Module 3 Dagelijkse verzorging

Uitgangsvraag

Welke infectiepreventiemaatregelen dienen genomen te worden bij de dagelijkse verzorging van een transurethrale verblijfskatheter om het risico op een urineweginfectie bij de patiënt te verminderen?

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  1. Welke maatregelen dienen genomen te worden bij de dagelijkse verzorging van een transurethrale verblijfskatheter?
  2. Kunnen katheter(nacht)zakken hergebruikt worden?
  3. Hoe dient een nachtzak aangesloten te worden?

Aanbevelingen

Aanbeveling 1

Adviezen voor dagelijkse verzorging:

  • Pas de adviezen voor algemene voorzorgsmaatregelen toe uit de richtlijn Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker en de richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Zorg voor voldoende vochtinname (1.5 - 2 liter per 24 uur).
  • Zorg voor een onbelemmerde afvloed van urine door de opvangzak altijd onder het niveau van de blaas te bevestigen.
  • Voorkom contact van het opvangsysteem met de vloer of voeten van de verzorgers.
  • Reinig dagelijks de uitwendige genitaliën en het gebied rondom de urethramonding met (leiding)water.
  • Leeg de urineopvangzak om te voorkómen dat de afvloed van urine belemmerd wordt of de zak overvuld raakt.
  • Voor overige infectiepreventie maatregelen met betrekking tot het legen van de urineopvangzak wordt verwezen naar de richtlijn Opvang en afvoer van urine en feces.
  • Voorkom onnodige manipulaties aan het katheter- of urineopvangsysteem.

Aanbeveling 2

Adviezen voor katheter(nacht)zakken:

  • Overweeg katheter(nacht)zakken te hergebruiken tenzij de instructie van de fabrikant dit niet toestaat. Gebruik geen zichtbaar bevuilde zakken (zoals bijvoorbeeld bij vlokken/debris) opnieuw.
  • Bewaar gebruikte nachtzakken niet op een plaats waardoor infectiegevaar voor de betreffende patiënt of andere patiënten ontstaat.

Aanbeveling 3

  • Weeg bij de keuze voor de wijze van het aansluiten de gebruikersvoorkeuren af. Op basis van de literatuur kan geen richting worden gegeven aan de wijze van het aansluiten van de nachtzak. 

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Voor deelvraag 1 over de algemene maatregelen voor de dagelijkse verzorging van een transurethrale verblijfskatheter (TUC) is geen literatuuronderzoek uitgevoerd. De hier benoemde informatie is gebaseerd op de WIP-richtlijn Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra (2011). Voor deelvraag twee over het hergebruik van de (nacht)zakken en deelvraag drie over het aankoppelen van de nachtzak is wel een literatuuronderzoek uitgevoerd. Voor beide deelvragen konden geen studies worden geïncludeerd.

Deelvraag 1 Welke infectiepreventiemaatregelen dienen genomen te worden bij de dagelijkse verzorging van een TUC?

Een urineweginfectie kan onder andere ontstaan door terugstromen van urine naar de blaas, achterblijven van urine in de blaas, overdracht van bacteriën via lumen/kathetersysteem (slang, zak of kraantje), handen van verzorgers of wanneer de urinezak in contact komt met de vloer/voeten van verzorgers. Daarom is het belangrijk om bij de dagelijkse verzorging deze genoemde zaken te voorkomen.

Indicatie

Dagelijks overwegen of de indicatie voor de TUC nog steeds bestaat.

Algemene adviezen
  • Het is belangrijk om een ruime vochtinname na te streven (bij voorkeur 1,5 - 2 liter per dag). Een ruime diurese zorgt dat het spoelmechanisme om bacteriën uit de blaas te verwijderen zo optimaal mogelijk functioneert (Hooton, 2018).
  • De TUC en afvoerslang dienen te worden gefixeerd op een plek onder blaasniveau om te zorgen voor een onbelemmerde afvloed van urine. Belangrijk hierbij is dat de opvangzak altijd beneden het niveau van de blaas moet zijn bevestigd. Terugstromen van urine (en eventuele bacteriën) en achterblijven van urine in de blaas werken het ontstaan van een eventuele urineweginfectie in de hand.
  • De urineopvangzak moet voldoende hoog van de grond hangen, zodat er ook in de laagste stand van het bed geen contact is met de vloer of voeten van verzorgers. Het aftapkraantje is hierbij de toegangsweg naar gesloten drainagesysteem. Indien gecontamineerd bestaat de kans dat micro-organismen via deze weg in het gesloten systeem terechtkomen.
  • Routinematig spoelen of instilleren van de blaas met desinfectans of antibiotica wordt niet geadviseerd, omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat dit niet leidt tot minder urineweginfecties (Pratt, 2001).
  • Stase van urine in de blaas zoals bij het gebruik van een katheterventiel (flipflow) vergroot de kans op infecties. Neem dit mee bij de weging van de voor- en nadelen bij het gebruik van katheterventiel (flipflow) (Flores-Mireles, 2015).
Verzorging van de uitwendige genitaliën

