig ook bezoekers op het complex aanwezig, zoals artsen van andere ziekenhuisafdelingen, ouders van kinderen tijdens het inleiden van de operatie, partners die een keizersnede bijwonen en technici voor werkzaamheden.
De werkgroep adviseert dat bezoekers van zone A en B op het OK-complex dezelfde omkleedprocedure volgen als medewerkers en ook worden dezelfde eisen gesteld aan het dragen van schoon schoeisel en persoonlijke beschermingsmiddelen. Een uitzondering kan worden gemaakt voor ouders of partners die een kind of partner vergezellen. Vanwege praktische overwegingen kan voor deze groep bezoekers bijvoorbeeld een overall in plaats van een scrub suit gebruikt worden. Uit duurzaamheidsoverwegingen geeft de werkgroep de voorkeur aan een herbruikbare overall (NVvH Leidraad Duurzaamheid(PDF) ). Een dergelijke overall bedekt doorgaans ook het schoeisel. Indien dat niet het geval is, kunnen bezoekers OK-schoeisel dragen.
In zone C gelden geen aanvullende kledingvoorschriften.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
Voor de patiënt is het van belang dat handelingen/ingrepen op een operatiekamer veilig uitgevoerd worden en het risico op zorggerelateerde infecties beperkt wordt. Door te voldoen aan de normen voor OK-kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen en de eisen die worden gesteld aan het gebruik, wordt het risico op zorggerelateerde infecties bij een patiënt verminderd.
Kosten (middelenbeslag)
Door OK-kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen correct te dragen wordt het risico op een zorggerelateerde infectie bij de patiënt verminderd. De kosten die het gebruik van de aanbevolen middelen met zich meebrengen, wegen niet op tegen de kosten die een zorggerelateerde infectie met zich mee kan brengen. Te denken valt aan hogere zorgkosten ten gevolge van een hogere ziektelast, inzet van antibiotische middelen en/of langere opnameduur. Het is van belang om kritisch te blijven ten aanzien van maatregelen, sommige gangbare maatregelen zijn niet onderbouwd en gaan wel gepaard met kosten en afval. Het niet standaard dragen van een overjas bij het verlaten van het OK-complex kan leiden tot minder kosten. Mondneusmaskers mogen alleen gedragen worden als daar een indicatie voor is. Het aanpassen van de indicatie voor het dragen van een mondneusmasker voor het niet-steriele team kan leiden tot vermindering van de kosten.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De aanbevelingen ten aanzien van de overjas en schoeisel bij verlaten van het OK-complex verschillen ten opzichte van de huidige praktijk op veel locaties. Gezien de gevonden literatuur (en gebruiken in andere landen), zijn met de nieuwe aanbeveling geen negatieve effecten op wondinfecties te verwachten.
De huidige praktijk is dat het hele OK-team een mondneusmasker draagt vanaf start van de ingreep tot het sluiten van de wond. In deze richtlijn wordt geen aanbeveling gedaan over het dragen van een mondneusmasker door het niet-steriele team. Hiermee geeft de werkgroep ziekenhuizen ruimte om bij specifieke functies, situaties of procedures specifiek beleid te maken. Het differentiëren van dit beleid kan leiden tot onduidelijkheid en het moeilijker handhaven van het nieuwe beleid. Het argument dat vaak gebruikt wordt dat universeel mondneusmasker beleid op de OK bijdraagt aan de OK-discipline beschouwt de expertgroep echter als een niet-inhoudelijk argument, dat in deze tijd van middelen schaarste en klimaatverandering niet leidend zou mogen zijn.
Bij (huid)klachten door operatiekamerkleding (schoenen, OK-kleding) kan de zorgmedewerker terecht bij de bedrijfsarts.
Duurzaamheid en hergebruik
In het kader van duurzaamheid adviseert de werkgroep om zoveel mogelijk gebruik te maken van herbruikbare kleding (Bolten, 2022; NVvH Leidraad Duurzaamheid(PDF)). Dit geldt voor OK-kleding, overjassen, warmhoudjassen, overalls en de hoofdbedekking. Het afschaffen van het dragen van een muts door de patiënt leidt tot minder afval. De werkgroep is van mening dat dagelijks wassen van OK-kleding geborgd moet worden door lokale procedures vast te leggen. Ook oogbeschermingsmiddelen kunnen worden hergebruikt na adequate reiniging.
