Algemene inleiding

Waar gaat deze richtlijn over?

Deze richtlijn richt zich op de randvoorwaarden voor hemodialyse en welke infectiepreventiemaatregelen er dienen te worden toegepast. In de richtlijn komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • Randvoorwaarden hemodialyse ten aanzien van infectiepreventie
  • Infectiepreventie bij hemodialyse

Ondanks het feit, dat deze richtlijn is opgesteld voor hemodialyse is deze richtlijn ook van toepassing voor hemodiafiltratie (HDF) en andere extracorporele behandelingen op dialyseafdelingen, waaronder plasmafiltratie, plasmaferese en immunoadsorptie.

Voor een aantal infectiepreventiemaatregelen verwijzen we naar andere richtlijnen:

Voor wie is deze richtlijn bedoeld?

De beoogde gebruikers van de richtlijn zijn zorgmedewerkers die betrokken zijn bij hemodialyse in het ziekenhuis of hemodialyse thuis (onder verantwoordelijkheid van een medisch specialist) en diegenen die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van het infectiepreventiebeleid in het ziekenhuis.

Voor patiënten

Dialyse is een behandeling voor patiënten bij wie de nieren (bijna) zijn gestopt met werken. Bij hemodialyse worden de afvalstoffen en het te veel aan vocht uit het bloed gefilterd met behulp van een kunstnier. De kunstnier is onderdeel van een dialysemachine. Het bloed van de patiënt stroomt door een slangetje naar de dialysemachine. De kunstnier haalt afvalstoffen en vocht uit het bloed van de patiënt en zorgt dat het gezuiverde bloed terugstroomt in het lichaam van de patiënt. Voor dialyse is toegang tot een bloedvat nodig. Om infecties bij de toegang tot een bloedvat en de hemodialysebehandeling te voorkomen zijn voorzorgsmaatregelen noodzakelijk. In deze richtlijn wordt beschreven welke maatregelen genomen moeten worden om het ontstaan en verspreiden van infecties bij hemodialysepatiënten te voorkomen.

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

De richtlijn betreft de herziening van de volgende WIP-richtlijn:

  • WIP-richtlijn Hemodialyse [ZKH]

Met het uitbrengen van deze richtlijn komt de bovengenoemde richtlijn te vervallen.

De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire werkgroep met vertegenwoordigers van de NIV/NFN, NVvH Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (Nederlandse Vereniging voor Heelkunde ), NVKF Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica ), NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ), VHIG Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg  (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg  ), en PFNL Patiëntfederatie Nederland (Patiëntfederatie Nederland ). De richtlijn is in de commentaarfase voorgelegd aan onder andere de primair betrokken partijen, de koepels van ziekenhuizen en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Het SRI is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De Federatie Medisch Specialisten heeft namens het SRI de leidende rol gehad bij de richtlijnontwikkeling. De richtlijnontwikkeling wordt ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Samenstelling van de werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen.

Werkgroep

  • Dr. K.L.W. (Kim) Bunthof, Nederlandse Internisten Vereniging (NIV/NFN), voorzitter
  • Drs. W.A.G. (Wilbert) van der Meijden, Nederlandse Internisten Vereniging (NIV/NFN)
  • Ir. J.J. (Bunna) Damink, Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF)
  • Dr. M.G.J. (Maarten) Snoeijs, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • M.C. (Margreet) Ensing, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • Dr. J.H. (Jan) van Zeijl, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Drs. K. (Klaartje) Spijkers, Patiëntenfederatie Nederland (PFNL)

Met ondersteuning van:

  • Dr. E. (Evelien) Belfroid, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. A.J. (Bart) Versteeg, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Dr. K.L.W. (Kim) Bunthof

Internist-nefroloog in Bravis ziekenhuis te Roosendaal en Bergen op Zoom (0.75fte)

Richtlijncommissie NFN – onbetaald

Financier: Zon MW
Inhoud onderzoek: FLOW: onderzoek naar effectiviteit van surveillance van bloedflow in AV fistels of grafts voor hemodialyse.
Rol projectleider: nee.

Geen restricties

Drs. W.A.G. (Wilbert) van der Meijden

Nefroloog, RadboudUMC Nijmegen

Geen

Geen

Geen restricties

Ir. J.J. (Bunna) Damink

Klinisch fysicus bij Bravis ziekenhuis en ZorgSaam ziekenhuis.
Medisch manager MICT bij Bravis ziekenhuis

Extern auditor bij Qualicor (voorheen NIAZ) - per jaar één audit bij een ander ziekenhuis in Nederland of Vlaanderen. De auditoren krijgen hiervoor een vergoeding.

Voorzitter van projectgroep 'Opstart richtlijnencluster medische technologie' in samenwerking met KIMS/FMS Federatie Medisch Specialisten (Federatie Medisch Specialisten ). Projectgroepleden ontvangen vacatiegelden.

Geen

Geen restricties

Dr. M.G.J. (Maarten) Snoeijs,

Vaatchirurg Maastricht MUMC+

Geen

Financier: Leading the Change: Inhoud onderzoek: Oasis zorgevaluatie.
Rol projectleider: ja.
Financier: ZE&GG, FLOW zorgevaluatie.
Rol projectleider: ja.
Financier: vascular access society.
Inhoud onderzoek: zie belangenverklaring.
Rol projectleider: ja.
Financier: Ment Medical
Inhoud onderzoek: Wrap registry.
Rol projectleider: nee.
Financier: Australasian Kidney Trials Network.
Inhoud: Valid trial.
Rol projectleider: nee.
Financier: Zon MW.
Inhoud onderzoek: Gentherapie bij stenose in fistels.
Rol projectleider: nee.

Leider expertisecentrum met topreferente zorgfunctie voor vaattoegangchirurgie in MUMC+ met landelijke verwijsfunctie.

