Module 5 Beëindiging van isolatie en infectiepreventiemaatregelen
Uitgangsvraag
Wanneer kan een patiënt, bij wie eerder een bijzonder resistent micro-organisme (BRMO) is aangetoond, BRMO-vrij verklaard worden (na welke tijd en/of onder welke omstandigheden)?
Aanbevelingen
Neem bij een BRMO-drager waarbij heropname of toekomstige zorg verwacht wordt vervolgkweken af om het einde van BRMO-dragerschap aan te tonen volgens onderstaand BRMO-specifiek schema. Neem vervolgkweken alleen af als de patiënt tijdens en minstens 48 uur voorafgaand aan de afname van materiaal voor de kweek geen antimicrobiële middelen gebruikt heeft die de groei van de betreffende BRMO onderdrukken.
ESBL-producerende Enterobacterales (ESBL-E) en multiresistente (MR) groep II Enterobacterales
- Bepaal het eind van ESBL-E- en MR groep II Enterobacterales-dragerschap op basis van twee negatieve kweeksets*, afgenomen op verschillende dagen vanaf drie maanden na de laatste positieve kweek.
Carbapenemase-producerende of carbapenem-resistente Enterobacterales (CPE/CRE)
- Bepaal het eind van CPE/CRE-dragerschap op basis van twee negatieve kweeksets*, afgenomen op verschillende dagen vanaf één jaar na de laatste positieve kweek.
- Neem vervolgkweken (één kweekset) af indien een patiënt in een zorginstelling wordt opgenomen in het eerste jaar na beëindiging van dragerschap om op recidieven te controleren.
Vancomycine-resistente Enterococcus faecium (VRE)
- Bepaal het eind van VRE-dragerschap op basis van vijf negatieve kweeksets*, afgenomen op verschillende dagen vanaf één jaar na de laatste positieve kweek. Indien in de detectie gebruik wordt gemaakt van zowel aankweek als PCR op de aankweek, zijn drie negatieve kweeksets* voldoende.
- Neem vervolgkweken (één kweekset) af als een persoon in een zorginstelling wordt opgenomen in het eerste jaar na beëindiging van dragerschap om op recidieven te controleren.
Multiresistente P. aeruginosa (MRPA) en resistente Acinetobacter baumannii-calcoaceticus complex)
- Bepaal het eind van MRPA en resistente A. baumannii-calcoaceticus complex-dragerschap op basis van twee negatieve kweeksets*, afgenomen op verschillende dagen vanaf één jaar na de laatste positieve kweek.
- Neem vervolgkweken (één kweekset) af indien een persoon in een zorginstelling wordt opgenomen in het eerste jaar na beëindiging van dragerschap om op recidieven te controleren.
Candida auris
- Bepaal het eind van C. auris-dragerschap op basis van twee negatieve kweeksets**, afgenomen op verschillende dagen vanaf één jaar na de laatste positieve kweek.
- Neem vervolgkweken (één kweekset) af indien een persoon in een zorginstelling wordt opgenomen in het eerste jaar na beëindiging van dragerschap om op recidieven te controleren.
* Voor kweeklocaties: zie NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
)-richtlijn Laboratoriumdetectie bijzonder resistente micro-organismen (BRMO).
** Voor kweeklocaties: zie Meijer, 2022.
Overwegingen
Op basis van de literatuur ziet de werkgroep een grote spreiding in de duur van BRMO-dragerschap. Dit wordt voor een deel verklaard door verschillen in de gebruikte diagnostische methodes om BRMO aan te tonen, het aantal kweken en kweeklocaties, en de intrinsieke eigenschappen van de verschillende micro-organismen. Wel is duidelijk dat spontane dekolonisatie na enkele maanden vaak voorkomt, maar dat een deel van de dragers jarenlang de BRMO bij zich houden.
De literatuur laat zien dat meerdere kweken nodig zijn om betrouwbaar het einde van BRMO-dragerschap aan te tonen. De studies passen een tot drie negatieve kweken toe om een patiënt ESBL-E en CPE/CRE-negatief te verklaren, en twee tot vijf negatieve kweken om een patiënt VRE-negatief te verklaren. Wanneer een BRMO-drager ten onrechte als negatief wordt beschouwd, bestaat het risico dat door het opheffen van isolatie en aanvullende infectiepreventiemaatregelen een uitbraak met deze BRMO ontstaat. De kans dat een patiënt terecht BRMO-negatief is, wordt mede bepaald door de duur van dragerschap en het aantal negatieve kweken. Omdat het bewijs niveau van de optimale timing en aantal kweken zeer laag is, doet de werkgroep haar aanbevelingen op basis van inzichten vanuit de literatuur en expert opinion over het risico van het type BRMO op verspreiding binnen een instelling en het veroorzaken van infecties die nauwelijks meer met antibiotica te behandelen zijn. Voor de kweeklocaties verwijst de werkgroep naar de richtlijn Laboratoriumdetectie van bijzonder resistente micro-organismen (BRMO). Voor C. auris wordt - in afwachting van herziening van deze richtlijn - voor de kweeklocaties verwezen naar de recente publicatie van Meijer et al. (Meijer, 2022).
Wanneer bij een BRMO-drager heropname of toekomstige zorg verwacht wordt, is het advies om vervolgkweken af te nemen om het einde van BRMO-dragerschap aan te tonen. Informeer de patiënt over de noodzaak en procedure voor het afnemen vervolgkweken.
- Voor ESBL-E acht de werkgroep het zinvol om vanaf drie maanden na de laatste positieve kweek vervolgkweken af te nemen met het doel het einde van ESBL-E-dragerschap vast te stellen. De studie met het grootste aantal patiënten (Bar-Yoseph, 2016) liet zien dat na drie maanden 25% van de dragers spontaan gedekoloniseerd zijn. De werkgroep acht de impact van het onterecht negatief verklaren van de patiënt bij dit BRMO type het laagst. Daarom adviseert de werkgroep een einde van dragerschap vast te stellen op basis van twee negatieve kweken afgenomen op verschillende dagen. Dit aantal kweken wordt het vaakst gebruikt in studies en sluit ook het beste aan bij de huidige praktijk. Als antibiotica zijn gegeven waar de ESBL-E gevoelig voor is, moet na het staken daarvan tenminste 48 uur gewacht worden met het afnemen van de eerste kweek.
- Voor CPE/CRE rapporteert de studie van Bar-Yoseph (2016) eveneens dat na drie maanden 25% van de dragers spontaan gedekoloniseerd zijn. Oren et al. (2013) laat echter zien dat 45% van de CPE/CRE-dragers die een negatieve kweek hebben gehad, later toch weer CPE/CRE positieve kweken hadden. Aangezien de impact van verspreiding van CPE/CRE groot is, en het de ervaring van de werkgroep is dat ondanks eerdere negatieve kweken in het eerste jaar een persoon bij latere vervolgkweken toch nog drager blijkt te zijn, adviseert de werkgroep een CPE/CRE-drager gedurende het eerste jaar na de laatste positieve kweek als positief te beschouwen ook al zijn er negatieve kweken. Na een jaar is de kans op het einde van dragerschap hoger, en kan het einde van dragerschap worden vastgesteld op basis van twee negatieve kweken zoals bij ESBL-E-dragerschap. Omdat het risico van onterecht negatief verklaren blijft bestaan, adviseert de werkgroep vervolgkweken (één kweekset) af te nemen in het jaar na beëindiging van dragerschap op het moment dat de patiënt wordt opgenomen in een instelling. Als antibiotica zijn gegeven waar de CPE/CRE gevoelig voor is, moet na het staken daarvan tenminste 48 uur gewacht worden met het afnemen van de eerste kweek.
- Voor VRE geldt ook dat langdurig dragerschap vaak voorkomt. Daarnaast is het risico op verspreiding van VRE in instellingen hoog. Daarom adviseert de werkgroep, net als bij CPE/CRE, een drager gedurende het eerste jaar na de laatste positieve kweek als positief te beschouwen, ook al zijn er negatieve kweken. Fout-negatieve kweekuitslagen komen bij VRE vaker voor dan bij resistente Enterobacterales. Volgens de huidige inzichten kan op basis van vijf negatieve kweken het einde van dragerschap het meest betrouwbaar (>=95%) worden aangetoond als een aankweekmedium wordt gebruikt in de diagnostiek (Sinnige, 2015). De gevoeligheid voor het aantonen van het einde van VRE-dragerschap kan verder worden verhoogd (99,3%) door gebruik te maken van moleculaire diagnostiek, en een aankweek medium (Fonville, 2017). Indien zowel aankweek als PCR op de aankweek wordt gebruikt, adviseert de werkgroep op basis van drie negatieve kweken het einde van VRE-dragerschap vast te stellen. Ook bij VRE adviseert de werkgroep vervolgkweken (één kweekset) af te nemen in het jaar na beëindiging van dragerschap op het moment dat de patiënt wordt opgenomen in een instelling. Als antibiotica zijn gegeven waar de VRE gevoelig voor is, moet na het staken daarvan tenminste 48 uur gewacht worden met het afnemen van de eerste kweek.
Overige BRMO
Voor multiresistente (MR) groep II Enterobacterales, multiresistente P. aeruginosa (MRPA), resistente Acinetobacter baumannii-calcoaceticus complex en C. auris zijn bij de werkgroep geen adequate studies bekend over timing en aantal kweken om beëindiging van dragerschap vast te stellen. Aangezien vanuit het veld wel behoefte is aan aanbevelingen voor deze BRMO’s, is dezelfde redenatie hier doorgezet als bij ESBL-E, CPE/CRE en VRE. Voor MR groep II Enterobacterales is de verwachte duur van dragerschap en impact vergelijkbaar met die voor ESBL-E, en doet de werkgroep dezelfde aanbeveling als voor ESBL-E.
Voor MRPA, resistente A. baumannii-calcoaceticus complex en C. auris acht de werkgroep de risico’s en gevoeligheid van detectiemethodes vergelijkbaar met CPE/CRE, en is het advies voor de timing en het aantal kweken hetzelfde als voor CPE/CRE.
Kosten (middelenbeslag)
De werkgroep acht het zinvol om bij een BRMO-drager actief vervolgkweken af te laten nemen om het einde van BRMO-dragerschap aan te tonen. Als het einde van BRMO-dragerschap is aangetoond, kunnen kosten van isolatie en aanvullende infectiepreventiemaatregelen worden bespaard. Bovendien kunnen isolatie en aanvullende infectiepreventiemaatregelen nadelig zijn voor de kwaliteit van zorg, en het welzijn van de patiënt. Daarom is het zinvol om te voorkómen dat personen die geen BRMO-drager meer zijn in isolatie en met aanvullende infectiepreventiemaatregelen worden verpleegd.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De werkgroep verwacht dat de aanbeveling voor het bepalen van het einde van BRMO-dragerschap aanvaardbaar, haalbaar en implementeerbaar is, omdat deze aansluit op de huidige praktijk.
Onderbouwing
Autorisatiedatum: september 2024
Eerstvolgende beoordeling actualiteit: augustus 2026
Initiatief
- SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )
Geautoriseerd door:
- Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ))
- Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen (NIV/NVII (Nederlandse Vereniging van Internist-Infectiologen ))
- Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV (Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie ))
- Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG (Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ))
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland ))
- Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde ))
Regiehouder:
- SRI
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Patiënten die drager zijn van een BRMO worden in isolatie verpleegd om verspreiding naar andere patiënten en medewerkers te voorkomen. De duur van dragerschap kan afhankelijk zijn van verschillende factoren, zoals antibiotica gebruik, ziektelast, type verwekker en infectiestatus. Doordat het momenteel onduidelijk is na hoeveel tijd en/of kweken iemand BRMO-vrij verklaard kan worden, is er veel praktijkvariatie tussen zorginstellingen voor wat betreft de afspraken over het beëindigen van isolatie en aanvullende infectiepreventiemaatregelen en het ontlabelen van patiënten.