In het kader van duurzaamheid adviseert de werkgroep om bewust om te gaan met de indicaties voor het gebruik van mondneusmaskers en men dient zich te realiseren dat deze van polypropyleen gemaakt zijn, een slecht afbreekbaar plastic. Het niet-gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft de grootste impact op duurzaamheid (NVvH Leidraad Duurzaamheid(PDF)). Voor handschoenen geldt: ‘no risk, no glove’ (SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen, SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker).
Rationale van de aanbeveling
Aanbeveling 1
Voor deze deelvraag is geen systematische literatuursearch uitgevoerd. Deze module is gebaseerd op huidige internationale richtlijnen en er is kritisch gekeken naar wettelijke eisen en gangbare praktijk. Tegelijkertijd is de werkgroep van mening dat er beargumenteerd maatwerk geleverd kan worden, omdat ook andere belangen een steeds grotere rol gaan spelen zoals bijvoorbeeld verduurzaming. Overleg met een deskundige infectiepreventie of arts-microbioloog om verantwoorde keuzes te maken.
De norm voor OK-kleding is conform de aanbeveling ten aanzien van kleding in de SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker, namelijk ‘dagelijks schoon en bij contaminatie verschonen’. De werkgroep kan geen uitspraak doen over het materiaal van de OK-kleding. Voor de aanbevelingen over het dragen van sieraden op het OK-complex gelden de aanbevelingen vanuit de SRI-richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker. In diezelfde richtlijn staat dat lange mouwen niet toegestaan zijn bij patiëntgebonden handelingen. Dit geldt ook op het OK-complex of bij het verlaten daarvan. Tussentijds verlaten van het OK-complex dient beperkt te worden. Echter is hier geen strikte tijdsduur aan te koppelen. Er is geen onderbouwing voor het gebruik van een overjas.
Ten aanzien van type en gebruik van OK-schoeisel is het effect op wondinfecties onbekend. Er is geen onderbouwing om schoenen te wisselen bij het verlaten van het OK-complex of dagelijks te reinigen.
Tijdens een operatie en bij anesthesiologische handelingen zoals in- en extubatie bestaat er een kans op spatten en spuiten van bloed of andere lichaamsvochten. Daarom dienen persoonlijke beschermingsmiddelen inclusief oogbescherming gebruikt te worden, volgens de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Hoewel er geen bewijs is voor het gebruik van hoofdbedekking, is de werkgroep van mening dat bedekking van het hoofd en een eventuele baard in ten minste zone A en B hygiënisch is. Uit duurzaamheidsoverwegingen geeft de werkgroep de voorkeur aan herbruikbare hoofdbedekking boven hoofdbedekking voor eenmalig gebruik. Bij het op- en afdoen kunnen haren en huidschilfers de scrub suit contamineren. Daarom wordt geadviseerd de hoofdbedekking te dragen zolang de scrub suit gedragen wordt, ook tijdens kortdurend verlaten van het OK-complex.
Aanbeveling 2
Over het dragen van mondneusmaskers door het steriele team met als doel het steriele veld te beschermen tegen microbiële contaminatie en om de medewerker te beschermen tegen overdracht van micro-organismen via spatten, blijft de aanbeveling hetzelfde. Op basis van microbiologisch principes kan worden geadviseerd om medewerkers van het niet-steriele team alleen binnen < 1,5 meter een mondneusmasker te laten dragen. Echter is de vraag of dit praktisch gezien realistisch is, vanwege de dynamische functie van het niet-steriele team. Er is geen bewijs voor een effect op zorggerelateerde infecties. De werkgroep doet daarom geen aanbevelingen over het mondneusmasker beleid van het niet-steriele team.
Voor deze deelvraag is geen systematische literatuursearch uitgevoerd. De werkgroep is van mening dat op basis van microbiologische principes het dragen van schone operatiekleding door de patiënt en schoon beddengoed op het bed van de patiënt voorkomt dat micro-organismen aanwezig zijn op de kleding en het beddengoed zich op de operatiekamer kunnen verspreiden. Bovendien wordt met het dragen van operatiekleding voorkomen dat bloed of andere lichaamsvloeistoffen gemorst worden op de eigen kleding van de patiënt.