De uitwendige genitaliën en het gebied rondom de urethramonding moeten dagelijks worden gereinigd met (leiding)water, omdat ophoping van secreet de kolonisatie met bacteriën bevordert. Uit eerdere onderzoek is gebleken dat gebruik van desinfectans hierbij geen meerwaarde heeft (Loveday, 2014).

Het legen van de urineopvangzak
  • Legen gebeurt zo vaak als nodig is om te voorkomen dat de urine terugstroomt of de zak overvuld raakt, waardoor bacteriën kunnen worden meegevoerd naar de blaas.
  • Voor overige infectiepreventie maatregelen voor het legen van de urineopvangzak wordt verwezen naar de richtlijn Opvang en afvoer van urine en feces.
Vervanging van het urineopvangsysteem (de transurethrale katheter en urineopvangzak)

Onnodige manipulaties van het systeem moeten worden voorkomen, daarom wordt het opvangsysteem bij kortdurende katheterisatie niet routinematig vervangen, tenzij bij verstopping door gruis of bloedstolsels in de katheter, bij lekkage van het systeem of als het vies gaat ruiken.

Afnemen van een urinemonster

Het afnamepunt voor bemonstering wordt gedesinfecteerd met een geschikt desinfectans, zie de richtlijn Reiniging en desinfectie van medische hulpmiddelen en instrumentarium.

Bij symptomen van een urineweginfectie, zie aanbevelingen in SWAB guideline for antimicrobial therapy of urinary tract infections in adults (2020).

Deelvraag 2 Kunnen katheter(nacht)zakken hergebruikt worden?

Uit het literatuuronderzoek konden geen studies worden geïncludeerd over het hergebruik van katheter(nacht)zakken omdat er geen studies waren die de vergelijking maakten tussen eenmalig gebruik en hergebruik.

Wel beschreef en vergeleek de review van Wilde (2013) methoden voor het reinigingen van gebruikte urinezakken. Deze studie voldoet niet aan de PICO omdat er geen vergelijking tussen eenmalig en hergebruik van urinezakken wordt gemaakt. Wilde (2013) includeerde zes artikelen die vijf studies beschreven (een randomized controlled trial-studie, twee laboratoriumstudies en twee observationele studies). Wilde rapporteerde dat geen van de studies een verschil in bacteriurie of urineweginfectie vond bij de verschillende methoden (onder andere steriel water, desinfectans, waterstofperoxide) van het reinigen van de zak.

Op basis van de literatuur kan geen richting worden gegeven over het wel of niet hergebruiken van een katheter(nacht)zak. Hergebruik van een katheter(nacht)zak is duurzamer omdat er minder materialen gebruikt worden. Er zijn fabrikanten die herbruikbare nachtzakken produceren. Gebruik bij voorkeur een herbruikbare zak, zie hiervoor instructies van de fabrikant. Volg het advies op van de fabrikant van de katheter (nacht) zakken voor hergebruik en gebruik geen zichtbaar bevuilde zakken (zoals bijvoorbeeld door vlokken/debris) opnieuw. Bewaar gebruikte nachtzakken niet op een plaats waardoor infectiegevaar voor de betreffende patiënt of voor andere patiënten ontstaat.

Kosten

Hergebruik van nachtzakken levert een kostenbesparing voor de patiënt op in het geval dat er onvoldoende zakken vergoed worden door de zorgverzekering.

Deelvraag 3 Hoe dient een nachtzak aangesloten te worden?

Uit het literatuuronderzoek kwamen geen studies naar voren die voldeden aan de verrichte PICO. De HICPAC Guideline for Prevention of Catheter-Associated Urinary Tract Infections (2009) adviseert om altijd een gesloten systeem te handhaven. Deze aanbeveling is gebaseerd op zeer laag kwaliteit bewijs waarin een gesloten systeem leidt tot minder kans op een bacteriurie dan bij gebruik van een open systeem.