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
When can a patient with extended-spectrum beta-lactamase-producing Enterobacterales (ESBL-E), carbapenemase-producing and carbapenem-resistant Enterobacterales (CPE/CRE) or vancomycin-resistant Enterococcus faecium (VRE) be determined as ESBL-E-, CPE/CRE- or VRE-free (after how long or under which circumstances)?
P: Patients in health care facilities infected with or with carriage of:
(I) ESBL-E, or
(II) CPE/CRE, or
(III) VRE
I: a) Determining duration of carriage
b) Quantity and site of sampling
C: n/a
O: a) Duration of carriage
b) Number and site of sampling needed to determine end of carriage
Relevant outcome measures
The guideline development group considered duration of carriage as a critical outcome measure for decision making; and number and site of sampling needed to determine end of carriage as an important outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.
The working group defined the GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-standard limit of 25% difference for dichotomous outcomes (RR < 0.8 or > 1.25), and 10% for continuous outcomes as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via embase.com) were searched with relevant search terms until 24-02-2022. The detailed search strategy is available upon reasonable request via info@sri-richtlijnen.nl. The systematic literature search resulted in 2823 hits. First, systematic reviews (SR) were selected if they reported on the duration of ESBL-E, CRE or VRE carriage and infection. Seven studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 5 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 2 studies were included. One SR reported on VRE (Shenoy, 2014) and one SR reported on ESBL-E and CRE (Bar-Yoseph, 2016). The search strategy of the systematic review of Shenoy (2014) was completed up to July 2012. The search strategy of the systematic review of Bar-Yoseph (2016) was completed up to November 2015.
Secondly, RCTs and observational studies were selected which reported on VRE and were published from 2012 onwards or which reported on ESBL-E and CRE and were published from 2015 onwards. 96 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 85 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Onderbouwing), and 11 studies were included.
Finally, the search was updated on 18-09-2022 because a relevant article was published by Weterings (2022) after the initial search date. This search resulted in an additional 159 hits, resulting in another 2 (including Weterings, 2022) studies that were included in our analysis. Overall, a total of 15 included studies were included (Bar-Yoseph, 2016; Shenoy, 2014; Choi, 2011; Davido, 2018; Haverkate, 2014; Jimenez, 2021; Lim, 2018; Nordberg, 2018; gedik, 2014; Lister, 2016; Miu, 2016; Overdevest, 2016; Sohn, 2013; Weterings, 2022; Wangchinda, 2022).
Results
Fifteen studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables. The summary of literature, results and evidence tables are included in Samenvatting literatuur.
Description of studies
Bar-Yoseph (2016) performed a systematic review assessing the decolonization of ESBL and CRE. PubMed, the Cochrane Library, EMBASE, Google Scholar and all references of included articles were systematically reviewed on November 3rd, 2015. No language, date or publication type limits were used. All RCTs, prospective or retrospective cohort studies, case control studies or case series of five patients or more were included if they examined the rate of carriage and/or decolonization, with or without decolonization therapies. Studies were excluded if selective digestive tract decontamination was performed in patient not selected by carriage. The search resulted in 855 deduplicated hits, of which 72 were screened for full-text eligibility. Of those, 37 met inclusion criteria and were included. Five of the 37 studies reported on the spontaneous clearance of CRE (Lübbert, 2014; Feldman , 2013; Zimmerman, 2013; Ben-David, 2011; Schechner, 2011) and 19 studies investigated spontaneous clearance of ESBL (Ruppe, 2015; Papst, 2015; Jallad, 2015; Lübbert, 2015; Titelman, 2014; Birgand, 2013; Löhr, 2013; Strenger, 2013; Paltansing, 2013; Alsterlund, 2012; Tham, 2012; Li, 2012; Rogers, 2012; Zahar, 2010; Tängdén, 2010; Weintrob, 2010; Tandé, 2010; Apisarnthanarak, 2008; Reddy, 2007). Of the 13 remaining studies, five reported on clearance of CRE after decolonization strategies and 8 reported on clearance of ESBL-E decolonization strategies. Risk of bias was not assessed because no applicable tools exist for longitudinal studies that do not assess intervention or exposure.
Shenoy (2014) conducted a systematic review and included RCTs and observational studies reporting on time to clearance of MRSA (meticilline-resistente Staphylococcus aureus ) and VRE confirmed by at least one microbiological sample, screening from at least one anatomical site, and absence of decolonization therapy. One database was searched (OVID Medline) from January 1990 until July 2012. The search resulted in 278 deduplicated hits, of which 108 were screened for full-text eligibility. In total, 15 articles were included for VRE, describing 13 studies. One RCT was included (Wong, 2001), eight prospective cohorts (Montecalvo, 1995; Brennen, 1998; Goetz, 1998; Bhorade, 1999; Weinstein, 1999; D’Agata, 2001; Hachem and Raad 2002; Mascini, 2003) and four retrospective cohorts (Byers, 2002; Huang, 2007; Park, 2011; Yoon, 2011). Quality of the studies was assessed using a modification of the Newcastle-Ottawa Quality Assessment Scale.
Choi (2021) conducted a retrospective cohort study to investigate predictive factors for prolonged VRE carriage in acute stroke patients, in a university hospital in South Korea from 2013 till 2017. Patients with ischemic or hemorrhagic strokes with confirmed VRE colonization through rectal swabs at admission were included. Patients with a stroke onset more than 6 months or with insufficient medical records were excluded. A total of 52 patients were included (mean age ± SD: 65.63 ± 13.45 years, 56% female). Of the 52 included patients, 36 (69%) received antibiotics (specific type of antibiotic was not specified). Rectal samples were collected weekly and were confirmed by culture until clearance. Clearance was defined as 3 consecutive negative samples.
Davido (2018) performed a retrospective multicenter study to investigate the natural history of Extensively Drug-Resistant (XDR) bacteria decolonization in tertiary care hospitals in France, from January 2015 till December 2016. All patients hospitalized with previously known or confirmed XDR (including VRE and CRE) infection were included. No exclusion criteria were mentioned. A total of 125 patients were included (mean age ± SD: 63 ± 19 years, sex ratio M/F 2.6), of which 70 (56.0%) received antibiotics (monotherapy n=55 (61.1%), or combination therapy with 2 antibiotics n=29 (32.2%) or with 3 antibiotics n=6 (6.7%); type of antibiotic not specified). Of the included 125 patients 72.8% was colonized with CRE (n = 91), 24.8% with VRE (n = 31) and 2.4% had co-colonization VRE/CRE (n = 3). Eventually data was of follow-up was analyzed for 116 patients. Nine patients underwent active decolonization therapy as part of an ongoing clinical trial and where therefore excluded. Rectal samples were collected weekly and were confirmed by culture until decolonization. Clearance was defined as 2 consecutive negative samples with a one-week interval.
Haverkate (2014) conducted a prospective cohort study in 13 ICUs in Europe: France, Greece, Latvia, Italy, Luxembourg, Spain, Portugal, Slovenia, from May 2008 till Apr 2011. The aim of the study was to study the duration of colonization with anti-microbial resistant bacteria after ICU discharge. The study consisted of 3 phases. Phase 1 was the baseline period (6 months). Phase 2 was aimed on the implementation of a hand hygiene improvement program and chlorhexidine body washing as decolonization therapy (months 7 – 26). Phase 3 was focused on surveillance screening for anti-microbial resistant bacteria in ICUs with either PCR or agar-based screening (months 13-26). All patients colonized with MRSA, HRE, or VRE in at least one of the two last cultures during the first admission and at least one readmission to the same ICU were included. No exclusion criteria were mentioned. A total of 125 patients were included (age (at admission) (IQR): 63.0 years (51.0–75.0), 37.6% female). For VRE (n=19), swabs were obtained from the perineal area and wounds (if present) on admission and twice weekly. Clearance was defined as 2 consecutive negative samples at readmission. If clearance occurred in the period between discharge and re-admission, a day in the interval was taken as the clearance date.
Jimenez (2021) performed a retrospective cohort study to investigate predictors for prolonged carbapenemase-producing Enterobacteriales (CPE) carriage in 2 community hospitals and 2 major referral tertiary-care teaching centres in Miami, from January 2012 – December 2016. All patients admitted to any unit of the acute care facilities that had their first CRE isolated in either surveillance or clinical cultures and who also had two or more subsequent surveillance cultures collected during admission to any of the ICU were included. Patients were excluded if their first CPE detection was prior to inclusion. A total of 75 patients were included (mean age ± SD: 54.1 ± 18.8, 68% female) of which n=73 were exposed to antibiotics (period, class and number specified). Rectal and tracheal aspirate samples were collected weekly until discharge or transfer out of the ICU. Clearance was defined as 2 or more negative samples from initial source, and no CPE from other sources.
Lim (2018) conducted a prospective cohort study to compare clearance rates and related characteristics between patients colonized with CPE in a tertiary care hospital in South Korea, from November 2010 till October 2016. Patients ≥16 years old with confirmed CPE colonization were included. Patients were excluded if they were infected with subtypes other than NDM-1 or KPC. A total of 147 patients were included (age (IQR): 63.0 (53.0-72.0), 36% female), of which n=133 received antibiotics after CPE identification (type of antibiotic not specified). Rectal swabs or stool cultures, and urine cultures and/or draining fluid cultures, were collected weekly until discharge. Clearance was defined as 3 consecutive negative samples in 1 week.
Nordberg (2018) performed a prospective cohort study to study (decolonization of) ESBL-producing Klebsiella Pneumoniae (KP) and E. coli (E) colonization among infants admitted to the NICU of 2 hospitals in Sweden, from November 2008 till March 2009. All neonates with ESBL-KP or ESBL-E colonization were included. No exclusion criteria were excluded. A total of 14 neonates were included in the follow up study (age, n (%): >37 weeks: 3 (21); 32-37 weeks: 3 (21); 28-32 weeks: 2 (14); <28 weeks: 6 (42), 42% female). Of the included infants, 3 (21%) received antibiotics during pregnancy and 11 (79%) received antibiotics while in the NICU (type of antibiotic not specified). Faecal samples were collected every second month for 2 years after discharge; the children were cultured again three times during 6 successive weeks at age 5 years.
Gedik (2014) conducted a retrospective observational cohort study to study the rate of VRE colonization among patients with hematological cancers during chemotherapy, in the hematology department of a hospital in Turkey, between November 2010 and November 2012. All patients presented at the ward were included, if they were more than 14 years old, and had febrile neutropenia due to chemotherapy for hematological cancers. In total, 126 patients were included (mean age ± SD: 51.73 ± 14.4; sex: 60 (47.6%) female). Rectal samples were taken and cultured for presence of VRE, as well as wound samples (n=1), urine samples (n=1) and sputum samples (n=1). Clearance was defined as 2 negative tests, 2 weeks apart.
Lister (2016) conducted a prospective cohort study to document clearance of VRE in infants during a hospital outbreak, in neonatal inpatients services in Australia. All neonates with VRE after the outbreak were included. No exclusion criteria were mentioned. In total, 21 neonates were included. Stool samples were collected at least three times over a 9-month period. Clearance was defined as 3 consecutive negative stool samples collected at least 1 week apart.
Miu (2016) performed a retrospective cohort study to analyze the duration of VRE colonization in post-acute care hospitals in Hong Kong, from January 2010 until December 2014. Patients were included if they were admitted with VRE infection of if the date of infection prior to hospitalization was known. No exclusion criteria were mentioned. In total, 121 patients were included (mean age ± SD: 81.45 ± 10; sex: 27 (22.35%) female). Rectal swabs or stool cultures were taken with an unknown frequency. Patients were followed up until discharge. Clearance was defined as at least 3 consecutive negative samples, taken at least 1 week apart.
Overdevest (2016) conducted a prospective cohort study to study prolonged colonization with ESBL-E in a long-term health care facility in the Netherlands from March 2013 until April 2014. All residents were included. No exclusion criteria were reported. In total, 296 patients were included (mean age: 78 (range: 46–98, SD: 11); sex: 170 (57.4%) female). Fecal or rectal samples were cultured every 2-3 months. Follow up was ended at discharge. Clearance was not defined but assumed to be 1 negative sample.