Het is van belang dat operatiekleding de patiënt comfort en waardigheid biedt en daarnaast gemakkelijke toegang tot het operatiegebied en andere gebieden voor het plaatsen van benodigde intraveneuze, transurethrale en/of epidurale katheters. De werkgroep is van mening dat patiënten wel eigen ondergoed onder de operatiekleding kunnen dragen, mits deze schoon is.
De werkgroep is van mening dat er ingrepen zijn waarbij het niet nodig is om operatiekleding te dragen, maar waarbij het dragen van schone, eigen kleding door de patiënt kan worden toegestaan. De werkgroep vindt dit acceptabel voor kortdurende ingrepen met een klein steriel gebied die mogen plaatsvinden in een OK-klasse 2, bijvoorbeeld tonsillectomieën bij kinderen. De werkgroep adviseert een lokaal protocol op te stellen waarin de kaders worden omschreven.
Aanbeveling 3
Voor deze deelvraag is geen systematische literatuursearch uitgevoerd. De werkgroep beveelt aan dat bezoekers van zone A en B op het OK-complex dezelfde omkleedprocedure volgen als medewerkers en ook worden dezelfde eisen gesteld aan het dragen van schoon schoeisel en persoonlijke beschermingsmiddelen. Een uitzondering kan worden gemaakt voor ouders of partners die een kind of partner vergezellen. Vanwege praktische overwegingen kan voor deze groep bezoekers een overall in plaats van een scrub suit gebruikt worden. Uit duurzaamheidsoverwegingen geeft de werkgroep de voorkeur aan een herbruikbare overall. Voor zone C is de werkgroep van mening dat er geen aanvullende kledingvoorschriften gelden voor bezoek.
Onderbouwing
Autorisatiedatum: 19 september 2024
Eerstvolgende beoordeling actualiteit: september 2029
Initiatief:
- SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )
Geautoriseerd door:
- Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH (Nederlandse Vereniging voor Heelkunde ))
- Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ))
- Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV (Nederlandse Orthopaedische Vereniging ))
- Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ))
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ))
- Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ))
- Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF (Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica ))
- Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT)
- Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV (Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie ))
- Landelijke Vereniging Operatieassistenten (LVO)
- Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA (Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne ))
Regiehouder
- Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Op het OK-complex worden specifieke infectiepreventiemaatregelen genomen om het risico op transmissie van micro-organismen zoveel mogelijk te reduceren. Dit is van belang, omdat bij patiënten de natuurlijke barrière (huid/slijmvliezen) wordt doorbroken en er voor medewerkers een infectierisico is door het type werkzaamheden.
Transmissie van micro-organismen kan plaatsvinden via contact, druppels en door de lucht (op huidschilfers en aerosolen). Een individu kan tijdens lopen ongeveer 5.000-50.000 huiddeeltjes per minuut verspreiden (Abreu, 2014). Dit aantal varieert enorm van persoon tot persoon en van dag tot dag. Een deel van deze deeltjes bevatten micro-organismen. Deze deeltjes variëren in grootte van 0,5 tot 60 µm. Luchtgedragen deeltjes kunnen het operatiegebied rechtstreeks contamineren door sedimentatie of indirect door eerst op instrumenten of andere voorwerpen te komen die vervolgens in contact komen met de operatiewond (Abreu, 2014).
De luchtkwaliteit op het OK-complex (klasse 2, klasse 1 en klasse 1+) dient te voldoen aan speciale eisen (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Luchtbehandeling operatiekamers en behandelkamers). Het OK-complex wordt daarbij verdeeld in drie zones:
- Zone A ‘steriel’: operatiekamers en steriele opdekruimtes.
- Zone B ‘schoon’: opslag, wasruimte, verkeersruimte, etc.
- Zone C ‘niet schoon’: holding, verkoever, kantoren, koffiekamer, kleedruimte, (goederen)sluizen, verkeersruimte.