In de systematische review van Bradley (2018) worden een aantal studies (Underhill, 2014; Gray, 2016; Wilde, 2013) beschreven die verschillende wijzen van het aansluiten van een urineopvangzak met groot volume beschrijven. Deze studies voldoen niet aan onze PICO en betreffen niet-vergelijkend onderzoek. Underhill (2014) suggereert dat het gebruik van een linksysteem waarbij een grote opvangzak 's nachts wordt bevestigd aan een beenzak met een refluxklep, het risico op infectie verkleint vanwege de afstand tot de TUC bij het openen van het gesloten systeem. Gray (2016) stelt dat handhaven van een gesloten drainagesysteem geen voordeel heeft bij chronisch gekatheteriseerde patiënten, van wie ongeveer 95% - 100% na dertig dagen gekoloniseerd is met bacteriën in de lagere urinewegen. Wilde (2013) vond studies die aantoonden dat ondanks het openen van de gesloten opvangzak voor ontsmetting, deze procedure niet leidde tot een toename van het aantal bacteriekolonies of het aantal urineweginfecties.

Er is geen bewijs of er een grotere kans op een urineweginfectie ontstaat bij wisselen van dag- en nachtzak of doorkoppelen van de zak. Bij beide methoden ontstaat er bij het wisselproces een open verbinding, die dichter bij de katheter is dan bij het doorkoppelen. Aangezien er geen bewijs is gevonden en de katheter zelf al gekoloniseerd raakt met urethrale flora wordt er geen voorkeur gegeven voor methode.

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Voor de patiënt is het belangrijk dat het risico op een urineweginfectie zoveel mogelijk beperkt wordt. De patiënt kan een voorkeur hebben voor de dagelijkse verzorging. Bespreek de mogelijkheden met de patiënt. Voor de katheter(nacht) zak kunnen de volgende voorkeuren van toepassing zijn:

  • De opgeslagen katheter(nacht)zak voor hergebruik kan voor de patiënt vervelend zijn, omdat deze vies ruikt.
  • Gebruik van een beenzak overdag kan de bewegingsruimte van de patiënt verhogen.

Een doorgekoppelde nachtzak of wisselen van dag- en nachtzak kan zorgen voor een betere nachtrust, omdat de zak niet in de nacht geleegd hoeft te worden. Het is belangrijk bovenstaande punten mee te nemen in het gesprek met de patiënt.

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De bovenstaande maatregelen voor dagelijkse verzorging zijn zodanig geschreven dat acceptatie en implementatie in zorginstellingen mogelijk is. De beschreven maatregelen sluiten nauw aan op de klinische praktijk en bevatten geen wijzigingen ten opzichte van het huidige beleid. Op basis hiervan verwacht de werkgroep geen tot weinig barrière voor uitvoerbaarheid en implementatie.

Duurzaamheid

In het kader van duurzaamheid zou het wenselijk zijn om materialen (zoals katheternachtzakken) te kunnen hergebruiken, mits dit niet leidt tot meer urineweginfecties.

Rationale van de aanbeveling

Aanbeveling 1

Door te voldoen aan de maatregelen voor dagelijkse verzorging zoals beschreven in deze module wordt het risico op een urineweginfectie bij de patiënt met een transurethrale katheter zoveel mogelijk beperkt.

Aanbeveling 2

Uit het literatuuronderzoek konden geen studies worden geïncludeerd over het hergebruik van katheter(nacht)zakken omdat er geen studies waren die de vergelijking maakten tussen eenmalig gebruik en hergebruik.

Aanbeveling 3

Uit het literatuuronderzoek kwamen geen studies naar voren die voldeden aan de PICO.


Onderbouwing

Autorisatiedatum: 25 juni 2024

Eerstvolgende beoordeling actualiteit: 2026

Initiatief:

  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie))

Geautoriseerd door:

  • Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (NIV/NVII Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen))
  • Nederlandse Vereniging van Medische Microbiologie (NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie))
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU)
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie))
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV)
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen))
  • Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg))
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland  (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ))
  • Patiëntenfederatie Nederland (PFNL Patiëntfederatie Nederland (Patiëntfederatie Nederland))

Regiehouder:

  • SRI

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Er zijn diverse maatregelen voor de dagelijkse verzorging van een transurethrale verblijfskatheter (TUC) die toegepast dienen te worden om het risico op een urineweginfectie bij de patiënt te verkleinen.