Sohn (2013) performed a retrospective cohort study to investigate the duration of VRE colonization after discharge from a tertiary care hospital in Korea, from January 2008 until September 2009. Inpatients were included if thought to be at risk for VRE because of prolonged hospitalization, antibiotic use, referral from another health care facility, intensive care unit (ICU) stay, receiving a transplant, or proximity to other patients with VRE. No exclusion criteria were reported. In total, 127 patients were included (mean age ± SD: 58.9 ± 14.4; sex: n=49 (38.5%) female). Rectal or stool samples were collected weekly. Patients were followed up until clearance or loss to follow up. Clearance was defined as: VRE-negative rectal (or stool) cultures on at least 3 consecutive occasions 1 week or longer apart in outpatient setting. Date of clearance (event in survival analysis): last positive culture
Weterings (2022) conducted an open, dynamic cohort study to study the duration of rectal colonization with ESBL-E, in nursing homes in the Netherlands from March 2013 until June 2019. Residents were included if they had at least one ESBL-E positive rectal or faecal swab sample. No exclusion criteria were mentioned. In total, 112 patients were included (mean age: 82 years (IQR: 75–88); 63 (56.3%) female). Faecal or rectal samples were obtained every quarter, confirmed by cultures. Patients were followed up until clearance or loss to follow up. Clearance was defined as at least one negative rectal or faecal swab or when strain typing showed a different MLST or cluster type than found in the previous ESBL-E positive culture of the resident.
Wangchinda (2022) studied the epidemiology of CRE colonization or CRE infection in hospitalized patients during admission and after discharge from the hospital, in a tertiary care university hospital in Thailand, from November 2018 until November 2020. Two cohorts were set up. Cohort I included patients if they were aged ≥18 years and had CRE isolated from clinical specimens submitted to the microbiology laboratory on randomly selected surveillance days. No exclusion criteria were reported. Cohort II included patients if they had CRE isolated from clinical specimens during hospitalization and were discharged. In total, 225 positive patients (mean age ± SD: 68.5 ± 17.5; 114 (50.7%) male) were included. Stool or rectal swab samples were taken during admission to the hospital. Follow up was 6 months, 1 year and 2 years after discharge. Clearance was defined as one negative sample.
Results
Due to the heterogeneity in the design and definitions used in the studies pooling of data could not be performed.
Duration of carriage
In total 15 studies reported on the outcome measure duration of carriage. Definitions for clearance varied from one consecutive negative sample to three consecutive negative samples (see Table 5.1).
ESBL
Four studies reported on duration of ESBL carriage (Bar-Yoseph, 2016, Nordberg, 2018; Weterings, 2022; Overdevest 2016).
Bar-Yoseph (2016) included 19 observational prospective cohort studies that assessed spontaneous clearance of ESBL. They found that 152/190 patients were still colonized with EBSL at 1 month resulting in a pooled colonization rate of 80.2% (95% CI 67.7 to 88.7; 6 studies). In addition, Bar-Yoseph (2016) found that 205/268 patients were still colonized with EBSL at 3 months resulting in a pooled colonization rate of 75.2% (95% CI 64.6 to 83.4; 6 studies). At 6 months 125/223 patients were still colonized with ESBL resulting in a pooled colonization rate of 75.2% (95% CI 64.6 to 83.4; 5 studies). Finally, Bar-Yoseph (2016) found that 246/698 patients were still colonized with ESBL at 12 months, resulting in a pooled colonization rate of 35.2% (95% CI 28.2 to 42.9; 7 studies).
Nordberg (2018) found that 79% (11/14) cleared ESBL-E carriage. The median time to clearance was 12.5 months (range 5-68 months).
Weterings (2022) found that 47% (31/61) cleared ESBL-E ST131 and 56% (26/46) cleared ESBL-E non-ST131. The median time to clearance was 13.0 months (95% CI 0.0–27.9) for ESBL-E ST131 compared to 11.2 months (95% CI 4.8–17.6) for ESBL-E non-ST131.
Overdevest (2016) found that conversion form ESBL-E positive to ESBL-E negative was observed for 33.3% (13/39) ESBL-E ST131 carriers, compared to 62.1% (18/29) carriers of other ESBL-E. Survival analysis showed that the half-life of carriage for ESBL-ST131 was 13 months, compared with two to three months for other ESBL-E strains.
CRE
Four studies reported on duration of CRE carriage (Bar-Yoseph, 2016; Jimenez, 2021; Lim, 2018; Wangchinda, 2022).
Bar-Yoseph (2016) included 5 observational prospective cohort studies that assessed spontaneous clearance of CRE. They found that 176/239 patients were still colonized with CRE at 1 month resulting in a pooled colonization rate of 73.9% (95% CI 64 to 81.8; 6 studies). In addition, Bar-Yoseph (2016) found that 122/163 patients were still colonized with CRE at 3 months resulting in a pooled colonization rate of 74.6% (95% CI 56.6 to 86.9; 4 studies). At 6 months 102/185 patients were still colonized with CRE resulting in a pooled colonization rate of 55.2% (95% CI 37.3 to 71.9; 5 studies). Finally, Bar-Yoseph (2016) found that 60/172 patients were still colonized with CRE at 12 months, resulting in a pooled colonization rate of 34.6% (95%CI 22.9 to 48.5; 5 studies).
Jimenez (2021) found that 33% (25/75) cleared CRE carriage. The median time to clearance was 80 days (range 16-457).
Lim (2018) found that 8.2% (12/147) cleared CRE carriage. The median time between first CPE detection to clearance was 27.5 days (IQR 23.8-37.8 days).
Wangchinda (2022) found that 45% (19/42) of patients in cohort 1 cleared CRE. The reported median time to clearance was 119 days (range 37 – 486 days). Moreover, they found that 91% (85/93) patients in cohort II cleared CRE but not report an overall time to clearance.
VRE
Seven studies reported on VRE carriage (Shenoy, 2014; Choi, 2021; Haverkate, 2014; Lister, 2016; Miu, 2016; Gedik, 2014; Sohn, 2013).
Shenoy (2014) included 12 observational studies and one RCT that assessed spontaneous clearance of VRE. Reported time to clearance ranged from one to 43 weeks, with documented clearance rates of zero to 84%. Using logistic regression analysis, Shenoy (2014) found that 50% of subjects cleared colonization at 25 weeks after initial documentation of colonization. At 10, 20, 30 and 40 weeks after initial determination of VRE colonization, the model estimated that 19, 38, 61, and 80% of subjects had documented clearance of colonization, respectively. The overall median time to clearance was 26 weeks.
Choi (2021) found that 31% (16/152) cleared VRE carriage without receiving antibiotics compared to 69% (36/52) who cleared VRE carriage while receiving antibiotics. The mean duration of time to clearance was 11.38 ± 6.40 days for patients without antibiotics, and 51.39 ± 48.22 days for patient on antibiotics.
Haverkate (2014) found that 100% (19/19) cleared VRE carriage. The reported time to clearance was 1.5 months (95%CI: 0.06-10.3).
Lister (2016) found that 100% (19/19) of neonatal patients cleared VRE carriage after an outbreak. The reported median time to clearance was 246 days (range, 180-416 days).
Miu (2016) found that 35.5% (43/121) of inpatients cleared VRE during hospitalization. The reported median time to clearance was 43 days.
Gedik (2014) did not report absolute numbers of patients clearing VRE. They reported a mean number of VRE colonization days per patient of 34.27 ± 13.12 days.
Sohn (2013) found that 53.5% (68/127) of patients cleared VRE during reported a median duration of culture positivity of 5.57 weeks (range 0–50.14 weeks).
CRE and VRE
One study reported on VRE and/or CRE carriage together. Davido (2018) found that spontaneous decolonization of VRE and/or CRE occurred within the first 30 days in 16% (19/116) of cases and up to 48% (56/116) after day-90. The reported median time to spontaneous decolonization was 49 days (range 1–1091).
Table 5.1. Clearance definitions within included studies and reported time to clearance.
Author, year |
Clearance definition number of negative cultures needed |
Sample (type, frequency |
Time to clearance |
---|---|---|---|
ESBL |
|||
Bar-Yoseph, 2016 |
|
|
1 month: 80.2% (95% CI 67.7 to 88.7) 3 months: 75.2% (95% CI 64.6 to 83.4) 6 months: 55.2% (95% CI 64.6 to 83.4) 12 months: 35.2% (95% CI 28.2 to 42.9) |
Alsterlund, 2012* |
1, not followed by any positive |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), monthly to quarterly |
|
Apisarnthanarak, 2008* |
NS |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), every 2 weeks |
|
Birgand, 2013* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), new sample at re-admission |
|
Jallad 2015* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 1, 3 months |
|
Li, 2012* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), every 2 weeks |
|
Löhr, 2013* |
3 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), monthly in first year, quarterly thereafter |
|
Lübbert, 2015* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 6 months |
|
Paltansing, 2013* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 6 months |
|
Papst, 2015* |
NS |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), every 3 months |
|
Reddy, 2007* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016),, new sample at re-admission |
|
Rogers, 2012* |
2 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), monthly |
|
Ruppe, 2015* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 1, 2, 3, 6 and 12 months |
|
Strenger, 2013* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 1, 2, 4, 6, 9, 12 months |
|
Tandé, 2010* |
3 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), monthly |
|
Tängdén, 2010* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016),, 6 months |
|
Tham, 2012* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 3 and 8 months, and 3 years |
|
Titelman, 2014* |
1 (not followed by any new positive sample) |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 1, 3, 6, 12 months |
|
Weintrob, 2010* |
3 (not followed by any new positive sample) |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), bi-weekly for 2 weeks then weekly |
|
Zahar, 2010* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), new sample at re-admission |
|
Nordberg, 2018 |
3 |
Faecal swabs (culture), |
median 12.5 months (range 5-68 months) |
Overdevest, 2016 |
1 |
Fecal or rectal swabs (culture), frequency unclear |
half-life of carriage for ESBL-ST131 was 13 months and two to three months for other ESBL-E strains |
Weterings, 2022 |
1 or when strain typing showed a different MLST or cluster type than found in the previous ESBL-E positive culture of the resident |
Fecal or rectal swabs (culture), frequency unclear |
13.0 months (95% CI 0.0–27.9) |
CRE |
|||
Bar-Yoseph, 2016 |
|
|
1 month: 73.9% (95% CI 64 to 81.8) 3 months: 74.6% (95% CI 56.6 to 86.9) 6 months: 55.2% (95% CI 37.3 to 71.9) 12 months: 34.6% (95%CI 22.9 to 48.5) |
Ben-David, 2011* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), not routinely collected |
|
Feldman, 2013* |
2 PCR negative samples, not followed by any positive sample. |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 0.5, 1, 3, 3 months |
|
Lübbert, 2014* |
1 |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), 6 months |
|
Schechner, 2011* |
1 PCR negative sample |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), new sample at re-admission |
|
Zimmerman, 2013* |
1 not followed by any positive sample |
NR in systematic review Bar-Yoseph (2016), not routinely collected |
|
Jiminez, 2021 |
2 or more from the initial source (rectal or respiratory) |
Rectal and tracheal aspirate (for ventilated patient), |
80 days (range 16-457) |
Lim, 2018 |
3 in 1 week |
Rectal swab or stool, and urine and/or draining fluid (culture), |
27.5 days (IQR 23.8-37.8 days) |
Wangchinda, 2022 |
1 |
Fecal or rectal swabs (culture), 6 months and 1 year |
119 days (range 37 – 486 days) |
VRE |
|||
Shenoy, 2014 |
|
|
median time to clearance was 26 weeks |
Bhorade, 1999** |
1 on 5 separate samplings |
Rectal or stool, NR in Shennoy (2014) |
|
Brennen, 1998** |
2 on 2 separate samplings |
Rectal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Byers, 2002** |
3 on at least 3 separate samplings |
Rectal, culture; PCR, NR in Shennoy (2014) |
|
D’Agata, 2001** |
1 on at least 2 separate samplings |
Rectal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Goetz, 1998** |
1 on 2 separate samplings |
Rectal or stool, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Hachem and Raad 2002** |
1 on 3 separate samplings |
Rectal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Huang, 2007** |
1 |
Rectal, culture; PCR, NR in Shennoy (2014) |
|
Mascini, 2003** |
1 on at least 2 separate samplings |
Stool, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Montecalvo, 1995** |
1 on admission and weekly negative culture during admission |
Perianal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Park, 2011** |
1 on 3 separate samplings |
Rectal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Weinstein, 1999** |
1 on at least 3 separate samplings |
Rectal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Wong, 2001** |
1 on 3 separate samplings |
Rectal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Yoon, 2011** |
1 on 3 separate samplings |
Rectal, culture, NR in Shennoy (2014) |
|
Choi, 2021 |
3 in 1 week |
rectal swab (culture), weekly |
11.38 ± 6.40 days for patients without antibiotics, and 51.39 ± 48.22 days for patient on antibiotics |
Haverkate, 2014 |
2 at readmission |
Perineal area and wounds (if present), twice weekly |
1.5 months (95%CI: 0.06-10.3. |
Lister, 2016 |
3 at least 1 week apart |
Stool samples, at least 3 times over a 9-month period |
246 days (range, 180-416 days) |
Miu, 2016 |
3, at least 1 weeks apart |
Rectal or stool swabs (culture), |
median time to clearance was 43 days |
Gedik, 2014 |
2, 2 weeks apart |
Rectal samples, wound (n = 1), urine (n = 1), and sputum (n = 1) cultures, frequency unclear |
mean number of VRE colonization days per patient was 34.27 ± 13.12 days |
Sohn, 2013 |
3, 1 week or longer apart |
Rectal or stool swabs (culture) |
median duration of culture positivity of 5.57 weeks (range 0–50.14 weeks) |
VRE and CRE |
|||
Davido, 2018 |
2 cultures a week with a one-week interval |
Rectal swab, weekly |
49 days (range 1–1091) |
*Included in systematic review conducted by Bar-Yoseph (2016)
**Included in systematic review conducted by Shenoy (2014)
NS; Not specified
NR; Not reported
Number of samples needed to determine end of carriage
No evidence was found regarding the number of samples needed to determine end of ESBL-E, CRE and VRE carriage.