In de afgelopen jaren droegen medewerkers op het OK-complex een scrub suit (oftewel OK-kleding) en schoon schoeisel. Wegwerp- of herbruikbare overjassen werden over het scrub suit gedragen bij het kortdurend verlaten van het OK-complex. Op het OK-complex dragen medewerkers soms warmtejassen. Om hygiënische redenen wordt hoofdbedekking gedragen in zone A en B. Daarnaast worden, gezien de grote kans op spatten en spuiten van lichaamsvloeistoffen op de operatiekamer, persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM (persoonlijke beschermingsmiddelen )) gedragen, waaronder een mondneusmasker en oogbescherming.
Deze module beschrijft de normen waaraan kleding en schoeisel in zone A, B en C dienen te voldoen en welke eisen er aan het gebruik ervan worden gesteld. Ook beschrijft deze module wanneer medewerkers persoonlijke beschermingsmiddelen dienen te dragen.
Voor de aanbevelingen over de steriele operatiejas, chirurgische handschoenen, chirurgische afdekmaterialen en andere perioperatieve factoren wordt verwezen naar de richtlijn Preventie van postoperatieve wondinfecties (POWI’s) (in ontwikkeling).
The WIP-guidelines Postoperatieve wondinfecties and Veilig werken in de operatiekamer, relevant international guidelines and a few scientific articles were examined in order to answer the clinical question. No systematic literature analysis was performed for this clinical question. The working group made recommendations predominantly based on the previous WIP-guidelines, NEN-EN standards, the NICE guideline, AORN guideline, Cochrane reviews, other relevant literature, microbiological principles and expert opinion.
Abreu MJ. Clean air suits vs scrub suits what are the benefits of using them for infection control in hospitals? 2nd International congress on healthcare and medical textiles september 25-26, 2014 Izmir, Turkey.
AORN. Guideline Essentials: transmission-based precautions. 2019. Available at: aornguidelines.org/guidelines [AORN member access only].
AORN. Guidelines for perioperative practice. Guideline for surgical attire. 2019. Available at: aornguidelines.org/guidelines [AORN member access only].
AORN. Guidelines for perioperative practice: Sterile technique. 2019. Available at: aornguidelines.org/guidelines [AORN member access only].
Overheid. Arbeidsomstandighedenbesluit.
Berríos-Torres SI, Umscheid CA, Bratzler DW, Leas B, Stone EC, Kelz RR, Reinke CE, Morgan S, Solomkin JS, Mazuski JE, Dellinger EP, Itani KMF, Berbari EF, Segreti J, Parvizi J, Blanchard J, Allen G, Kluytmans JAJW, Donlan R, Schecter WP; Healthcare Infection Control Practices Advisory Committee. Centers for Disease Control and Prevention Guideline for the Prevention of Surgical Site Infection, 2017. JAMA Surg. 2017 Aug 1;152(8):784-791. doi: 10.1001/jamasurg.2017.0904. Erratum in: JAMA Surg. 2017 Aug 1;152(8):803. PMID: 28467526.
Bolten A, Kringos DS, Spijkerman IJB, Sperna Weiland NH. The carbon footprint of the operating room related to infection prevention measures: a scoping review. J Hosp Infect. 2022 Oct;128:64-73. doi: 10.1016/j.jhin.2022.07.011. Epub 2022 Jul 16. PMID: 35850380.
Borstlap WAA, van Hilst J, Kuhlmann KFD, Oldenburg HSA, van Houdt WJ, Ruers TJM. Wel of geen mondmaskers dragen op de OK? [Wearing surgical masks in the operation theatre: yes or no?]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2021 May 12;165:D5612. Dutch. PMID: 34346580.
Chamberlain GV, Houang E. Trial of the use of masks in the gynaecological operating theatre. Ann R Coll Surg Engl. 1984 Nov;66(6):432-3. PMID: 6391343; PMCID: PMC2494468.
Cohen ES, Djufri S, Bons S, Knoppert MR, Hehenkamp WJK, Kouwenberg LHJA, Sperna Weiland NH. Environmental Impact Assessment of Reusable and Disposable Surgical Head Covers. JAMA Surg. 2023 Sep 6:e233863. doi: 10.1001/jamasurg.2023.3863. Epub ahead of print. PMID: 37672247; PMCID: PMC10483377.