Er bestaat praktijkvariatie voor het gebruik van een katheter(nacht)zak. Er wordt tot nu toe geadviseerd om een gesloten urineopvangsysteem te handhaven en geen onderdelen te hergebruiken om infecties te voorkomen. In de dagelijkse praktijk wordt echter het aftapkraantje van de urineopvangzak gedurende de nacht vaak door gekoppeld aan een tweede zak om zo gedurende de nacht de katheterzak niet te hoeven legen. Een tweede optie die toegepast wordt, is het omwisselen van de dag- en nachtzak, waarbij deze laatste soms bewaard wordt en opnieuw wordt gebruikt. Dit gebeurt veelal om kosten te besparen. Het is tot nu toe onduidelijk wat het effect van deze twee manieren is op het ontstaan van urineweginfecties. 

In deze module worden zowel de maatregelen voor de dagelijkse verzorging van patiënten met een TUC als het omgaan met katheter(nacht)zakken besproken.

Voor algemene voorzorgsmaatregelen zie de richtlijnen Handhygiëne en persoonlijke hygiëne medewerker en Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM persoonlijke beschermingsmiddelen (persoonlijke beschermingsmiddelen)).

Sub-question 1 Infection control measures in the daily care for transurethral urinary catheters

For this question the WIP-guideline Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra was examined to answer the clinical question. For sub-question two and three, a systematic review of the literature was performed.

Sub-question 2 Single use versus re-use of urinary bags

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: For patients with a transurethral catheter, what is the effect of the re-use of a urinary (night) bag compared to single use of a urinary (night) bag on the occurrence of a urinary tract infection or bacteriuria?

P: Patient with a transurethral catheter

I: Single use of urinary (night) bags

C: Re-use of urinary (night) bags

O: Urinary tract infection, bacteriuria

Sub-question 3 Connecting a night bag

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: For patients with a transurethral catheter, what is the effect of connecting a high-volume catheter bag (night bag) to the drain valve of a catheter leg bag compared to swapping the day and night urinary bag for the night on the occurrence of a urinary tract infection or bacteriuria?

P: Patient with a transurethral catheter

I: Connecting a high-volume catheter bag (night bag) to the drain valve of a catheter leg bag (open system)

C: Swap the day and night urinary bag for the night and in the morning (closed system)

O: Urinary tract infection, bacteriuria

Relevant outcome measures

For all sub-questions, the guideline development group considered urinary tract infection as a critical outcome measure for decision making; and bacteriuria as an important outcome measure for decision making.

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies. The working group defined a limit of 25% relative difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25) as a minimal clinically (patient) important difference.

Search and select (methods)

1. Daily care for patients with a urinary catheter

For sub-question one, the WIP-guideline Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra was examined to answer the clinical question. No systematic search was performed.

2. Single use versus re-use of urinary bags

The databases Medline (via OVID), Cinahl and Embase (via embase.com) were searched with relevant search terms from 2005 until 7 November 2022. The systematic literature search resulted in 104 hits. Studies were selected if they complied with the PICO, were systematic reviews, RCTs or observational comparative studies, full text of the study was available, and full text was written in English or Dutch. Nine studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all nine studies were excluded (see table of excluded studies).

3. Connecting a night bag

The databases Medline (via OVID), Cinahl and Embase (via embase.com) were searched with relevant search terms from 2005 until 8 November 2022. The systematic literature search resulted in 663 hits. Studies were selected if they complied with the PICO, were systematic reviews, RCTs or observational comparative studies, full text of the study was available, and full text was written in English or Dutch. Thirty-two studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all 32 studies were excluded (see table of excluded studies).

Not applicable.

Not applicable.

Bradley, Sharon M. and Schweon, Steven J. and Mody, Lona and Mahajan, Dheeraj and Olmsted, Russell N. Identifying safe practices for use of the urinary leg bag drainage system in the postacute and long-term care setting: An integrative review. American journal of infection control. 2018; 46 (9) :973-979.

Flores-Mireles AL, Walker JN, Caparon M, Hultgren SJ. Urinary tract infections: epidemiology, mechanisms of infection and treatment options. Nat Rev Microbiol. 2015 May;13(5):269-84. doi: 10.1038/nrmicro3432. Epub 2015 Apr 8. PMID: 25853778; PMCID: PMC4457377.

Gould CV, Umscheid CA, Agarwal RK, Kuntz G, Pegues DA; Healthcare Infection Control Practices Advisory Committee. Guideline for prevention of catheter-associated urinary tract infections 2009. Infect Control Hosp Epidemiol. 2010 Apr;31(4):319-26. doi: 10.1086/651091. PMID: 20156062.

Gray M, Joseph AC, Mercer DM, Newman DK, Rovner E. Symposium: consensus and controversy in urinary drainage systems: implications for improving patient safety. Safe Practices. 2010. Available from: https://www.vitalitymedical.com/pdf/urinary-drainage-bags-safety.pdf.