Level of evidence of the literature
Duration of carriage
The level of evidence for observational studies starts ‘low’ the quality of evidence regarding outcome measure ’duration of carriage (ESBL-E, CRE and VRE)’ was downgraded by 1 level to GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation ) very low because of the low number of included patients (imprecision).
No GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation ) |
No evidence was found regarding the number of samples needed to determine end of ESBL-E, CRE and VRE carriage. |
---|
Very low |
The evidence is very uncertain about the duration of carriage of ESBL-E, CRE and VRE. |
---|
Bar-Yoseph H, Hussein K, Braun E, Paul M. Natural history and decolonization strategies for ESBL/carbapenem-resistant Enterobacteriaceae carriage: systematic review and meta-analysis. J Antimicrob Chemother. 2016 Oct;71(10):2729-39. doi: 10.1093/jac/dkw221. Epub 2016 Jun 17. PMID: 27317444.
Choi HE, Lee JH, Sim YJ, Jeong HJ, Kim GC. Predictors of prolonged vancomycin-resistant enterococci colonization in acute stroke patients admitted to an intensive care unit: A retrospective cohort study. Medicine (Baltimore). 2021 Aug 13;100(32):e26913. doi: 10.1097/MD.0000000000026913. PMID: 34397929; PMCID: PMC8360475.
Davido B, Moussiegt A, Dinh A, Bouchand F, Matt M, Senard O, Deconinck L, Espinasse F, Lawrence C, Fortineau N, Saleh-Mghir A, Caballero S, Escaut L, Salomon J. Germs of thrones - spontaneous decolonization of Carbapenem-Resistant Enterobacteriaceae (CRE) and Vancomycin-Resistant Enterococci (VRE) in Western Europe: is this myth or reality? Antimicrob Resist Infect Control. 2018 Aug 13;7:100. doi: 10.1186/s13756-018-0390-5. PMID: 30123500; PMCID: PMC6090624.
Duployez C, Wallet F, Rouzé A, Nseir S, Kipnis E, El Kalioubie A, Dessein R, Loïez C, Le Guern R. Spontaneous decolonization during hospitalization in intensive care unit patients colonized by extended-spectrum beta-lactamase-producing Enterobacterales. J Hosp Infect. 2020 Nov;106(3):500-503. doi: 10.1016/j.jhin.2020.07.029. Epub 2020 Jul 31. PMID: 32745588.
Evain S, Bourigault C, Juvin ME, Corvec S, Lepelletier D. Carbapenemase-producing Enterobacteriaceae digestive carriage at hospital readmission and the role of antibiotic exposure. J Hosp Infect. 2019 May;102(1):25-30. doi: 10.1016/j.jhin.2019.02.002. Epub 2019 Feb 12. PMID: 30769146.
Fonville JM, van Herk CMC, Das PHAC, van de Bovenkamp JHB, van Dommelen L. A Single Negative Result for van Quantitative PCR on Enrichment Broth Can Replace Five Rectal Swab Cultures in Screening for Vancomycin-Resistant Enterococci. J Clin Microbiol. 2017 Jul;55(7):2261-2267. doi: 10.1128/JCM.00258-17. Epub 2017 May 10. PMID: 28490489; PMCID: PMC5483929.
Haverkate MR, Derde LP, Brun-Buisson C, Bonten MJ, Bootsma MC. Duration of colonization with antimicrobial-resistant bacteria after ICU discharge. Intensive Care Med. 2014 Apr;40(4):564-71. doi: 10.1007/s00134-014-3225-8. Epub 2014 Feb 13. PMID: 24522879; PMCID: PMC3969519.
Jimenez A, Fennie K, Munoz-Price LS, Ibrahimou B, Pekovic V, Abbo LM, Martinez O, Rosello G, Sposato K, Doi Y, Trepka MJ. Duration of carbapenemase-producing Enterobacteriales carriage among ICU patients in Miami, FL: A retrospective cohort study. Am J Infect Control. 2021 Oct;49(10):1281-1286. doi: 10.1016/j.ajic.2021.06.006. Epub 2021 Jun 17. PMID: 34146625.
Jørgensen SB, Søraas A, Sundsfjord A, Liestøl K, Leegaard TM, Jenum PA. Fecal carriage of extended spectrum β-lactamase producing Escherichia coli and Klebsiella pneumoniae after urinary tract infection - A three year prospective cohort study. PLoS One. 2017 Mar 7;12(3):e0173510. doi: 10.1371/journal.pone.0173510. PMID: 28267783; PMCID: PMC5340397.
Kim YK, Chang IB, Kim HS, Song W, Lee SS. Prolonged Carriage of Carbapenemase-Producing Enterobacteriaceae: Clinical Risk Factors and the Influence of Carbapenemase and Organism Types. J Clin Med. 2021 Jan 15;10(2):310. doi: 10.3390/jcm10020310. PMID: 33467637; PMCID: PMC7830152.
Kim YK, Song SA, Lee JN, Oh M, Jo KM, Kim HJ, Lee JH, Park J, Jang HJ, Kim HK, Kiem S. Clinical factors predicting persistent carriage of Klebsiella pneumoniae carbapenemase-producing carbapenem-resistant Enterobacteriaceae among patients with known carriage. J Hosp Infect. 2018 Aug;99(4):405-412. doi: 10.1016/j.jhin.2017.10.017. Epub 2017 Oct 27. PMID: 29111353.
Lim YJ, Park HY, Lee JY, Kwak SH, Kim MN, Sung H, Kim SH, Choi SH. Clearance of carbapenemase-producing Enterobacteriaceae (CPE) carriage: a comparative study of NDM-1 and KPC CPE. Clin Microbiol Infect. 2018 Oct;24(10):1104.e5-1104.e8. doi: 10.1016/j.cmi.2018.05.013. Epub 2018 Jun 2. PMID: 29870856.
Meijer FJ, Voss A, Meis JF. Candida auris: huidige inzichten. Ned Tijdschr Med Microbiol. 2022; 30: nr 2.
Nakai M, Oka K, Watanabe G, Kamei K, Tsukada N, Mori R, Nagaya M, Ukai Y, Morioka H, Tetsuka N, Iguchi M, Yagi T. Epidemiology and molecular characterization of fecal carriage of third-generation cephalosporin-resistant Enterobacterales among elderly residents in Japan. J Infect Chemother. 2022 Apr;28(4):569-575. doi: 10.1016/j.jiac.2021.12.033. Epub 2022 Jan 14. PMID: 35039227.
Nordberg V, Jonsson K, Giske CG, Iversen A, Aspevall O, Jonsson B, Camporeale A, Norman M, Navér L. Neonatal intestinal colonization with extended-spectrum β-lactamase-producing Enterobacteriaceae-a 5-year follow-up study. Clin Microbiol Infect. 2018 Sep;24(9):1004-1009. doi: 10.1016/j.cmi.2017.12.028. Epub 2018 Jan 8. PMID: 29326011.
Oren I, Sprecher H, Finkelstein R, Hadad S, Neuberger A, Hussein K, Raz-Pasteur A, Lavi N, Saad E, Henig I, Horowitz N, Avivi I, Benyamini N, Fineman R, Ofran Y, Haddad N, Rowe JM, Zuckerman T. Eradication of carbapenem-resistant Enterobacteriaceae gastrointestinal colonization with nonabsorbable oral antibiotic treatment: A prospective controlled trial. Am J Infect Control. 2013 Dec;41(12):1167-72. doi: 10.1016/j.ajic.2013.04.018. PMID: 24274912.
Shenoy ES, Paras ML, Noubary F, Walensky RP, Hooper DC. Natural history of colonization with methicillin-resistant Staphylococcus aureus (MRSA (meticilline-resistente Staphylococcus aureus )) and vancomycin-resistant Enterococcus (VRE): a systematic review. BMC Infect Dis. 2014 Mar 31;14:177. doi: 10.1186/1471-2334-14-177. PMID: 24678646; PMCID: PMC4230428.
Sinnige JC, Willems RJ, Ruijs GJHM, Mascini E, Arends JP, Troelstra A, NVMM Guideline HRMO VRE(PDF).