Geen restricties

M.C. (Margreet) Ensing

Deskundige infectiepreventie, OLVG, Amsterdam

Geen

Geen

Geen restricties

Dr. J.H. (Jan) van Zeijl

Arts-microbioloog bij Certe MDA voor 18 uur per week (2 dagen)

Geen

Bestuurslid Vasculitis Stichting, onbetaald.

Geen restricties

Drs. K. (Klaartje) Spijkers

Bestuurslid Duchenne Parent Project, onbezoldigd Bestuurslid (Sch)ouders, onbezoldigd Bestuurslid RevalidatieImpact via Patiëntenfederatie Nederland (PFNL).

Geen

Financier: ZonMW
Inhoud: ontwikkelen van generieke aanbevelingen Digitale Zorg.
Projectleidersrol: ja

Geen restricties

 


Bijlagen

Arterie

Slagader, bloedvat waarlangs bloed vanuit het hart het lichaam in wordt gepompt.

Arterioveneuze fistel (AV-fistel)

Verbinding tussen een arterie en een vene.

Arterioveneuze graft

Kunststof verbinding tussen arterie en een vene.

Buttonhole

Methoden om een shunt aan te prikken. Deze techniek gaat ervan uit dat de naald bij ieder aanprikmoment op precies dezelfde plaats, diepte en onder dezelfde hoek wordt ingebracht. Dit stimuleert het vormen van een littekentunnel vergelijkbaar met een tunnel bij een gaatje in de oorlel. Op deze manier kan een moeilijk aanprikbare shunt toch goed aangeprikt worden voor hemodialyse.

Dialysaatcircuit

Systeem waardoor de dialysevloeistof wordt gepompt. In de kunstnier stroomt de dialysevloeistof in tegengestelde richting ten opzichte van het bloed, gescheiden door een membraan. Afvalstoffen uit het bloed worden, door het membraan heen, meegenomen door de dialysevloeistof en afgevoerd naar het riool.

Dialysemachine

Machine waarmee hemodialyse wordt uitgevoerd.

Dialysestation

De plek die volledig is ingericht (inclusief bed (stoel) en apparatuur) om een patiënt te dialyseren

Dubbellumenkatheter

Katheter met twee kanalen.

Endotheel

Cellaag aan de binnenkant van het bloedvat.

Extracorporeel circuit

Bloedcirculatie buiten het lichaam (omvat bloedlijnen en het filter).

Femoraliskatheter

Katheter die wordt aangesloten op vene in het dijbeen.

Hemodiafiltratie

Dialysetechniek waarbij door middel van filtratie grotere afvalstoffen kunnen worden verwijderd dan bij conventionele hemodialyse.

Intraluminaal katheterlock

Vloeistof in het lumen van de katheter, ter preventie van katheterocclusie.

Jugulariskatheter

Katheter die wordt aangesloten op vene in de hals.

Kunstnier

Het element in het extracorporele circuit waarin het bloed en het dialysaat langs membranen wordt geleid, waardoorheen de afvalstoffen uit het bloed worden verwijderd.

NaCl

Natriumchloride.

RO-unit

Apparatuur waarin, door middel van reverse osmosetechniek, water wordt gezuiverd.

Subclaviakatheter

Katheter die wordt aangesloten op vene onder het sleutelbeen.

Thrombogeen

Bloedstolsels veroorzakend.

Transducer

Pneumo-elektronische verbinding tussen vloeistoflijnen en elektronische signalerings- en bewakingsapparatuur.

Vene

Bloedvat waardoor het bloed terugstroomt naar het hart.

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten met betrekking tot hemodialyse. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere WIP-Richtlijn Hemodialyse [ZKH] op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, VHIG Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg  (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg  ) en NVvH Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (Nederlandse Vereniging voor Heelkunde ) via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep conceptuitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Ook definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • Er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • Er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • Er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • Er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • Er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • De literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID Minimal Clinically Important Difference (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), duurzaamheid, aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling is gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Tabel implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland (PFNL Patiëntfederatie Nederland (Patiëntfederatie Nederland )) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Wkkgz Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er [waarschijnlijk geen/mogelijk] substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module 1 Randvoorwaarden hemodialyse

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module 2 Infectiepreventie bij hemodialyse

Geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 (2023). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit.

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.

Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Hemodialyse te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.

Werkwijze

De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:

  • wat een realistische termijn voor implementatie is;
  • de verwachtte effecten van implementatie op de zorgkosten;
  • randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
  • mogelijk barrières voor implementatie;
  • te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
  • verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.

Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op expert opinion en/of een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.

Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.

Tabel 1. Implementatieplan

Module

Tijdspad voor implementatie

Verwacht effect op de kosten

Mogelijke barrières voor implementatie

Te ondernemen acties voor implementatie

Verantwoordelijke voor acties

                             

Randvoorwaarden hemodialyse

 

< 1 jaar

Geen, betreft grotendeels bestaand beleid.

Geen

Verspreiden richtlijn. Training voor zelfstandige thuishemodialyse door patiënten en/of naasten.

Professionals

Infectiepreventie bij hemodialyse

 

< 1 jaar

Geen, betreft grotendeels bestaand beleid.

Geen

Verspreiden richtlijn. Training voor zelfstandige thuishemodialyse door patiënten en/of naasten.

Professionals

Randvoorwaarden hemodialyse

Bij deze module zijn geen kennislacunes geformuleerd.

Infectiepreventie bij hemodialyse

Is het noodzakelijk om steriele gel te gebruiken voor het echogeleid aanprikken van shunts?

Bekijk de reacties op de schriftelijke knelpuntenanalyse:

Rapportage knelpunteninventarisatie