Hafiani EM, Cassier P, Aho S, Albaladejo P, Beloeil H, Boudot E, Carenco P, Lallemant F, Leroy MG, Muret J, Tamames C, Garnier M. Guidelines for clothing in the operating theatre, 2021. Anaesth Crit Care Pain Med. 2022 Jun;41(3):101084. doi: 10.1016/j.accpm.2022.101084. Epub 2022 May 24. PMID: 35623214.
Haskins IN, Prabhu AS, Krpata DM, Perez AJ, Tastaldi L, Tu C, et al. Is there an association between surgeon hat type and 30-day wound events following ventral hernia repair? Hernia J Hernias Abdom Wall Surg 2017;21:495–503.
Hee HI, Lee S, Chia SN, Lu QS, Liew AP, Ng A. Bacterial contamination of surgical scrub suits worn outside the operating theatre: a randomised crossover study. Anaesthesia. 2014 Aug;69(8):816-25.
Humphreys H, Bak A, Mugglestone MA, Pinkney TD, Skelton L, Vos MC, Ridgway E. Operating theatre attire (scrub suits) worn outside the operating theatre: infection risk or not? J Hosp Infect. 2021 Feb;108:209-211. doi: 10.1016/j.jhin.2020.12.002. Epub 2020 Dec 5. PMID: 33290815.
Kaplan C, Mendiola R, Ndjatou V, Chapnick E, Minkoff H. The role of covering gowns in reducing rates of bacterial contamination of scrub suits. Am J Obstet Gynecol. 2003 May;188(5):1154-5.
National Institute for Health and Care Excellence (NICE). Surgical site infection; quality statement 4: Intraoperative staff practices. 2013. www.nice.org.uk.
National Institute for Health and Clinical Excellence. Surgical site infection: prevention and treatment of surgical site infection. 2019. Update August 2020.
NEderlandse Norm (NEN). NEN 13795-1 :2019 Surgical clothing en drapes – Requirements and test methods – Part 1: surgical drapes and gowns.
NEderlandse Norm (NEN). NEN 13795-2:2019 Surgical drapes, gowns and clean air suits, used as medical devices for patients, clinical staff and equipment.
Nederlandse Vereniging voor Heelkunde. Leidraad Duurzaamheid in richtlijnen.
Reusables versus disposables - Richtlijn - Richtlijnendatabase
NICE. Surgical Site Infection. 2013. Available at: www.nice.org.uk/guidance
NICE. Surgical Site Infection: prevention and treatment. 2020. Available at: www.nice.org.uk/guidance
NHS England. Uniforms and workwear: guidance for NHS employers. 2020. Available at: www.england.nhs.uk/publication/uniforms-and-workwear-guidance-for-nhs-employers/
Tammelin A, Domicel P, Hambraeus A, Ståhle E. Dispersal of methicillin-resistant Staphylococcus epidermidis by staff in an operating suite for thoracic and cardiovascular surgery: relation to skin carriage and clothing. J Hosp Infect. 2000 Feb;44(2):119-26. doi: 10.1053/jhin.1999.0665. PMID: 10662562.
Tammelin A, Hambraeus A, Ståhle E. Source and route of methicillin-resistant Staphylococcus epidermidis transmitted to the surgical wound during cardio-thoracic surgery. Possibility of preventing wound contamination by use of special scrub suits. J Hosp Infect. 2001 Apr;47(4):266-76. doi: 10.1053/jhin.2000.0914. PMID: 11289769.
Tammelin A, Ljungqvist B, Reinmüller B. Comparison of three distinct surgical clothing systems for protection from air-borne bacteria: A prospective observational study. Patient Saf Surg. 2012 Oct 15;6(1):23. doi: 10.1186/1754-9493-6-23. PMID: 23068884; PMCID: PMC3503746.
Tunevall TG. Postoperative wound infections and surgical face masks: a controlled study. World J Surg. 1991 May-Jun;15(3):383-7; discussion 387-8. doi: 10.1007/BF01658736. PMID: 1853618.
Vincent M, Edwards P. Disposable surgical face masks for preventing surgical wound infection in clean surgery. Cochrane Database of Systematic Reviews 2016, Issue 4. Art. No.: CD002929. doi: 10.1002/14651858.CD002929.pub3.