Bekijk de Evidence-tabellen:
Author and year |
Reason for exclusion |
---|---|
Ae R, Sasahara T, Yoshimura A, Kosami K, Hatakeyama S, Sasaki K, Kimura Y, Akine D, Ogawa M, Hamabata K, Cui L. Prolonged carriage of ESBL-producing enterobacterales and potential cross-transmission among residents in geriatric long-term care facilities. Sci Rep. 2021 Nov 3;11(1):21607. doi: 10.1038/s41598-021-01190-w. PMID: 34732819; PMCID: PMC8566574. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Amrane S, Lagier JC. Fecal microbiota transplantation for antibiotic resistant bacteria decolonization. Human Microbiome Journal. 2020;16, 100071. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Arcilla MS, van Hattem JM, Haverkate MR, Bootsma MCJ, van Genderen PJJ, Goorhuis A, Grobusch MP, Lashof AMO, Molhoek N, Schultsz C, Stobberingh EE, Verbrugh HA, de Jong MD, Melles DC, Penders J. Import and spread of extended-spectrum β-lactamase-producing Enterobacteriaceae by international travellers (COMBAT study): a prospective, multicentre cohort study. Lancet Infect Dis. 2017 Jan;17(1):78-85. doi: 10.1016/S1473-3099(16)30319-X. Epub 2016 Oct 14. PMID: 27751772. |
Wrong population (travelers) |
Armand-Lefèvre L, Rondinaud E, Desvillechabrol D, Mullaert J, Clermont O, Petitjean M, Ruppe E, Cokelaer T, Bouchier C, Tenaillon O, Ma L, Nooroya Y, Matheron S, The Voyag-R Study Group, Andremont A, Denamur E, Kennedy SP. Dynamics of extended-spectrum beta-lactamase-producing Enterobacterales colonization in long-term carriers following travel abroad. Microb Genom. 2021 Jul;7(7):000576. doi: 10.1099/mgen.0.000576. PMID: 34279212; PMCID: PMC8477403. |
Wrong population (travelers) |
Bevan ER, McNally A, Thomas CM, Piddock LJV, Hawkey PM. Acquisition and Loss of CTX-M-Producing and Non-Producing Escherichia coli in the Fecal Microbiome of Travelers to South Asia. mBio. 2018 Dec 11;9(6):e02408-18. doi: 10.1128/mBio.02408-18. PMID: 30538187; PMCID: PMC6299485. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Fecal Microbiota Transplantation in Patients With Blood Disorders Inhibits Gut Colonization With Antibiotic-Resistant Bacteria: Results of a Prospective, Single-Center Study. Clin Infect Dis. 2017 Aug 1;65(3):364-370. doi: 10.1093/cid/cix252. PMID: 28369341. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Bilsen MP, Lambregts MMC, van Prehn J, Kuijper EJ. Faecal microbiota replacement to eradicate antimicrobial resistant bacteria in the intestinal tract - a systematic review. Curr Opin Gastroenterol. 2022 Jan 1;38(1):15-25. doi: 10.1097/MOG.0000000000000792. PMID: 34636363; PMCID: PMC8654246. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Bollestad M, Grude N, Solhaug S, Raffelsberger N, Handal N, Nilsen HS, Romstad MR, Emmert A, Tveten Y, Søraas A, Jenum PA, Jenum S, Møller-Stray J, Weme ET, Lindbaek M, Simonsen GS; (the Norwegian ESBL UTI study group). Clinical and bacteriological efficacy of pivmecillinam treatment for uncomplicated urinary tract infections caused by ESBL-producing Escherichia coli: a prospective, multicentre, observational cohort study. J Antimicrob Chemother. 2018 Sep 1;73(9):2503-2509. doi: 10.1093/jac/dky230. PMID: 29982514. |
Wrong study design, drug intervention |
Catho G, Huttner BD. Strategies for the eradication of extended-spectrum beta-lactamase or carbapenemase-producing Enterobacteriaceae intestinal carriage. Expert Rev Anti Infect Ther. 2019 Aug;17(8):557-569. doi: 10.1080/14787210.2019.1645007. Epub 2019 Jul 25. PMID: 31313610. |
Wrong study design, narrative review |
Correa-Martinez CL, Stollenwerk VB, Kossow A, Schaumburg F, Mellmann A, Kampmeier S. Risk Factors for Long-Term Vancomycin-Resistant Enterococci Persistence-A Prospective Longitudinal Study. Microorganisms. 2019 Sep 26;7(10):400. doi: 10.3390/microorganisms7100400. PMID: 31561632; PMCID: PMC6843193. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Davido B, Batista R, Fessi H, Michelon H, Escaut L, Lawrence C, Denis M, Perronne C, Salomon J, Dinh A. Fecal microbiota transplantation to eradicate vancomycin-resistant enterococci colonization in case of an outbreak. Med Mal Infect. 2019 May;49(3):214-218. doi: 10.1016/j.medmal.2018.11.002. Epub 2018 Nov 27. PMID: 30502308. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Davido B, Batista R, Michelon H, Lepainteur M, Bouchand F, Lepeule R, Salomon J, Vittecoq D, Duran C, Escaut L, Sobhani I, Paul M, Lawrence C, Perronne C, Chast F, Dinh A. Is faecal microbiota transplantation an option to eradicate highly drug-resistant enteric bacteria carriage? J Hosp Infect. 2017 Apr;95(4):433-437. doi: 10.1016/j.jhin.2017.02.001. Epub 2017 Feb 6. PMID: 28237504. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Dickstein Y, Solter E, Schwartz D, Nutman A, Harevrich I, Wulffhart L, Carmeli Y, Schwaber MJ. The Israeli national policy for discontinuation of isolation of carbapenem-resistant Enterobacterales carriers by carbapenemase type: a retrospective cohort study. Clin Microbiol Infect. 2021 Oct;27(10):1518.e1-1518.e3. doi: 10.1016/j.cmi.2021.05.045. Epub 2021 Jun 7. PMID: 34111587. |
Wrong study design, performance of guidelines |
Dimitriou V, Biehl LM, Hamprecht A, Vogel W, Dörfel D, Peter S, Schafhausen P, Rohde H, von Lilienfeld-Toal M, Klassert TE, Slickers P, Ehricht R, Slevogt H, Christ H, Hellmich M, Farowski F, Tsakmaklis A, Higgins PG, Seifert H, Vehreschild MJGT. Controlling intestinal colonization of high-risk haematology patients with ESBL-producing Enterobacteriaceae: a randomized, placebo-controlled, multicentre, Phase II trial (CLEAR). J Antimicrob Chemother. 2019 Jul 1;74(7):2065-2074. doi: 10.1093/jac/dkz124. PMID: 31220256. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Dinh A, Fessi H, Duran C, Batista R, Michelon H, Bouchand F, Lepeule R, Vittecoq D, Escaut L, Sobhani I, Lawrence C, Chast F, Ronco P, Davido B. Clearance of carbapenem-resistant Enterobacteriaceae vs vancomycin-resistant enterococci carriage after faecal microbiota transplant: a prospective comparative study. J Hosp Infect. 2018 Aug;99(4):481-486. doi: 10.1016/j.jhin.2018.02.018. Epub 2018 Mar 2. PMID: 29477634. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Duployez C, Wallet F, Rouzé A, Nseir S, Kipnis E, El Kalioubie A, Dessein R, Loïez C, Le Guern R. Spontaneous decolonization during hospitalization in intensive care unit patients colonized by extended-spectrum beta-lactamase-producing Enterobacterales. J Hosp Infect. 2020 Nov;106(3):500-503. doi: 10.1016/j.jhin.2020.07.029. Epub 2020 Jul 31. PMID: 32745588. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Evain S, Bourigault C, Juvin ME, Corvec S, Lepelletier D. Carbapenemase-producing Enterobacteriaceae digestive carriage at hospital readmission and the role of antibiotic exposure. J Hosp Infect. 2019 May;102(1):25-30. doi: 10.1016/j.jhin.2019.02.002. Epub 2019 Feb 12. PMID: 30769146. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Farfour E, Si Larbi AG, Couturier J, Lecuru M, Decousser JW, Renvoise A, Faibis F, Lawrence C, Nerome S, Lecointe D; RéFraLHHA Study Group. Asymptomatic carriage of extensively drug-resistant bacteria (eXDR), a simple way to assess spontaneous clearance. J Hosp Infect. 2020 Apr;104(4):503-507. doi: 10.1016/j.jhin.2019.12.013. Epub 2019 Dec 24. PMID: 31874205. |
Wrong outcome (no specification on type of micro-organism) |
Fariñas MC, González-Rico C, Fernández-Martínez M, Fortún J, Escudero-Sanchez R, Moreno A, Bodro M, Muñoz P, Valerio M, Montejo M, Nieto J, Ruiz-San Millan JC, Casafont-Morencos F, Martinez-Martínez L, Fariñas-Álvarez C; ENTHERE Study Group, the Group for Study of Infection in Transplantation of the Spanish Society of Infectious Diseases and Clinical Microbiology (GESITRA-SEIMC) and the Spanish Network for Research in Infectious Diseases (REIPI). Oral decontamination with colistin plus neomycin in solid organ transplant recipients colonized by multidrug-resistant Enterobacterales: a multicentre, randomized, controlled, open-label, parallel-group clinical trial. Clin Microbiol Infect. 2021 Jun;27(6):856-863. doi: 10.1016/j.cmi.2020.12.016. Epub 2020 Dec 24. PMID: 33359562. |
Wrong study design, RCT with drug intervention |
Fernández-Verdugo A, Fernández J, Escudero D, Cofiño L, Forcelledo L, Telenti M, García-Prieto E, Rodríguez-García R, Álvarez-García L, Pérez-García A, Rodríguez-Lucas C, Vazquez F. Vigilancia epidemiológica para microorganismos multirresistentes en una UCI polivalente [Epidemiological surveillance for multidrug-resistant microorganisms in a general ICU]. Rev Esp Quimioter. 2017 Jun;30(3):201-206. Spanish. Epub 2017 Apr 5. PMID: 28422471. |
Wrong publication type, article in spanish |
Freire MP, Villela Soares Oshiro IC (Intensive care), Bonazzi PR, Pierrotti LC, de Oliveira LM, Machado AS, Van Der Heijdenn IM, Rossi F, Costa SF, Carneiro D'Albuquerque LA, Abdala E. Surveillance culture for multidrug-resistant gram-negative bacteria: Performance in liver transplant recipients. Am J Infect Control. 2017 Mar 1;45(3):e40-e44. doi: 10.1016/j.ajic.2016.12.010. PMID: 28254253. |
Wrong population (liver transplant recipients) |
Grall N, Lazarevic V, Gaïa N, Couffignal C, Laouénan C, Ilic-Habensus E, Wieder I, Plesiat P, Angebault C, Bougnoux ME, Armand-Lefevre L, Andremont A, Duval X, Schrenzel J. Unexpected persistence of extended-spectrum β-lactamase-producing Enterobacteriaceae in the faecal microbiota of hospitalised patients treated with imipenem. Int J Antimicrob Agents. 2017 Jul;50(1):81-87. doi: 10.1016/j.ijantimicag.2017.02.018. Epub 2017 May 10. PMID: 28499958. |
Wrong study design, drug intervention |
Hong Nguyen M, Shields RK, Chen L, William Pasculle A, Hao B, Cheng S, Sun J, Kline EG, Kreiswirth BN, Clancy CJ. Molecular Epidemiology, Natural History, and Long-Term Outcomes of Multidrug-Resistant Enterobacterales Colonization and Infections Among Solid Organ Transplant Recipients. Clin Infect Dis. 2022 Feb 11;74(3):395-406. doi: 10.1093/cid/ciab427. PMID: 33970222; PMCID: PMC8834656. |
Wrong outcome, about transplantations, no information on end of infection/isolation |
Hughes HY, Odom RT, Michelin AV, Snitkin ES, Sinaii N, Milstone AM, Henderson DK, Palmore TN. A retrospective cohort study of antibiotic exposure and vancomycin-resistant Enterococcus recolonization. Infect Control Hosp Epidemiol. 2019 Apr;40(4):414-419. doi: 10.1017/ice.2019.15. Epub 2019 Feb 7. PMID: 30729903. |
Wrong study design, drug intervention |
Huttner BD, de Lastours V, Wassenberg M, Maharshak N, Mauris A, Galperine T, Zanichelli V, Kapel N, Bellanger A, Olearo F, Duval X, Armand-Lefevre L, Carmeli Y, Bonten M, Fantin B, Harbarth S; R-Gnosis WP3 study group. A 5-day course of oral antibiotics followed by faecal transplantation to eradicate carriage of multidrug-resistant Enterobacteriaceae: a randomized clinical trial. Clin Microbiol Infect. 2019 Jul;25(7):830-838. doi: 10.1016/j.cmi.2018.12.009. Epub 2019 Jan 4. PMID: 30616014. |
Wrong study design, RCT with drug intervention |
Ismail MD, Luo T, McNamara S, Lansing B, Koo E, Mody L, Foxman B. Long-Term Carriage of Ciprofloxacin-Resistant Escherichia coli Isolates in High-Risk Nursing Home Residents. Infect Control Hosp Epidemiol. 2016 Apr;37(4):440-7. doi: 10.1017/ice.2015.326. Epub 2016 Jan 19. PMID: 26782632; PMCID: PMC6194505. |