Hooton TM, Vecchio M, Iroz A, Tack I, Dornic Q, Seksek I, Lotan Y. Effect of Increased Daily Water Intake in Premenopausal Women With Recurrent Urinary Tract Infections: A Randomized Clinical Trial. JAMA Intern Med. 2018 Nov 1;178(11):1509-1515. doi: 10.1001/jamainternmed.2018.4204. PMID: 30285042; PMCID: PMC6584323.

Loveday HP, Wilson JA, Pratt RJ, Golsorkhi M, Tingle A, Bak A, Browne J, Prieto J, Wilcox M, UK Department of Health. epic3: national evidence-based guidelines for preventing healthcare-associated infections in NHS hospitals in England. J Hosp Infect. 2014 Jan;86 Suppl 1:S1-70. doi: 10.1016/S0195-6701(13)60012-2. PMID: 24330862; PMCID: PMC7114876.

Pratt RJ, Pellowe C, Loveday HP, Robinson N, Smith GW, Barrett S et al. The epic project: developing national evidence-based guideline for preventing healthcare associated infections. Phase I: Guidelines for preventing hospitalacquired infections. Department of Health (England). J Hosp Infect 2001; 47(S3-S4).

Underhill L. A versatile range of leg bags for use in community patients. J Commun Nurs 2014;28:64-8.

Wilde, M. H. and Fader, M. and Ostaszkiewicz, J. and Prieto, J. and Moore, K. Urinary bag decontamination for long-term use: A systematic review. Journal of Wound, Ostomy and Continence Nursing. 2013; 40 (3) :299-308.

Sub-question 2

Reference

Reason for exclusion

Bradley SM, Schweon SJ, Mody L, Mahajan D, Olmsted RN. Identifying safe practices for use of the urinary leg bag drainage system in the postacute and long-term care setting: An integrative review. Am J Infect Control. 2018 Sep;46(9):973-979.

Wrong I/C

 Research update. Catheters & UTIs. PN. 2018; 72 (3) :46-47

No full text available

Wilde, M. H. and Fader, M. and Ostaszkiewicz, J. and Prieto, J. and Moore, K. Urinary bag decontamination for long-term use: A systematic review. Journal of Wound, Ostomy and Continence Nursing. 2013; 40 (3) :299-308

Wrong I/C (focusses on decontamination methods)

Ostaszkiewicz, J. and Paterson, J. Nurses' advice regarding sterile or clean urinary drainage bags for individuals with a long-term indwelling urinary catheter. Journal of Wound, Ostomy and Continence Nursing. 2012; 39 (1) :77-83

Not a comparative study, focusses on nurses advice regarding sterile or clean bags

Ostaszkiewicz, J. ANFC news. Position statement: patient re-use of urinary catheters for intermittent catheterisation and urinary drainage bags (2008). Australian & New Zealand Continence Journal. 2009; 15 (1) :18-20

Position statement

Pomfret, I. and Jones, S. Continence journal. We need clarification about reusable drainage bags...(Continence Journal, 16 October 2007, p48-50). Nursing Times. 2008; 104 (5) :51-51

No full text available

 Medicare and catheters. PN. 2008; 62 (11) :67-67

No full text available

Jones, S. and Brooks, A. and Foxley, S. and Dunkin, J. Continence journal. Care of urinary catheters and drainage systems. Nursing Times. 2007; 103 (42) :48-50

Poor quality review (no search strategy available, no overview of included studies, no in- and exclusion criteria, no outcome measures reported)

Jones, Sarah and Brooks, Anthony and Foxley, Sue and Dunkin, Judith Care of urinary catheters and drainage systems. Nursing times. 2007; 103 (42) :48-50

Double

 

Sub-question 3

Reference

Reason for exclusion

Siregar, Safendra and Mustafa, Akhmad and Batista, Baskara Strategies for Preventing Catheter-Associated Urinary Tract Infection in Pediatric: A Systematic Review. International Medical Journal. 2021; 28 (4) :411-416

No info on I/C

Reid, Sheilagh and Brocksom, Jane and Hamid, Rizwan and Ali, Ased and Thiruchelvam, Nikesh and Sahai, Arun and Harding, Chris and Biers, Suzanne and Belal, Mo and Barrett, Rachel and Taylor, Julia and Parkinson, Richard British Association of Urological Surgeons (BAUS) and Nurses (BAUN) consensus document: management of the complications of long-term indwelling catheters. BJU international. 2021; 128 (6) :667-677