Webster J, Croger S, Lister C, Doidge M, Terry MJ, Jones I. Use of face masks by non-scrubbed operating theatre staff: a randomized controlled trial. ANZ J Surg 2010;80:169–73.
Whyte W, Vesley D, Hodgson R. Bacterial dispersion in relation to operating room clothing. J Hyg (Lond). 1976 Jun;76(3):367-78. doi: 10.1017/s0022172400055297.
Bijlagen
Begrip | Definitie |
---|---|
Algemene voorzorgsmaatregelen |
Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen: Handhygiëne & persoonlijke hygiëne, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie en sterilisatie (herbruikbare) medische hulpmiddelen, Reiniging en desinfectie van ruimten en Accidenteel bloedcontact. |
Beschermende kleding |
Kleding die als extra bescherming wordt gedragen over de werk- of de eigen kleding heen. Het dragen van beschermende kleding verkleint de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de werk- of eigen kleding van de medewerker. Er bestaan verschillende typen beschermende kleding: een jasschort met korte mouw, een jasschort met lange mouw met manchet, een halterschort en een overall. |
Desinfectie |
Het doden of inactiveren van micro-organismen, waarbij het aantal pathogene micro-organismen wordt teruggebracht tot onder de infectieuze dosis. |
Infectie |
Interactie tussen het micro-organisme en de gastheer leidt tot schade of een veranderde fysiologie bij de gastheer. De schade of veranderde fysiologie kan resulteren in klinisch waarneembare symptomen en verschijnselen maar ook langdurig onopgemerkt blijven of subklinisch verlopen. |
NEN |
Afkorting voor Nederlandse Norm. Een NEN-norm wordt vastgesteld door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). NEN beheert de in Nederland aanvaarde internationale (ISO, IEC), Europese (EN) en nationale normen (NEN). |
Persoonlijk beschermingsmiddel |
Een uitrustingsstuk of -middel dat primair bedoeld is om een door een medewerker te worden gedragen als bescherming tegen één of meer gevaren die een bedreiging kunnen vormen voor zijn gezondheid en zijn veiligheid binnen deze richtlijn door de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de medewerker te verkleinen. Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen daarnaast door een medewerker worden gedragen als infectiepreventiemaatregel. Er zijn verschillende typen persoonlijke beschermingsmiddelen: handschoenen, beschermende kleding, chirurgisch mondneusmasker, ademhalingsbeschermingsmasker, oogbescherming (spatbril), beschermende hoofdbedekking en overschoenen en laarzen. |
Reiniging |
Het verwijderen van vuil en ander ongewenst materiaal. Hoewel het doel van reinigen niet primair is gericht op de verwijdering van micro-organismen zullen, met het verwijderen van het vuil, ook micro-organismen worden verwijderd. |
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg m.b.t. infectiepreventie op het OK-complex. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, NGG (NOG (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap )), VCCN, NOV (Nederlandse Orthopaedische Vereniging ), SVN, NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ), VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ), VDSMH (Vereniging Deskundigen Steriele Medische Hulpmiddelen ), NVKF (Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica ), BRV, NVT, THI-werkgroep, NVA (Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen ) en NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde ) via de knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
---|---|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
---|---|---|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland )) voor de knelpunteninventarisatie. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen op het OK-complex |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Dubbele chirurgische handschoenen |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Chirurgische handschoenen |
Deze module is geen onderdeel van deze autorisatiefase |
Deze module is geen onderdeel van deze autorisatiefase. |
Handhygiëne en persoonlijke gebruiksvoorwerpen |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Handdesinfectie voor een aseptische procedure |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Operatie van een geïsoleerde patiënt |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Drukhiërarchie bij aerogene isolatie op het OK-complex |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Inrichting zelfstandige behandelkamer |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from https://gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.
Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Infectiepreventie op het OK-complex te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.
Werkwijze
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- wat een realistische termijn voor implementatie is;
- de verwachtte effect van implementatie op de zorgkosten;
- randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
- mogelijk barrières voor implementatie;
- te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
- verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.
Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.