Wrong micro-organism |
Jonsson AK, Larsson A, Tängdén T, Melhus Å, Lannergård A. A trial with IgY chicken antibodies to eradicate faecal carriage of Klebsiella pneumoniae and Escherichia coli producing extended-spectrum beta-lactamases. Infect Ecol Epidemiol. 2015 Nov 9;5:28224. doi: 10.3402/iee.v5.28224. PMID: 26560861; PMCID: PMC4641892. |
Wrong study design, animal study |
Jørgensen SB, Søraas A, Sundsfjord A, Liestøl K, Leegaard TM, Jenum PA. Fecal carriage of extended spectrum β-lactamase producing Escherichia coli and Klebsiella pneumoniae after urinary tract infection - A three year prospective cohort study. PLoS One. 2017 Mar 7;12(3):e0173510. doi: 10.1371/journal.pone.0173510. PMID: 28267783; PMCID: PMC5340397. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Kanafani ZA, Fadlallah SM, Assaf S, Anouti K, Kissoyan KAB, Sfeir J, Nawar T, Yasmin M, Matar GM. Sites of colonization in hospitalized patients with infections caused by extended-spectrum beta-lactamase organisms: a prospective cohort study. Antimicrob Resist Infect Control. 2017 May 15;6:46. doi: 10.1186/s13756-017-0207-y. PMID: 28515902; PMCID: PMC5433240. |
Looks at site of infection |
Kim YK, Chang IB, Kim HS, Song W, Lee SS. Prolonged Carriage of Carbapenemase-Producing Enterobacteriaceae: Clinical Risk Factors and the Influence of Carbapenemase and Organism Types. J Clin Med. 2021 Jan 15;10(2):310. doi: 10.3390/jcm10020310. PMID: 33467637; PMCID: PMC7830152. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Kim YK, Song SA, Lee JN, Oh M, Jo KM, Kim HJ, Lee JH, Park J, Jang HJ, Kim HK, Kiem S. Clinical factors predicting persistent carriage of Klebsiella pneumoniae carbapenemase-producing carbapenem-resistant Enterobacteriaceae among patients with known carriage. J Hosp Infect. 2018 Aug;99(4):405-412. doi: 10.1016/j.jhin.2017.10.017. Epub 2017 Oct 27. PMID: 29111353. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Lin IW, Huang CY, Pan SC, Chen YC, Li CM. Duration of colonization with and risk factors for prolonged carriage of multidrug resistant organisms among residents in long-term care facilities. Antimicrobial Resistance & Infection Control. 2017; 6(1), 1-7. |
Wrong outcome (no specification on type of micro-organism) |
Lindblom A, Karami N, Magnusson T, Åhrén C. Subsequent infection with extended-spectrum β-lactamase-producing Enterobacteriaceae in patients with prior infection or fecal colonization. Eur J Clin Microbiol Infect Dis. 2018 Aug;37(8):1491-1497. doi: 10.1007/s10096-018-3275-x. Epub 2018 May 23. PMID: 29796984. |
Wrong outcome, no information about end of infection (rate) |
Ljungquist O, Kampmann C, Resman F, Riesbeck K, Tham J. Probiotics for intestinal decolonization of ESBL-producing Enterobacteriaceae: a randomized, placebo-controlled clinical trial. Clin Microbiol Infect. 2020 Apr;26(4):456-462. doi: 10.1016/j.cmi.2019.08.019. Epub 2019 Sep 5. PMID: 31494254. |
Wrong study design, RCT with drug intervention |
Ljungquist O, Schönbeck M, Riesbeck K, Tham J. Risk factors associated with prolonged intestinal colonization of ESBL-producing Enterobacteriaceae - a prospective cohort study. Infect Drug Resist. 2019 Aug 26;12:2637-2648. doi: 10.2147/IDR.S205163. PMID: 31693716; PMCID: PMC6716591. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Macesic N, Gomez-Simmonds A, Sullivan SB, Giddins MJ, Ferguson SA, Korakavi G, Leeds D, Park S, Shim K, Sowash MG, Hofbauer M, Finkel R, Hu Y, West J, Toussaint NC, Greendyke WG, Miko BA, Pereira MR, Whittier S, Verna EC, Uhlemann AC. Genomic Surveillance Reveals Diversity of Multidrug-Resistant Organism Colonization and Infection: A Prospective Cohort Study in Liver Transplant Recipients. Clin Infect Dis. 2018 Aug 31;67(6):905-912. doi: 10.1093/cid/ciy199. PMID: 29718144; PMCID: PMC6117442. |
Wrong population (liver transplant recipients) |
Marimuthu K, Mo Y, Ling ML, Hernandez-Koutoucheva A, Fenlon SN, Bertrand D, Lye DC, Ang BSP, Perencevich E, Ng OT, Cooper BS, Nagarajan N, Chen SL, Barkham T. Household transmission of carbapenemase-producing Enterobacteriaceae: a prospective cohort study. J Antimicrob Chemother. 2021 Apr 13;76(5):1299-1302. doi: 10.1093/jac/dkaa561. PMID: 33417711. |
Wrong outcome, about infection risk/rate |
Merrick B, Robinson E, Bunce C, Allen L, Bisnauthsing K, Izundu CC, Bell J, Amos G, Shankar-Hari M, Goodman A, Shawcross DL, Goldenberg SD. Faecal microbiota transplant to ERadicate gastrointestinal carriage of Antibiotic Resistant Organisms (FERARO): a prospective, randomised placebo-controlled feasibility trial. BMJ Open. 2020 May 25;10(5):e038847. doi: 10.1136/bmjopen-2020-038847. PMID: 32457083; PMCID: PMC7252984. |
Wrong study design, drug intervention |
Mody L, Foxman B, Bradley S, McNamara S, Lansing B, Gibson K, Cassone M, Armbruster C, Mantey J, Min L. Longitudinal Assessment of Multidrug-Resistant Organisms in Newly Admitted Nursing Facility Patients: Implications for an Evolving Population. Clin Infect Dis. 2018 Aug 31;67(6):837-844. doi: 10.1093/cid/ciy194. PMID: 29635360; PMCID: PMC6117444. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Nakai M, Oka K, Watanabe G, Kamei K, Tsukada N, Mori R, Nagaya M, Ukai Y, Morioka H, Tetsuka N, Iguchi M, Yagi T. Epidemiology and molecular characterization of fecal carriage of third-generation cephalosporin-resistant Enterobacterales among elderly residents in Japan. J Infect Chemother. 2022 Apr;28(4):569-575. doi: 10.1016/j.jiac.2021.12.033. Epub 2022 Jan 14. PMID: 35039227. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Nakayama T, Kumeda Y, Kawahara R, Yamamoto Y. Quantification and long-term carriage study of human extended-spectrum/AmpC β-lactamase-producing Escherichia coli after international travel to Vietnam. J Glob Antimicrob Resist. 2020 Jun;21:229-234. doi: 10.1016/j.jgar.2019.11.001. Epub 2019 Nov 11. PMID: 31726236. |
Wrong population (travelers) |
Oren I, Sprecher H, Finkelstein R, Hadad S, Neuberger A, Hussein K, Raz-Pasteur A, Lavi N, Saad E, Henig I, Horowitz N, Avivi I, Benyamini N, Fineman R, Ofran Y, Haddad N, Rowe JM, Zuckerman T. Eradication of carbapenem-resistant Enterobacteriaceae gastrointestinal colonization with nonabsorbable oral antibiotic treatment: A prospective controlled trial. Am J Infect Control. 2013 Dec;41(12):1167-72. doi: 10.1016/j.ajic.2013.04.018. PMID: 24274912. |
Wrong study design, drug intervention |
ÖstholmBalkhed Å, Tärnberg M, Nilsson M, Nilsson LE, Hanberger H, Hällgren A; Southeast Sweden Travel Study Group. Duration of travel-associated faecal colonisation with ESBL-producing Enterobacteriaceae - A one year follow-up study. PLoS One. 2018 Oct 24;13(10):e0205504. doi: 10.1371/journal.pone.0205504. PMID: 30356258; PMCID: PMC6200250. |
Wrong population (travelers) |
Park SY, Lee JS, Oh J, Lee SH, Jung J. Effectiveness of selective digestive decolonization therapy using oral gentamicin for eradication of carbapenem-resistant Enterobacteriaceae carriage. Infect Control Hosp Epidemiol. 2022 Feb 9:1-6. doi: 10.1017/ice.2021.492. Epub ahead of print. PMID: 35135653. |
Wrong study design, drug intervention |
Ravensbergen SJ, Louka C, Ott A, Rossen JW, Cornish D, Pournaras S, Bathoorn E, Stienstra Y. Proportion of asylum seekers carrying multi-drug resistant microorganisms is persistently increased after arrival in the Netherlands. Antimicrob Resist Infect Control. 2019 Jan 7;8:6. doi: 10.1186/s13756-018-0455-5. PMID: 30637100; PMCID: PMC6323800. |
Wrong micro-organism |
Riccio ME, Verschuuren T, Conzelmann N, Martak D, Meunier A, Salamanca E, Delgado M, Guther J, Peter S, Paganini J, Martischang R, Sauser J, de Kraker MEA, Cherkaoui A, Fluit AC, Cooper BS, Hocquet D, Kluytmans JAJW, Tacconelli E, Rodriguez-Baño J, Harbarth S; MODERN WP2 study group. Household acquisition and transmission of extended-spectrum β-lactamase (ESBL) -producing Enterobacteriaceae after hospital discharge of ESBL-positive index patients. Clin Microbiol Infect. 2021 Sep;27(9):1322-1329. doi: 10.1016/j.cmi.2020.12.024. Epub 2021 Jan 7. PMID: 33421572. |
Double |
Riccio ME, Verschuuren T, Conzelmann N, Martak D, Meunier A, Salamanca E, Delgado M, Guther J, Peter S, Paganini J, Martischang R, Sauser J, de Kraker MEA, Cherkaoui A, Fluit AC, Cooper BS, Hocquet D, Kluytmans JAJW, Tacconelli E, Rodriguez-Baño J, Harbarth S; MODERN WP2 study group. Household acquisition and transmission of extended-spectrum β-lactamase (ESBL) -producing Enterobacteriaceae after hospital discharge of ESBL-positive index patients. Clin Microbiol Infect. 2021 Sep;27(9):1322-1329. doi: 10.1016/j.cmi.2020.12.024. Epub 2021 Jan 7. PMID: 33421572. |
Wrong outcome, about infection risk/rate |
Rieg S, Küpper MF, de With K, Serr A, Bohnert JA, Kern WV. Intestinal decolonization of Enterobacteriaceae producing extended-spectrum β-lactamases (ESBL): a retrospective observational study in patients at risk for infection and a brief review of the literature. BMC Infect Dis. 2015 Oct 28;15:475. doi: 10.1186/s12879-015-1225-0. PMID: 26511929; PMCID: PMC4624661. |
Double |
Rieg S, Küpper MF, de With K, Serr A, Bohnert JA, Kern WV. Intestinal decolonization of Enterobacteriaceae producing extended-spectrum β-lactamases (ESBL): a retrospective observational study in patients at risk for infection and a brief review of the literature. BMC Infect Dis. 2015 Oct 28;15:475. doi: 10.1186/s12879-015-1225-0. PMID: 26511929; PMCID: PMC4624661. |
Wrong study design, drug intervention |
Rodríguez-Revuelta MJ, López-Cerero L, Serrano L, Luna-Lagares S, Pascual A, Rodríguez-Baño J. Duration of Colonization by Extended-Spectrum β-Lactamase-Producing Enterobacteriaceae in Healthy Newborns and Associated Risk Factors: A Prospective Cohort Study. Open Forum Infect Dis. 2018 Nov 20;5(12):ofy312. doi: 10.1093/ofid/ofy312. PMID: 30568982; PMCID: PMC6293479. |
Wrong population |
Singh R, de Groot PF, Geerlings SE, Hodiamont CJ, Belzer C, Berge IJMT, de Vos WM, Bemelman FJ, Nieuwdorp M. Fecal microbiota transplantation against intestinal colonization by extended spectrum beta-lactamase producing Enterobacteriaceae: a proof of principle study. BMC Res Notes. 2018 Mar 22;11(1):190. doi: 10.1186/s13104-018-3293-x. PMID: 29566738; PMCID: PMC5863815. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Stewardson AJ, Vervoort J, Adriaenssens N, Coenen S, Godycki-Cwirko M, Kowalczyk A, Huttner BD, Lammens C, Malhotra-Kumar S, Goossens H, Harbarth S; SATURN WP1 Study Group; SATURN WP3 Study Group. Effect of outpatient antibiotics for urinary tract infections on antimicrobial resistance among commensal Enterobacteriaceae: a multinational prospective cohort study. Clin Microbiol Infect. 2018 Sep;24(9):972-979. doi: 10.1016/j.cmi.2017.12.026. Epub 2018 Jan 10. PMID: 29331548. |
Wrong study design, drug intervention |
Suranadi W, Fatmawati D, Ryalino C, Hartawan IGAGU, Yanto F. The Influence of Antibiotics Usage on Extended-spectrum β-lactamase-producing Enterobacter Colonization among Intensive Care Unit Patients. Open Access Macedonian Journal of Medical Sciences. 2021; 9(A), 52-56. |
Wrong study design, drug intervention |
Tang SSL, Chee E, Teo JQ, Chlebicki MP, Kwa ALH. Incidence of a subsequent carbapenem-resistant Enterobacteriaceae infection after previous colonisation or infection: a prospective cohort study. Int J Antimicrob Agents. 2021 Jun;57(6):106340. doi: 10.1016/j.ijantimicag.2021.106340. Epub 2021 Apr 20. PMID: 33857538. |
Wrong outcome, about infection risk/rate of subsequent infection |
Teunis PFM, Evers EG, Hengeveld PD, Dierikx CM, Wielders CCH, van Duijkeren E. Time to acquire and lose carriership of ESBL/pAmpC producing E. coli in humans in the Netherlands. PLoS One. 2018 Mar 21;13(3):e0193834. doi: 10.1371/journal.pone.0193834. Erratum in: PLoS One. 2018 Apr 23;13(4):e0196492. PMID: 29561861; PMCID: PMC5862452. |
Wrong outcome (no specification on type of micro-organism) |
Tischendorf J, de Avila RA, Safdar N. Risk of infection following colonization with carbapenem-resistant Enterobactericeae: A systematic review. Am J Infect Control. 2016 May 1;44(5):539-43. doi: 10.1016/j.ajic.2015.12.005. Epub 2016 Feb 15. PMID: 26899297; PMCID: PMC5262497. |
Wrong outcome, about infection risk/rate |
Torres E, López-Cerero L, Morales I, Navarro MD, Rodríguez-Baño J, Pascual A. Prevalence and transmission dynamics of Escherichia coli ST131 among contacts of infected community and hospitalized patients. Clin Microbiol Infect. 2018 Jun;24(6):618-623. doi: 10.1016/j.cmi.2017.09.007. Epub 2017 Sep 19. PMID: 28939488. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
van den Bunt G, Fluit AC, Bootsma MCJ, van Duijkeren E, Scharringa J, van Pelt W, Bonten MJM. Dynamics of Intestinal Carriage of Extended-Spectrum Beta-lactamase-Producing Enterobacteriaceae in the Dutch General Population, 2014-2016. Clin Infect Dis. 2020 Nov 5;71(8):1847-1855. doi: 10.1093/cid/ciz1091. PMID: 31688916. |
Wrong population - general population/no care setting |
van Duijkeren E, Wielders CCH, Dierikx CM, van Hoek AHAM, Hengeveld P, Veenman C, Florijn A, Lotterman A, Smit LAM, van Dissel JT, Maassen CBM, de Greeff SC. Long-term Carriage of Extended-Spectrum β-Lactamase-Producing Escherichia coli and Klebsiella pneumoniae in the General Population in The Netherlands. Clin Infect Dis. 2018 Apr 17;66(9):1368-1376. doi: 10.1093/cid/cix1015. PMID: 29149242. |
Wrong population - general population/no care setting |
van Duijkeren E, Wielders CCH, Dierikx CM, van Hoek AHAM, Hengeveld P, Veenman C, Florijn A, Lotterman A, Smit LAM, van Dissel JT, Maassen CBM, de Greeff SC. Long-term Carriage of Extended-Spectrum β-Lactamase-Producing Escherichia coli and Klebsiella pneumoniae in the General Population in The Netherlands. Clin Infect Dis. 2018 Apr 17;66(9):1368-1376. doi: 10.1093/cid/cix1015. PMID: 29149242. |
Double |
van Prehn J, Kaiser AM, van der Werff SD, van Mansfeld R, Vandenbroucke-Grauls CMJE. Colonization sites in carriers of ESBL-producing Gram-negative bacteria. Antimicrob Resist Infect Control. 2018 Apr 12;7:52. doi: 10.1186/s13756-018-0344-y. PMID: 29682287; PMCID: PMC5898019. |
Wrong outcome, focusses at location of sample collection |
Vendrik KEW, Terveer EM, Kuijper EJ, Nooij S, Boeije-Koppenol E, Sanders IMJG, van Lingen E, Verspaget HW, Berssenbrugge EKL, Keller JJ, van Prehn J; Netherlands Donor Faeces Bank Study Group. Periodic screening of donor faeces with a quarantine period to prevent transmission of multidrug-resistant organisms during faecal microbiota transplantation: a retrospective cohort study. Lancet Infect Dis. 2021 May;21(5):711-721. doi: 10.1016/S1473-3099(20)30473-4. Epub 2020 Dec 1. PMID: 33275940. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Weterings V, van Oosten A, Nieuwkoop E, Nelson J, Voss A, Wintermans B, van Lieshout J, Kluytmans J, Veenemans J. Management of a hospital-wide vancomycin-resistant Enterococcus faecium outbreak in a Dutch general hospital, 2014-2017: successful control using a restrictive screening strategy. Antimicrob Resist Infect Control. 2021 Feb 18;10(1):38. doi: 10.1186/s13756-021-00906-x. PMID: 33602300; PMCID: PMC7893727. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Woerther PL, Andremont A, Kantele A. Travel-acquired ESBL-producing Enterobacteriaceae: impact of colonization at individual and community level. J Travel Med. 2017 Apr 1;24(suppl_1):S29-S34. doi: 10.1093/jtm/taw101. PMID: 28520999; PMCID: PMC5441303. |
Wrong population (travelers) |
Worby CJ, Earl AM, Turbett SE, Becker M, Rao SR, Oliver E, Taylor Walker A, Walters M, Kelly P, Leung DT, Knouse M, Hagmann SHF, Ryan ET, LaRocque RC. Acquisition and Long-term Carriage of Multidrug-Resistant Organisms in US International Travelers. Open Forum Infect Dis. 2020 Dec 21;7(12):ofaa543. doi: 10.1093/ofid/ofaa543. PMID: 33409326; PMCID: PMC7759211. |
Wrong outcome, no information about end of infection |
Yoon YK, Suh JW, Kang EJ, Kim JY. Efficacy and safety of fecal microbiota transplantation for decolonization of intestinal multidrug-resistant microorganism carriage: beyond Clostridioides difficile infection. Ann Med. 2019 Nov-Dec;51(7-8):379-389. doi: 10.1080/07853890.2019.1662477. Epub 2019 Sep 13. PMID: 31468999; PMCID: PMC7877873. |
Wrong outcome, about faecal transplantations |
Zamfir M, Adler AC, Kolb S, Dammeyer A, Nasri L, Schomacher L, Karlin B, Franitza M, Hörmansdorfer S, Tuschak C, Valenza G, Ochmann U, Herr C. Evaluation of sampling locations in pregnant women and newborns for the detection of colonisation with antibiotic-resistant bacteria. Eur J Clin Microbiol Infect Dis. 2017 Oct;36(10):1819-1826. doi: 10.1007/s10096-017-2997-5. Epub 2017 May 4. PMID: 28474179. |
Wrong intervention, Looks at site of infection |
Zembower NR, Zhu A, Malczynski M, Qi C. Klebsiella pneumoniae carbapenemase-producing K. pneumoniae (KPC-KP) in brain and spinal cord injury patients: potential for prolonged colonization. Spinal Cord. 2017 Apr;55(4):390-395. doi: 10.1038/sc.2016.136. Epub 2016 Oct 18. PMID: 27752059. |
Wrong population (brain and spinal cord injury patients) |
Bekijk de Risk-of-bias-tabel:
Bijlagen
Definitie |
Begrip |
---|---|
ABR-Zorgregio |
Netwerk van zorginstellingen met als doel antimicrobiële resistentie te voorkomen en verspreiding te bestrijden door afspraken te maken op regionaal niveau. |
AmpC beta-lactamases |
Enzymen die in staat zijn tot hydrolyse van penicillines en van oxyimino-cefalosporines van de 1ste, 2e en 3e generatie (zoals cefuroxim, cefotaxim, ceftriaxon, en ceftazidime), en aztreonam. |
Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) |
Pathogene micro-organismen die ongevoelig zijn voor de meest geëigende (dus eerste keus) antimicrobiële middelen of tegen een combinatie van therapeutisch belangrijke antimicrobiële middelen die zonder aanvullende maatregelen tot verspreiding kunnen leiden. |
BRMO-drager |
Een individu bij wie een BRMO is vastgesteld onafhankelijk van de locatie op of in het lichaam of de hoeveelheid BRMO. |
Carbapenemases |
Enzymen die in staat zijn tot hydrolyse van carbapenems. De meeste carbapenemases hydrolyseren daarnaast ook penicillines, monobactams en oxyimino-cefalosporines van de 2e en 3e generatie (zoals cefuroxim, cefotaxim, ceftriaxon, en ceftazidime), en aztreonam. |
Cohort-verpleging |
Het verplegen van meerdere patiënten in één of meerdere ruimtes bij elkaar met identieke infectiepreventiemaatregelen. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden bij elke patiënt vervangen (eilandverpleging). |
Carbapenemase producerende Enterobacterales (CPE) |
Enterobacterales die carbapenemase(s) produceren. |
Carbapenemase-producerende P. aeruginosa (CPPA) |
P. aeruginosa die carbapenemase(s) produceert. |
Carbapenem-resistente Enterobacterales (CRE) |
Enterobacterales isolaten die op basis van het klinisch breekpunt resistent zijn voor een of meerdere carbapenems. |
Carbapenemase-producerende carbapenem-resistente Acinetobacter baumannii-calcoaceticus complex (CP-CRAB) |
Acinetobacter baumannii-calcoaceticus complex isolaten die op basis van carbapenemase-productie resistent zijn voor een of meerdere carbapenems. |
Epidemische verheffing/ uitbraak |
Situatie waarbij bij twee of meer patiënten met een epidemiologische link dezelfde BRMO is geïsoleerd, die op basis van typering (waarschijnlijk) tot dezelfde kloon behoort |
Epidemiologische link |
Op basis van tijd en plaats of overeenkomstig gebruik van een apparaat of product die een eventuele verspreidingsroute van een micro-organisme kan verklaren is er een verbinding tussen patiënten. |
Einddesinfectie |
Het desinfecteren, voorafgegaan door reinigen, van de ruimte (oppervlakken, tastvlakken, vloer, spatzones muur) inclusief het sanitair en van alle herbruikbare materialen die in de ruimte aanwezig zijn (zoals afstandsbediening, gordijnen). |
Eindreiniging |
Het reinigen van de ruimte (oppervlakken, tastvlakken, vloer, spatzones muur) inclusief het sanitair en van alle herbruikbare materialen die in de ruimte aanwezig zijn (zoals afstandsbediening). |
Enterobacterales |
Een groep Gram-negatieve, staafvormige bacteriën uit het spijsverteringsstelsel die (endogene) infecties kunnen veroorzaken. Voorbeelden zijn Escherichia spp., Klebsiella spp. en Proteus spp. |
Extended-Spectrum Beta-Lactamases (ESBL) |
Plasmide-gecodeerde enzymen die in staat zijn tot hydrolyse van penicillines, oxyimino-cefalosporines van de 1ste, 2e en 3e generatie (zoals cefuroxim, cefotaxim, ceftriaxon, en ceftazidime), en aztreonam. Deze enzymen zijn niet actief tegen cephamycines en carbapenems. |
EUCAST (European Committee on Antimicrobial Sensitivity Testing) |
Een Europees samenwerkingsverband dat harmonisering van microbiële gevoeligheidsbepaling nastreeft. |
Follow-up traject |
Periode nadat een patiënt BRMO-vrij is verklaard, maar waarin nog wel wordt aanbevolen om vervolgkweken af te nemen. |
Gram-negatieve BRMO |
BRMO die behoren tot de groep van Gram-negatieve staven. |
Infectie |
Interactie tussen het micro-organisme en de gastheer die leidt tot schade of een veranderde fysiologie bij de gastheer. De schade of veranderde fysiologie kan resulteren in klinisch waarneembare symptomen en verschijnselen maar ook langdurig onopgemerkt blijven, c.q. subklinisch verlopen. |
Isolatiekamer |
Een isolatiekamer is een eenpersoons patiëntenkamer met eigen sanitair, voorzien van een sluis en specifieke luchtbeheersing (ventilatie, drukhiërarchie en positie luchttoevoer- en luchtretourroosters). |
Invasieve ingreep |
Een operatie of het plaatsen of inbrengen van lichaamsvreemde materialen die een verbinding vormen tussen milieu interieur en exterieur zoals drain, een urinekatheter, scoop, centraalveneuze infuuskatheter, arteriële infuuskatheter of externe fixateur. |
Kamergenoten van BRMO-positieve patient |
Alle patiënten die op dezelfde kamer hebben gelegen als de BRMO-positieve patiënt sinds de 1e dag van de veronderstelde besmettelijke periode, of van de laatste negatieve screeningskweek. |
Kolonisatie |
Het zich vestigen en vermenigvuldigen van micro-organismen op de huid of slijmvliezen, zonder schade of hinder voor de gastheer. |
LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM)) |
Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding. |
Medewerker |
Medewerker en gastmedewerker in zorginstelling. Hieronder wordt iedereen verstaan die, al dan niet betaald, zorg verleent. |
MIC |
De minimaal inhiberende concentratie; de laagste concentratie van een antimicrobieel middel waarbij een micro-organisme geremd wordt in zijn groei. |
Non-fermenters |
Een heterogene groep van aërobe Gram-negatieve staven, zoals Acinetobacter species en Pseudomonas species, die als kenmerk hebben dat ze niet in staat zijn koolhydraten af te breken door fermentatie. |
Penicilline-resistente pneumokokken (PRP) |
Streptococcus pneumoniae isolaten die op basis van het klinisch breekpunt resistent zijn voor penicilline. |
Onbeschermd contact |
Contact met een BRMO-drager waarbij geen of onvoldoende beschermende maatregelen zijn genomen. |
OMT |
Outbreak Management Team |
Patiënt |
Is een persoon die voor diagnostiek en/of behandeling in een medisch specialistische zorginstelling komt (dit kan klinisch of poliklinisch zijn). |
Plasmide |
Een plasmide is een cirkelvormige streng DNA die zich buiten het chromosomaal DNA bevindt in sommige micro-organismen. |
Polikliniek |
Omvat alle afdelingen van een medische specialistische zorginstelling waar onderzoek en behandeling plaatsvindt van patiënten met aandoeningen en ziekten waarvoor specialistische kennis en hulpmiddelen nodig zijn én die niet door de zorginstelling als klinische afdeling zijn aangeduid op basis van de invasiviteit van de ingrepen die er verricht worden. |
Resistentie |
Ongevoeligheid van micro-organismen voor een antimicrobieel middel op basis van het klinisch breekpunt. |
Ringprincipe |
De meest nabije contacten van de patiënt worden eerst onderzocht. Als daar een besmetting wordt vastgesteld, wordt het onderzoek uitgebreid naar minder nabije contacten. |
RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ) |
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. |
Sanitaire contacten van BRMO-positieve patiënt |
Patiënten die hetzelfde toilet en/of dezelfde badkamer hebben gebruikt als de BRMO-positieve patiënt op het moment dat er nog geen isolatie en aanvullende infectiepreventiemaatregelen waren genomen. |
SWAB |
Stichting Werkgroep Antibioticabeleid. |
Transmissie |
Overdracht van micro-organismen. |
Vancomycine-resistente Enterococcus faecium (VRE) |
E. faecium isolaten die op basis van het klinisch breekpunt resistent zijn voor vancomycine en amoxicilline. |
Vluchtelingenopvang |
Een plaats waar vluchtelingen verblijven. |
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met BRMO. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) ziekenhuizen op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio), VGN ( Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland ), VDSMH (Vereniging Deskundigen Steriele Medische Hulpmiddelen ) en ABR-zorgnetwerken via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn knelpunten door de werkgroep geprioriteerd en zijn uitgangsvragen in concept opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Ook definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
---|---|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), duurzaamheid, aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling is gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
---|---|---|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland )) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er (waarschijnlijk geen/mogelijk) substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Module Criteria BRMO |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Enterobacterales met plasmidaal AmpC |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Risico-inventarisatie voor BRMO-dragerschap |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Isolatie en infectiepreventiemaatregelen |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Contactonderzoek bij onverwachte BRMO |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Beëindiging van isolatie en infectiepreventiemaatregelen |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Infectiepreventiemaatregelen op de polikliniek |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Einddesinfectie ESBL-producerende Escherichia coli |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Organisatie van Zorg |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 (2023). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/werkwijze/richtlijnen_3_0.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin
Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.
Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn infectiepreventie Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.
Werkwijze
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- wat een realistische termijn voor implementatie is;
- de verwachtte effect van implementatie op de zorgkosten;
- randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
- mogelijk barrières voor implementatie;
- te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
- verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.
Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.
Tabel 1 (opent een nieuwe pagina)
Termijn voor implementatie
Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien voorjaar 2023) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (medio 2024) realistisch en haalbaar.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
- Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
- Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
- Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
- Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
- Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
- Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
- Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )):
- Toevoegen van de richtlijn aan de SRI-website.
- Toevoegen van richtlijn aan Richtlijnendatabase.
- Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
- De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.
Indicatoren
Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn infectiepreventie Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.
Module 1a Criteria BRMO
- Het is onduidelijk of Acinetobacter spp. (niet behorend tot het baumannii-calcoaceticus complex) met carbapenemase-gen ziekte veroorzaakt en leidt tot verspreiding wanneer er naast de algemene voorzorgsmaatregelen geen aanvullende maatregelen worden getroffen. Ook is het onduidelijk of deze toch een rol kunnen spelen in de verspreiding van resistentiegenen.
- Het is onduidelijk of Pseudomonas spp. (non-aeruginosa) met bepaalde resistenties ziekte veroorzaakt en leidt tot verspreiding wanneer er naast de algemene voorzorgsmaatregelen geen aanvullende maatregelen worden getroffen. Ook is het onduidelijk in welke mate dergelijke stammen een rol kunnen spelen in de verspreiding van resistentiegenen.
- Het is onduidelijk of carbapenem-resistente Enterobacterales zonder carbapenemase-gen of –activiteit verspreid worden wanneer er naast de algemene voorzorgsmaatregelen geen aanvullende maatregelen worden getroffen.
- Het is onduidelijk of verspreiding van bepaalde BRMO, zoals A. baumannii-calcoaceticus complex of Pseudomonas aeruginosa, in de langdurige zorg meer, minder of gelijk is als in ziekenhuizen.
- Zijn er opkomende klonen van cotrimoxazol-resistente Stenotrophomonas maltophilia, die maken dat dit toch weer als BRMO gedefinieerd moet worden?
- Hoewel de werkgroep achter het besluit staat om Enterobacterales met resistentie tegen aminoglycosiden en fluorochinolonen te laten vervallen, is het onduidelijk wat het effect hiervan zal zijn.
Module 1b Enterobacterales met plasmidaal AmpC
- Het is onduidelijk hoe de epidemiologie van Enterobacterales met een plasmidaal AmpC gen zich in de toekomst ontwikkelt.
Module 2 Risico-inventarisatie
- Er bestaat nog geen predictiemodel om BRMO-dragerschap op het moment van opname goed in te schatten. Ook is het onduidelijk of een universele screening mogelijk niet beter is.
- Ten aanzien van reizigers is het onduidelijk of de klonen van resistente Enterobacterales (ESBL en CPE/CRE) die gevonden worden bij patiënten die recent in Afrika of Azië zijn geweest ook uitbraken in zorginstellingen kunnen veroorzaken.
- De werkgroep geeft geen advies ten aanzien van screening op dragerschap van C. auris bij patiënten die in een vluchtelingenopvang verblijven vanwege ontbrekend bewijs.
- De achtergrondprevalentie van BRMO-dragerschap in Nederland is niet van alle BRMO bekend, en ook heel recente data ontbreken.
Module 3a Isolatie en infectiepreventiemaatregelen
- Er is onvoldoende bewijs over de effectiviteit van einddesinfectie na ontslag, overplaatsing of overlijden van de patiënt.
- Er is onvoldoende bewijs over de effectiviteit van het dragen van masker bij Pseudomonas spp.
Module 3b Infectiepreventiemaatregelen op de polikliniek
- Worden er uitbraken gezien op de polikliniek door vancomycine-resistente Enterococcus faecium (VRE), carbapenemase-producerende of carbapenem- resistente Enterobacterales (CPE/CRE) of carbapenemase-producerende carbapenem-resistente Acinetobacter baumannii-calcoaceticus complex (CP-CRAB) als hier geen aanvullende infectiepreventiemaatregelen voor worden genomen naast de algemene voorzorgsmaatregelen? En zo ja, welke aanvullende infectiepreventiemaatregelen zijn dan nodig om uitbraken te voorkomen.
Module 3c Einddesinfectie ESBL-E. coli
- Op welke manier moet einddesinfectie van de patiëntenkamer en het sanitair worden verricht als de EBSL E-coli positieve patiënt opgenomen heeft gelegen op een meerpersoons patiëntenkamer?
- Is einddesinfectie nodig bij ESBL Enterobacterales ter voorkoming van nosocomiale transmissie via de patiëntomgeving of volstaat eindreiniging?
- Er is onvoldoende bewijs over de effectiviteit van einddesinfectie na ontslag, overplaatsing of overlijden van de patiënt.
Module 4 Bron- en contactonderzoek bij een onverwachte BRMO
- Het is onduidelijk wat de meest optimale manier van bron- en contactonderzoek is om enerzijds geen verspreiding te missen, anderzijds om patiënten niet onnodig te testen op BRMO, en of dit verschillend is per BRMO (inclusief ESBL-E. coli) of zelfs per kloon. In hoeverre er bij het bron- en contactonderzoek rekening gehouden moet worden met verspreiding van plasmides is ook onduidelijk. Ook is er per BRMO nog een kennislacune ten aanzien van determinanten die leiden tot meer of minder verspreiding.
- Het is onduidelijk hoeveel tijd er na blootstelling aan de index een contactpatiënt (nabij contact) getest kan worden op de BRMO.
- Het is onduidelijk hoeveel kweken (1 set of meerdere) noodzakelijk zijn om dragerschap aan te tonen dan wel uit te sluiten.
Module 5 Beëindiging van isolatie en infectiepreventiemaatregelen
- Het is onduidelijk na hoeveel tijd en met hoeveel kweken en tijd tussen de verschillende kweken een einde van dragerschap het beste kan worden vastgesteld.
- Het is onduidelijk of er predisponerende factoren zijn om vroegtijdig het einde van dragerschap vast te stellen.
Module 6 Organisatie van Zorg
- Kennislacunes ten aanzien van bron- en contactonderzoek staan benoemd bij module 4.
- Het is onbekend wat het meest optimale beleid is rondom BRMO en bezoek van een patiënt die drager is van een BRMO. Daarom is hier nu geen aanbeveling over opgenomen in de richtlijn.
- Het is onbekend welke aanvullende surveillancemethode het beste eventuele verspreiding vroegtijdig kan signaleren. Ook over de frequentie van een Punt Prevalentie Onderzoek kan geen aanbeveling gedaan worden.
Bekijk de pdf met de notulen van de invitational conference voor deze richtlijn.