No info on I/C

Chen, Y. Y. and Chen, C. S. and Chen, I. H. and Lin, C. C. Comparison of the Incidence of Urinary Tract Infection by Replacement Time of the Urinary Drainage System. The journal of nursing research : JNR. 2021; 29 (4) :e157

Wrong I/C (compares replacement time of drainage system)

Bradley, Sharon M. and Schweon, Steven J. and Mody, Lona and Mahajan, Dheeraj and Olmsted, Russell N. Identifying safe practices for use of the urinary leg bag drainage system in the postacute and long-term care setting: An integrative review. American journal of infection control. 2018; 46 (9) :973-979

No studies included that compare I/C

Panitchote, A. and Charoensri, S. and Chetchotisakd, P. and Hurst, C. Pilot study of a non-return catheter valve for reducing catheter-associated urinary tract infections in critically ill patients. Journal of the Medical Association of Thailand. 2015; 98 (2) :150-155

Wrong I/C, studies no-return valve

Conway, Laurie J. and Larson, Elaine L. Guidelines to prevent catheter-associated urinary tract infection: 1980 to 2010. Heart & lung : the journal of critical care. 2012; 41 (3) :271-83

Comparison of guidelines

Moola, Sandeep and Konno, Rie A systematic review of the management of short-term indwelling urethral catheters to prevent urinary tract infections. JBI library of systematic reviews. 2010; 8 (17) :695-729

Wrong I/C

Willson, Margaret and Wilde, Mary and Webb, Marilyn-Lu and Thompson, Donna and Parker, Diana and Harwood, Judith and Callan, Laurie and Gray, Mikel Nursing interventions to reduce the risk of catheter-associated urinary tract infection: part 2: staff education, monitoring, and care techniques. Journal of wound, ostomy, and continence nursing : official publication of The Wound, Ostomy and Continence Nurses Society. 2009; 36 (2) :137-54

Not original research or SR, no info on I

Van den Eijkel, Esther and Griffiths, Peter Catheter valves for indwelling urinary catheters: a systematic review. British journal of community nursing. 2006; 11 (3) :111-114

Wrong I/C (compares free drainage versus using valve and store urine in bladder)

Yates, Ann Urinary catheters 3: catheter drainage and support systems. Nursing Times. 2017; 113 (2) :1-8

Not original research or SR, no info on I

Piechota, H. [Prevention of Catheter-Associated Urinary Tract Infections]. Infektionspravention bei der Katheterdrainage der Harnblase.. 2016; 47 (3) :220-8

Description of overall recommendations

Wilson, Mary Urine-drainage leg bags: an overview. British Journal of Nursing. 2015; 24 :S30-S35

Not original research or SR, no info on I

Ma, Jinfeng and Wang, Hongguo and Ali, Tushakegong Application of bionic drainage of urine bags for patients with long-term indwelling urinary catheter. Chinese Nursing Research. 2015; 29 (9) :3304-3305

Full text not available

Mangnall, Joanne Selecting the right urinary leg bag drainage system for patient needs. British Journal of Nursing. 2011; 20 (13) :797-802

Wrong I/C

 

Madeo, M. and Barr, B. and Owen, E. A study to determine whether the use of a preconnect urinary catheter system reduces the incidence of nosocomial urinary tract infections. Journal of Infection Prevention. 2009; 10 (2) :76-80

Wrong I/C (compares preconnected catheter system to traditional system)

Lü, J. and Fang, W. and Li, X. Study on time of changing urine bag for patients accepting detaining urinary catheter. Chinese Nursing Research. 2009; 23 (4) :975-976

Full text not available

Yates, A. Clinical. Urinary catheters: part 5 - catheter drainage and support systems. Nursing Times. 2008; 104 (43) :22-23

Not original research or SR, no info on I

Pomfret, I. and Jones, S. Continence journal. We need clarification about reusable drainage bags...(Continence Journal, 16 October 2007, p48-50). Nursing Times. 2008; 104 (5) :51-51

Full text not available

Jones, S. and Brooks, A. and Foxley, S. and Dunkin, J. Continence journal. Care of urinary catheters and drainage systems. Nursing Times. 2007; 103 (42) :48-50

Double

Robinson, J. Urinary catheters. Selecting a urinary catheter and drainage system. British Journal of Nursing. 2006; 15 (19) :1045-1050

Wrong O (patient preferences)

Madeo, M. and Barr, B. and Owen, E. A study to determine whether the use of a pre-connect urinary catheter system reduces the incidence of nosocomial urinary tract infections. British Journal of Infection Control. 2005; 6 (4) :22-25

Double

Powers, Jan Impact of an aseptic procedure for breaking the integrity of the urinary drainage system on the development of catheter-associated urinary tract infections in the intensive care unit. Intensive & critical care nursing. 2016; 37 :82-85

Describes a specific aseptic technique when breaking the closed system. Wrong I/C

Septimus EJ, Moody J. Prevention of Device-Related Healthcare-Associated Infections. F1000Res. 2016 Jan 14;5:F1000 Faculty Rev-65. doi: 10.12688/f1000research.7493.1.

Not a comparative study, wrong I/C

Omar, M. A. and Ghei, M. and Maraj, B. A simple technique of managing a urine bag. Annals of the Royal College of Surgeons of England. 2015; 97 (2) :159

Correspondence

 

Shbeeb, Amir and Young, Jennifer L. and Hart, Scott A. and Hart, Juliet C. and Gelman, Joel Lock-out valve to decrease catheter-associated urinary tract infections. Advances in urology. 2014; 2014 :765756

Case-report

Anonymous Hygiene for invasive procedures. Nursing older people. 2012; 24 (8) :11

No original research, not a comparative study

Chenoweth, Carol E. and Saint, Sanjay Urinary tract infections. Infectious disease clinics of North America. 2011; 25 (1) :103-15

No original research, not a comparative study

Mody, Lona and Saint, Sanjay and Galecki, Andrzej and Chen, Shu and Krein, Sarah L. Knowledge of evidence-based urinary catheter care practice recommendations among healthcare workers in nursing homes. Journal of the American Geriatrics Society. 2010; 58 (8) :1532-7

Survey

Skrepetis, K. M. and Makris, A. Catheter-associated urinary tract infections: Pathogenesis and prevention. Archives of Hellenic Medicine. 2009; 26 (6) :741-750

No full text available

Patey, D. CAUTION: a program to decrease hospital-acquired catheter-associated urinary tract infections...41st Annual Wound, Ostomy and Continence Nurses Annual Conference, St. Louis, Missouri, June 6-10, 2009...Closed system, catheter selection; Aseptic management; Universal/Standard precautions; Tie/Secure catheter to body, tubing to bed; Indications; Obstruction free; No dependent loops. Journal of Wound, Ostomy & Continence Nursing. 2009; 36 :S33-S33

Conference abstract

Ostaszkiewicz, J. ANFC news. Position statement: patient re-use of urinary catheters for intermittent catheterisation and urinary drainage bags (2008). Australian & New Zealand Continence Journal. 2009; 15 (1) :18-20

Not a research paper but position statement

Jones, S. and Brooks, A. and Foxley, S. and Dunkin, J. Care of urinary catheters and drainage systems. Nursing times. 2007; 103 (42) :48-50

Not a comparative study, wrong I/C

 


Bijlagen

Begrip Definitie

UWI

Urinary tract infection/urineweginfectie.

CAUTI

Catheter-associated urinary tract infection/kathetergerelateerde urineweginfectie.

Algemene voorzorgsmaatregelen

Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie)-richtlijnen Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten en Accidenteel bloedcontact (in ontwikkeling).

Antibioticaprofylaxe

Een antibioticumgift ter voorkoming van een infectie bij een ingreep of instrumentatie van de urinewegen, in principe eenmalig.

Bacteriurie

Aantoonbare bacteriën in de urine zonder klachten.

Blaaskatheter

En slangetje dat via de urethra (transurethrale katheter) of via de buik (suprapubische katheter) in de blaas wordt gebracht en de urine afvoert.

Urineweginfectie

Door micro-organismen geïnduceerde ontstekingsreactie van nier, pyelum, ureter, blaas, urethra, prostaat, testes en/of epididymis.

Suprapubische katheter

Een suprapubische katheter is een katheter die via de buik, boven het schaambeen langs, in de blaas wordt gebracht.

Transurethrale katheter

Een slangetje dat voor langere tijd via de urethra (plasbuis) in de blaas wordt gebracht om urine uit uw blaas te laten lopen.

Intermitterend katheteriseren

Intermitterend katheteriseren is het herhaaldelijk, met tussenpozen, legen van de blaas met een eenmalige katheter die wordt ingebracht via de urinebuis.

Urineopvangzak

Een urineopvangzak wordt gebruikt om de urine uit de blaas op te vangen wanneer een katheter is ingebracht.

Nachtzak

Een urineopvangzak met grote inhoud die aan het bed van de patiënt bevestigd wordt.

Beenzak

Een beenzak/dagzak is een urineopvangzak die met banden of een fixatiekous aan het been wordt bevestigd.

Dagzak

Zie beenzak.

 

Werkwijze

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met een blaaskatheter. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere WIP-richtlijn Blaaskatheterisatie op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NOV, NVZ, Verenso Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde), VHIG Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg), PFNL Patiëntfederatie Nederland (Patiëntfederatie Nederland), NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie), NVOG Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie), NVU, VRA Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen), VCCN via een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Ook definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation)-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • De literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID Minimal Clinically Important Difference (Minimal Clinically Important Difference)). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland (PFNL) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Wkkgz Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Indicaties

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Inbrengen

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Dagelijkse verzorging

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht

Katheterwissel

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (> 40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R,Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in healthcare. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group,2013.

Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn infectiepreventie Blaaskatheterisatie te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.

Werkwijze

De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:

  • wat een realistische termijn voor implementatie is;
  • de verwachtte effect van implementatie op de zorgkosten;
  • randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
  • mogelijk barrières voor implementatie;
  • te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
  • verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.

Hieronder is een tabel (tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.

Tabel 1 Implementatieplan

Module

Tijdspad voor implementatie

Verwacht effect op de kosten

Mogelijke barrières voor implementatie1

Te ondernemen acties voor implementatie2

Verantwoordelijke voor acties3

                               

Indicaties

<1 jaar

Geen, betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Verspreiden richtlijn en voorlichten zorgmedewerkers

Professionals

Inbrengen

<1 jaar

Kostenreductie doordat beleid is aangepast naar schoon inbrengen i.p.v. steriel

Weerstand tegen verandering van zorgverleners die gewend zijn om steriel te werken

Verspreiden richtlijn en voorlichten zorgmedewerkers

Professionals

Dagelijkse verzorging

<1 jaar

Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Verspreiden richtlijn en voorlichten zorgmedewerkers

Professionals

Katheterwissel

<1 jaar

Geen, dit betreft grotendeels bestaand beleid

Geen

Verspreiden richtlijn en voorlichten zorgmedewerkers

Professionals

1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.
2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.
3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang. Echter, aangezien de richtlijn vaak enkel wordt geautoriseerd door de participerende wetenschappelijke verenigingen is het aan de wetenschappelijke verenigingen om deze problemen bij de andere partijen aan te kaarten.

Termijn voor implementatie

Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien begin 2024) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (begin 2025) realistisch en haalbaar.

Te ondernemen acties per partij

Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.

Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
  • Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
  • Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
  • Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
  • Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
  • Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
  • Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
  • Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie)):
  • Toevoegen van de richtlijn aan de SRI-website.
  • Toevoegen van richtlijn aan richtlijnendatabase.
  • Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
  • De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.

Indicatoren

Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Blaaskatheterisatie is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling)) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

Module 1 Indicaties

Wat is het effect van intermitterend katheteriseren op het ontstaan van een urineweginfectie en bacteriurie in vergelijking met een verblijfskatheter?

Wat is het effect van een suprapubische katheter op het ontstaan van een urineweginfectie en bacteriurie in vergelijking met een verblijfskatheter?

Zijn er verschillende uitkomsten voor verschillende patiëntengroepen bij de twee bovenstaande vragen (bijvoorbeeld patiënten met neurogene blaas na operatie of oudere patiënten)?

Module 2 Inbrengen

Bij module 2 zijn geen kennislacunes geformuleerd.

Module 3 Dagelijkse verzorging

  1. Wat is het effect van hergebruik van een urine(nacht)zak ten opzichte van eenmalig gebruik van een urine(nacht)zak bij patiënten met een transurethrale katheter op het ontstaan van een urineweginfectie of bacteriurie?
  2. Wat is het effect van het aansluiten van een katheterzak met een hoog volume (nachtzak) op de afvoerklep van een katheterbeenzak in vergelijking met het verwisselen van de dag- en nacht-urinezak voor de nacht bij patiënten met een transurethrale katheter op het optreden van een urineweginfectie of bacteriurie?

Module 4 Katheterwissel

De werkgroep ziet het ontbreken van bewijs voor een wisselstrategie van een urinekatheter in het voorkomen van infecties bij patiënten met en zonder risicofactoren als kennislacune. Studies naar een vergelijking van een vastgesteld wisselmoment op vier weken versus zes weken versus twaalf weken zouden kunnen voorzien in bewijsvoering.

Bekijk  de pdf met de notulen van de schriftelijke knelpunteninventarisatie voor deze richtlijn.

Rapportage knelpunteninventarisatie