Tabel 1. Implementatieplan
Module |
Tijdspad implemen- |
Verwacht effect op de kosten |
Mogelijke barrières voor implementatie1 |
Te ondernemen acties voor implementatie2 |
Verantwoordelijke voor acties3
|
---|---|---|---|---|---|
1.1 Kleding en Persoonlijke beschermingsmiddelen |
< 1 jaar |
Geen substantieel effect op kosten verwacht. Mogelijk enige vermindering. |
Er kan weerstand zijn om oude niet-onderbouwde maatregelen/ gewoontes af te schaffen, zoals het gebruik van een overjas en wisselen van schoeisel, en het ondergoed van de patiënt. Ook wordt de term clean air suit vaak ten onrechte toegepast op OK-kleding. |
Verspreiden richtlijn, aanpassen lokale protocollen en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals, leidinggevende OK, ziekenhuis-bestuurders. |
1.2.1 Dubbele chirurgische handschoenen |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht. |
Het verdient aandacht dat het gebruik van dubbele chirurgische handschoenen geen bewezen effect heeft op infectiepreventie zowel bij patiënt als medewerker en dat onnodig gebruik niet duurzaam is. In de dagelijkse praktijk wordt met enige regelmaat voor dubbele chirurgische handschoenen gekozen. Dit dient dan weloverwogen te zijn om andere redenen. |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals. |
2.1 Handhygiëne en persoonlijke gebruiksvoorwerpen |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen, het betreft de aanbeveling om hindernissen bij toepassen van handhygiëne op het OK-complex te herkennen. |
Verspreiden richtlijn en voorlichting zorgmedewerkers.
|
Professionals. |
2.2 Handdesinfectie voor een aseptische procedure |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht. Mogelijk enige vermindering van kosten. |
Het wijzigen van oude gewoontes kan tijd kosten. Handen wassen wordt alleen gedaan op indicatie (vuil), maar niet in kader van handdesinfectie. De combinatie preoperatief handen wassen en dan handenalcohol wordt expliciet, conform WHO-richtlijn, ontraden. |
Verspreiden richtlijn, aanpassen lokale protocollen en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals, leidinggevenden OK, ziekenhuis-bestuurders. |
3.1 Operatie van een geïsoleerde patiënt |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid. |
Verspreiden richtlijn, aanpassen lokale protocollen en voorlichting zorgmedewerkers. |
Professionals. |
3.2 Drukhiërarchie bij aerogene isolatie |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen, dit betreft bestaand beleid. |
Verspreiden richtlijn. |
Professionals. |
4.1 Inrichting zelfstandige behandelkamer |
< 1 jaar |
Geen effect op kosten verwacht |
Geen. |
Verspreiden richtlijn. |
Professionals. |
1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.
2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.
3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de participerende wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.
Termijn voor implementatie
Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien begin 2024) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (medio 2025) realistisch en haalbaar.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
- Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
- Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
- Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
- Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
- Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
- Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
- Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie ))
- Toevoegen van de richtlijn aan de SRI-website.
- Toevoegen van richtlijn aan de Richtlijnendatabase.
- Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
- De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.
Indicatoren
Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Infectiepreventie op het OK-complex is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based-methodiek (EBRO (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.
Module 1.1 OK-kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 1.2.1 Dubbele chirurgische handschoenen
Zorgt het dragen van dubbele handschoenen voor een kleiner risico op postoperatieve wondinfecties en bloedoverdraagbare aandoeningen vergeleken met het dragen van enkele handschoenen?
Module 1.2.2 Chirurgische handschoenen
Deze module wordt parallel ontwikkeld in de richtlijnwerkgroep van de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Postoperatieve wondinfecties (POWI) (in ontwikkeling) en wordt te zijner tijd aan deze richtlijn toegevoegd.
Module 2.1 Handhygiëne en persoonlijke gebruiksvoorwerpen
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 2.2 Handdesinfectie voor een aseptische procedure
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 3.1 Operatie van een geïsoleerde patiënt
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 3.2 Drukhiërarchie bij aerogene isolatie
Systematische search uitgevoerd, maar de praktijk wordt hierdoor niet gehinderd en wordt er geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Module 4 Inrichting zelfstandige behandelkamer
Geen systematische search uitgevoerd en geen kennislacune geformuleerd door de werkgroep.
Bekijk de pdf met de notulen van de knelpunteninventarisatie voor deze richtlijn: