Module 3 Luchtbevochtiging
Uitgangsvraag
Wat is de plaats van actieve luchtbevochtiging vergeleken met passieve luchtbevochtiging?
Aanbevelingen
- Er is geen voorkeur voor het gebruik van een actieve luchtbevochtiger of heat and moisture exchangers.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is literatuuronderzoek verricht naar de plaats van heat and moisture exchangers (HME) vergeleken met actieve luchtbevochtiging. Hierbij zijn twee studies gevonden die HME en actieve luchtbevochtiging vergelijken.
Longontsteking was gedefinieerd als cruciale uitkomstmaat. Op basis van de literatuur kan geconcludeerd worden dat er weinig tot geen verschil is tussen HME ten opzichte van actieve bevochtiging op het voorkomen van longontsteking. De bewijskracht voor deze uitkomst is hoog.
Voor de uitkomstmaten kolonisatie van de luchtwegen en de duur van beademing kan worden geconcludeerd dat er weinig tot geen verschil is tussen HME ten opzichte van actieve bevochtiging. De beschrijvende data met betrekking tot kosten kon niet worden gegradeerd.
Hieronder beschrijft de werkgroep op basis van het huidige beleid, expert opinion en ondersteunende literatuur de belangrijkste aspecten met betrekking tot beademingsapparatuur en gebruiksmaterialen.
Voor meer informatie rondom bevochtigers wordt verwezen naar de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Vernevelaars & Bevochtigers (in ontwikkeling).
HME (passieve luchtbevochtiging of kunstneuzen)
Kunstneuzen hebben als doel de lucht op te warmen en te bevochtigen. Er zijn drie typen:
- Hygroscopische kunstneuzen. Deze hebben een goede bevochtigingswerking, met een zeer beperkte bacteriefilterende werking.
- Hydrofobe kunstneuzen. Deze hebben vooral een bacteriefilterende werking, met beperkte luchtbevochtiging.
- Combinatiekunstneuzen. Deze kunstneuzen, bestaande uit hygroscopisch materiaal en een bacterievirusfilter, hebben een goede bevochtigingswerking en een goede bacteriefilterende werking.
Uit de literatuur lijkt een trend zichtbaar waarbij hydrofobe kunstneuzen tot minder longontstekingen leiden. Omdat dit niet als knelpunt is geformuleerd, is hier geen specifieke literatuursearch voor uitgevoerd. Een HME wordt vervangen volgens de instructies van de fabrikant (meestal om de 24 uur).
Actieve luchtbevochtiging
Op basis van de literatuur kan geen voorkeur worden uitgesproken voor een bepaald type actieve bevochtiger. Wel dient rekening te worden gehouden met de volgende voorwaarden:
- Indien actieve bevochtiging wordt toegepast, worden verwarmde beademingsslangen geadviseerd.
- Bij verwarmde slangen past maar een beperkt aantal bevochtigers.
- De bevochtiger wordt tegelijk met het slangensysteem vervangen.
Er zijn patiënten die niet in aanmerking komen voor een kunstneus/HME, omdat onder andere de HME meer dood volume toevoegt aan het systeem, lagere niveaus van bevochtiging biedt dan actieve bevochtiging en de weerstand van de luchtwegen inspiratoir en expiratoir verhoogt. Daarom worden ze niet aanbevolen bij mensen met dikke, bloederige of overvloedige secreta, hypothermie, en daar waar je zo min mogelijk dood volume wil hebben (Cerpa, 2015). In de review van Kelly wordt ook aangegeven dat deze mensen waarschijnlijk geëxcludeerd werden of geswitcht werden naar actieve bevochtiging in (een deel van) de beoordeelde studies (Kelly, 2010).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
Bevochtiging van de inademingslucht is noodzakelijk om uitdroging en daardoor beschadiging van het luchtwegepitheel te voorkomen en daarmee van groot belang om morbiditeit door longontsteking bij beademde patiënten te voorkomen. Belangrijk is om te benadrukken dat standaardisatie en strikte naleving van algemene hygiënische maatregelen het risico op een zorggerelateerde infectie weliswaar niet geheel wegneemt, maar wel sterk reduceert.
Kosten (middelenbeslag)
Longontsteking bij een beademde patiënt veroorzaakt veel leed en leidt tot hoge kosten, omdat een patiënt langer zorg en vaker/langer medicatie nodig heeft. Door het toepassen van adequate infectiepreventiemaatregelen wordt de kans op longontsteking verkleind, waardoor daarmee gepaard gaande kosten worden vermeden.
Zes studies die waren geïncludeerd in de systematische review van Kelly (2010) rapporteerden over kosten. Een meta-analyse van deze data was niet mogelijk, maar alle studies rapporteren lagere kosten voor HME in vergelijking met actieve bevochtiging (zie Tabel 1 in de Samenvatting literatuur). Menegueti (2016) was niet geïncludeerd in de literatuursamenvatting, maar beschrijft dat HME kosteneffectiever was dan actieve luchtbevochtiging. Hoewel de effectiviteit tussen beide technologieën weinig verschilde (HME: 82,6% en actieve luchtbevochtiging: 81,3%), waren de kosten van HME aanzienlijk lager dan die van actieve luchtbevochtiging. Het is echter onduidelijk hoe generaliseerbaar deze bevindingen zijn naar de Nederlandse situatie.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
De bovenstaande aanbevelingen zijn zodanig geschreven dat acceptatie en implementatie in de eigen zorginstelling mogelijk is. De aanbevelingen sluiten nauw aan op de klinische praktijk en bevatten geen wijzigingen ten opzichte van het huidige beleid. Op basis hiervan verwacht de werkgroep geen barrière voor uitvoerbaarheid en implementatie.
Duurzaamheid
Bij beademing worden veel disposable en non-disposable materialen verbruikt die frequent dienen te worden vervangen. Voor de frequentie van het vervangen van gebruiksmaterialen zijn de instructies van de fabrikant leidend. De onderbouwing voor de frequenties die door de fabrikant worden voorgesteld zijn echter mogelijk beperkt, terwijl deze frequenties wel grote invloed hebben op de hoeveelheid materialen die voor beademing wordt gebruikt. In het kader van duurzaamheid kunnen zorginstellingen, met inachtneming van geldende wet- en regelgeving, overwegen om met een risico-inventarisatie te onderzoeken of er een optimale vervangingsfrequentie is, zonder dat patiënten aan onverantwoorde risico’s worden blootgesteld.
Op basis van materiaalgebruik en benodigde elektriciteit heeft actieve bevochtiging mogelijk een hogere impact dan HME. Zeker bij kortere duur van beademing. Exacte data zijn op dit moment niet beschikbaar. Het aansluiten en onderhouden van actieve bevochtiging vraagt mogelijk ook meer personele inzet dan een bij HME-bevochtiging door het aanhangen en verwisselen van vocht en de alarmen die gegeven kunnen worden door vocht in de beademingsslangen of de temperatuurinstellingen. In het kader van duurzaamheid is daarom belangrijk om per gezondheidsinstelling een zorgvuldige afweging te maken welk bevochtingssysteem dient te worden ingezet bij de verschillende patiënten.
Rationale van de aanbeveling
Op basis van de gevonden literatuur waarin passieve en actieve luchtbevochtiging wordt vergeleken, lijkt er geen verschil te zijn in de frequentie van longontsteking tussen de twee methoden. Om die reden kan er geen voorkeur worden uitgesproken voor het gebruik van actieve of passieve bevochtiging.
Onderbouwing
Autorisatiedatum: 10 maart 2025
Eerstvolgende beoordeling actualiteit: maart 2027
Initiatief:
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie ))
Geautoriseerd door:
- Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC)
- Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ))
- Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ))
- Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT (Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose ))
- Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V & VN)
- Patiëntenfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland ))
Regiehouder:
- SRI
Bevochtiging van de inademingslucht is noodzakelijk om uitdroging en daardoor beschadiging van het luchtwegepitheel en occlusie van de luchtwegen te voorkomen. Bevochtiging en opwarmen van de ingeademde lucht kan ofwel met actieve bevochtigingssystemen ofwel met passieve bevochtigingssystemen (kunstneuzen, heat and moisture exchangers (HME)). Op dit moment is onbekend welke vorm van luchtbevochtiging de voorkeur heeft met betrekking tot het voorkomen van longontsteking bij beademde patiënten.
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
What is the position of active humidification compared to passive humidification?
P: Patients receiving invasive ventilation
I: Heated humidification
C: Heat and moisture exchangers (HME)
O: Ventilator-associated pneumonia (VAP), colonization of the airways, duration of ventilation, costs
Relevant outcome measures
The guideline development group considered ventilator-associated pneumonia (VAP) as a critical outcome measure for decision making; and pneumonia as an important outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.
The working group defined a 25% relative difference (RR<0.8 or >1.25) for Ventilator-associated pneumonia (VAP), colonization of the airways, and duration of ventilation as minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via embase.com) were searched with relevant search terms from inception until 13 April 2024. The detailed search strategy is available on request (info@sri-richtlijnen.nl). The systematic literature search resulted in 1467 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Systematic review (detailed search strategy, risk of bias assessment, and results of individual comparative studies available), randomized control trial or observational comparative study.
- Research question includes all elements of the PICO.
- Full text available.
- Full text written in English or Dutch.
Based on title and abstract screening, 35 studies were selected. After reading the full text, 33 studies were excluded (see Table of excluded studies), and 2 studies were included.
Important study characteristics and results are summarised in the Evidence table(s). The assessment of the risk of bias is summarised in the Risk of bias table(s).
Description of studies
Kelly (2010) conducted a systemic review and meta-analysis investigating whether heated humidification (HH) or heat and moisture exchangers (HME) is more effective in preventing complications in mechanically ventilated. Subgroup analyses were proposed based on the age of patients, the period of ventilation, and patients with an endotracheal tube compared to patients with a tracheostomy. Kelly (2010) covers the literature until January 2010 and searches were conducted in Cochrane Central Register of Controlled Trials (The Cochrane Library 2010, Issue 4) and MEDLINE, EMBASE and CINAHL. Kelly (2010) included RCTS comparing HMEs to HH in mechanically ventilated adults and children in any setting. Cross-over studies were included if the order of device was randomized. In total, 33 studies were included with 2833 participants, 25 studies were parallel group design (n = 2710) and eight crossover design (n = 123). Assessment of article quality was conducted according to whether or not the following criteria were fulfilled:
- adequate generation of randomization sequence;
- adequate concealment of allocation;
- clear inclusion and exclusion criteria;
- baseline comparability of treatment groups for important variables;
- use of intention-to-treat analysis (participants analysed according to the group to which they were initially allocated regardless of whether or not they withdrew, fully adhered to treatment, or crossed over and received the other treatment), where appropriate, or 100% follow up;
- loss to follow up less than 25%;
- blinded outcome assessment;
- validity of outcomes.
Where differences were identified they were resolved by consensus.
Data extracted included:
- country and setting where study was performed;
- inclusion and exclusion criteria;
- participant characteristics;
- details of interventions;
- outcomes measured;
- duration of study;
- numbers enrolled and completing in each group;
- baseline characteristics of each group;
- results per group.
Oguz (2013) conducted an RCT comparing the incidence of VAP among patients who started receiving treatment with HME filters and HHs for mechanical ventilation. In total, 35 patients were included. Eighteen patients were randomly assigned to HME filters (age 47.9 ± 2.2 years), and 17 patients were assigned to HHs (44.5 ± 2.1 years). Outcomes were the incidence of VAP, duration of mechanical ventilation and microorganism in endotracheal aspirate culture.
Results
Ventilator-associated pneumonia (VAP),
Two studies reported on VAP (Kelly, 2010; Oguz, 2013). One of these studies was published after the systematic review by Kelly (2010) and was used to update the meta-analysis.
Kelly (2010) included 12 RCTs that reported on VAP and found 169/1115 (15.2%) events in the heat and moisture exchangers group and 184/1121 (16.4%) events in the heated humidification group. The pooled RR was 0.92 (95% CI 0.71 to 1.20).
Oguz (2013) found that 33.3% (6/18) of patients in the HME experienced VAP compared to 29.4% (5/17) in the HH group. The RR was 1.13 (95% CI 0.42 to 3.03).
In summary, there were 13 studies that reported on VAP. The pooled RR was 0.93 (95% CI 0.73 to 1.19; Figure 1). This is not a clinically relevant difference. There was no difference in the prevalence of pneumonia overall. Nor was there any difference when VAP was diagnosed at any time within the ventilation period (RR 0.95, 95% CI 0.71 to 1.27; Figure 1) or if the diagnosis was made at least 48 hours after ventilation was begun (RR 0.95, 95% CI 0.58 to 1.54;).
Figure 1. Forest plot showing the comparison between heat and moisture exchangers vs heated humidification versus for ventilated patients for the outcome Ventilator-associated pneumonia (VAP). Pooled risk ratio, random effects model.
Focusing on the type of HME used in the 13 included studies, three studies (569 participants) used hydrophobic HMEs and eight studies (1663 participants) used hygroscopic HMEs. In two studies (139 participants) it was unclear whether an HME with hydrophobic or hygroscopic properties was used. Overall, there was a lower prevalence of pneumonia in the studies in which a hydrophobic HME was used (RR 0.48, 95% CI 0.28 to 0.82, Figure 2) but no difference between groups when a hygroscopic HME was used (RR 0.94, 95%CI 0.76 to 1.17, Figure 2).
Figure 2. Forest plot showing the comparison between hygroscopic versus hydrophobic heat and moisture exchangers for ventilated patients or the outcome Ventilator-associated pneumonia (VAP). Pooled risk ratio, random effects model.
Colonization of the airways
Oguz (2013) found that 27.8% (5/18) of patients in the HME had microorganisms in the endotracheal aspirate culture compared to 52.9% (9/17) in the HH group. The RR was 0.34 (95% CI 0.08 to 1.39).
Duration of ventilation
Oguz (2013) found no difference in the duration of ventilation between the HME group (5.56±1.5 days) compared to the HH group (5.82±2.8 days). The mean difference was 0.26 days (95% CI -1.66 to 1.14).
Costs
Kelly (2010) included six studies (1284 participants) that reported on costs. As a measure of variance was not available for these studies these data could not be pooled or meta-analysed. However, all studies reported lower costs for HMEs compared to HHs (Table 1).
Table 1. Costs associated with heated humidification versus heat and moisture exchangers for ventilated adults and children.
Study |
HME |
HH |
Units |
Participants |
---|---|---|---|---|
Boots (1997) |
6.72 |
8.20 |
Aus$/day |
83 |
Boots (2006) |
8.62 |
9.27 |
Aus$/day |
381 |
Branson (1996) |
4.70 |
8.97 |
US$/day |
99 |
Dreyfuss (1995) |
5.00 |
11.00 |
US$/day |
131 |
Kirton (1997) |
17.46 |
27.80 |
US$/patient |
280 |
Kollef (1998) |
15.98 |
38.26 |
US$/patient |
310 |
HME, heat and moisture exchangers; HH, heated humidification
Level of evidence of the literature
Ventilator-associated pneumonia (VAP)
The level of evidence regarding the outcome measure ventilator-associated pneumonia was not downgraded.
Colonization of the airways
The level of evidence regarding the outcome measure colonization of airways was downgraded by 3 levels because of study limitations (risk of bias; -1); low number of events (imprecision, -1); 95% confidence interval of the effect estimates crossing the boundaries of clinical relevance (imprecision; -1).
Duration of the ventilation
The level of evidence regarding the outcome measure duration of ventilation was downgraded by 3 levels because of study limitations (risk of bias; -1); low number of events (imprecision, -1); 95% confidence interval of the effect estimates crossing the boundaries of clinical relevance (imprecision; -1).
Costs
Due to the absence of a measure of variance these data pooling of data on costs could not be performed. Therefore, grading of the level of evidence using GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation ) could not be applied.
High GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation ) |
Heat and moisture exchangers (HME) compared to heated humidification (HH) result in little to no difference in ventilator-associated pneumonia (VAP). Source: Kelly, 2010; Oguz, 2013 |
---|
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of heat and moisture exchangers (HME) compared to heated humidification (HH) on colonization of the airways. Source: Oguz, 2013 |
---|
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of Heat and moisture exchangers (HME) compared to heated humidification (HH) on the duration of ventilation. Source: Oguz, 2013 |
---|
No GRADE |
Due to the absence of a measure of variance, pooling of data on costs could not be performed. Therefore, grading of the level of evidence using GRADE could not be applied. |
---|
Cerpa F, Cáceres D, Romero-Dapueto C, Giugliano-Jaramillo C, Pérez R, Budini H, Hidalgo V, Gutiérrez T, Molina J, Keymer J. Humidification on Ventilated Patients: Heated Humidifications or Heat and Moisture Exchangers? Open Respir Med J. 2015 Jun 26;9:104-11. doi: 10.2174/1874306401509010104. PMID: 26312102; PMCID: PMC4541464.
Kelly M, Gillies D, Todd DA, Lockwood C. Heated humidification versus heat and moisture exchangers for ventilated adults and children. Cochrane Database Syst Rev. 2010 Apr 14;(4):CD004711. doi: 10.1002/14651858.CD004711.pub2. Update in: Cochrane Database Syst Rev. 2017 Sep 14;9:CD004711. PMID: 20393939.
Menegueti MG, Auxiliadora-Martins M, Nunes AA. Cost-Effectiveness Analysis of Heat and Moisture Exchangers in Mechanically Ventilated Critically Ill Patients. Anesth Pain Med. 2016 May 23;6(4):e32602. doi: 10.5812/aapm.32602. PMID: 27843770; PMCID: PMC5098388.
Oğuz S, Değer I. Ventilator-associated pneumonia in patients using HME filters and heated humidifiers. Ir J Med Sci. 2013 Dec;182(4):651-5. doi: 10.1007/s11845-013-0947-5. Epub 2013 Apr 9. PMID: 23568432.
Bekijk de Evidence-tabel:
Reference |
Reason for exclusion |
---|---|
Al Dorzi, H. and Ghanem, A. and Hegazy, M. and Almatrood, A. and Alchin, J. and Mutairi, M. and Aqeil, A. and Arabi, Y. Humidification during mechanical ventilation to prevent endotracheal tube occlusion in critically ill patients: A case control study. Annals of Thoracic Medicine. 2022; 17 (1) :37-43 |
Wrong publication type (not an RCT) |
Arabadzhiev, G. and Tsvetanova, K. and Atanasova, M. New horizons in the application of HME filters in patients under mechanical ventilation with medisize HME booster active humidification system for more comfort and safety for our patients. Anaesthesiology and Intensive Care. 2020; 49 (2) :6-11 |
I does not meet PICO |
Auxiliadora-Martins, M. and Menegueti, M. G. and Nicolini, E. A. and Alkmim-Teixeira, G. C. and Bellissimo-Rodrigues, F. and Martins-Filho, O. A. and Basile-Filho, A. Effect of heat and moisture exchangers on the prevention of ventilator-associated pneumonia in critically ill patients. Brazilian Journal of Medical and Biological Research. 2012; 45 (12) :1295-1300 |
Wrong publication type (not an RCT) |
Boots, Robert J. and George, Narelle and Faoagali, Joan L. and Druery, John and Dean, Kevin and Heller, Richard F. Double-heater-wire circuits and heat-and-moisture exchangers and the risk of ventilator-associated pneumonia. Critical care medicine. 2006; 34 (3) :687-93 |
Included in Kelly (2010) |
Boots, R. J. and Howe, S. and George, N. and Harris, F. M. and Faoagali, J. Clinical utility of hygroscopic heat and moisture exchangers in intensive care patients. Critical care medicine. 1997; 25 (10) :1707-12 |
Included in Kelly (2010) |
Boyer, Alexandre and Vargas, Frederic and Hilbert, Gilles and Gruson, Didier and Mousset-Hovaere, Maud and Castaing, Yves and Dreyfuss, Didier and Ricard, Jean Damien Small dead space heat and moisture exchangers do not impede gas exchange during noninvasive ventilation: a comparison with a heated humidifier. Intensive care medicine. 2010; 36 (8) :1348-54 |
P does not match PICO |
Branson, R. D. and Davis Jr, K. and Brown, R. and Rashkin, M. Comparison of three humidification techniques during mechanical ventilation: Patient selection, cost, and infection considerations. Respiratory Care. 1996; 41 (9) :809-816 |
Included in Kelly (2010) |
Cerpa, F. and Cáceres, D. and Romero-Dapueto, C. and Giugliano-Jaramillo, C. and Pérez, R. and Budini, H. and Hidalgo, V. and Gutiérrez, T. and Molina, J. and Keymer, J. Humidification on Ventilated Patients: Heated Humidifications or Heat and Moisture Exchangers?. Open Respiratory Medicine Journal. 2015; 9 :104-111 |
Wrong publication type (narrative review) |
Davis, K., Jr. and Evans, S. L. and Campbell, R. S. and Johannigman, J. A. and Luchette, F. A. and Porembka, D. T. Heat-moisture exchangers and risk of nosocomial pneumonia. Infection control and hospital epidemiology. 2000; 21 (9) :618 |
Included in Kelly (2010) |
Dreyfuss, D. and Djedaini, K. and Gros, I. and Mier, L. and Le Bourdelles, G. and Cohen, Y. and Estagnasie, P. and Coste, F. and Boussougant, Y. Mechanical ventilation with heated humidifiers or heat and moisture exchangers: effects on patient colonization and incidence of nosocomial pneumonia. American journal of respiratory and critical care medicine. 1995; 151 (4) :986-92 |
Included in Kelly (2010) |
Ferré A, Marquion F, Delord M, Gros A, Lacave G, Laurent V, Merceron S, Paul M, Simon C, Troché G, Charbonnel C, Marque-Juillet S, Bruneel F, Legriel S; RESPI-COVID19 Study Group. Association of ventilator type with hospital mortality in critically ill patients with SARS-CoV2 infection: a prospective study. Ann Intensive Care. 2022 Feb 8;12(1):10. doi: 10.1186/s13613-022-00981-2. PMID: 35133543; PMCID: PMC8821831. |
I and C do not meet PICO |
Jiang, Rong and Duan, Jun-qing and Zhang, Jian-guo and Wang, Dan and Xiong, Qin and Qu, Ye and Qian, Ke-jian [The clinical research on the application of the heating humidifier with heating wire in pipeline in patients with tracheal intubation]. Zhongguo wei zhong bing ji jiu yi xue = Chinese critical care medicine = Zhongguo weizhongbing jijiuyixue. 2012; 24 (7) :412-4 |
Wrong language (Chinese) |
Kirton, O. C. and DeHaven, B. and Morgan, J. and Morejon, O. and Civetta, J. A prospective, randomized comparison of an in-line heat moisture exchange filter and heated wire humidifiers: rates of ventilator-associated early-onset (community-acquired) or late-onset (hospital-acquired) pneumonia and incidence of endotracheal tube occlusion. Chest. 1997; 112 (4) :1055-9 |
Included in Kelly (2010) |
Kola, A. and Eckmanns, T. and Gastmeier, P. Efficacy of heat and moisture exchangers in preventing ventilator associated pneumonia: Meta-analysis of randomized controlled trials. Journal fur Anasthesie und Intensivbehandlung. 2006; 13 (1) :150-152 |
Kelly (2010) is a more recent SR of higher quality that included identical references. |
Kollef, M. H. and Shapiro, S. D. and Boyd, V. and Silver, P. and Von Harz, B. and Trovillion, E. and Prentice, D. A randomized clinical trial comparing an extended-use hygroscopic condenser humidifier with heated-water humidification in mechanically ventilated patients. Chest. 1998; 113 (3) :759-67 |
Included in Kelly (2010) |
Lacherade, Jean-Claude and Auburtin, Marc and Cerf, Charles and Van de Louw, Andry and Soufir, Lilia and Rebufat, Yves and Rezaiguia, Saida and Ricard, Jean-Damien and Lellouche, Francois and Brun-Buisson, Christian and Brochard, Laurent Impact of humidification systems on ventilator-associated pneumonia: a randomized multicenter trial. American journal of respiratory and critical care medicine. 2005; 172 (10) :1276-82 |
Included in Kelly (2010) |
Lellouche, Francois and L'Her, E. and Abroug, F. and Deye, N. and Rodriguez, P. O. and Rabbat, A. and Jaber, S. and Fartoukh, M. and Conti, G. and Cracco, C. and Richard, J. C. and Ricard, J. D. and Mal, H. and Mentec, H. and Loisel, F. and Lacherade, J. C. and Taille, S. and Brochard, L. Impact of the humidification device on intubation rate during noninvasive ventilation with ICU ventilators: results of a multicenter randomized controlled trial. Intensive care medicine. 2014; 40 (2) :211-219 |
P does not match PICO |
Lellouche, Francois and Qader, Siham and Taille, Solenne and Lyazidi, Aissam and Brochard, Laurent Influence of ambient temperature and minute ventilation on passive and active heat and moisture exchangers. Respiratory care. 2014; 59 (5) :637-43 |
O does not meet PICO |
Lorente, Leonardo and Lecuona, Maria and Jimenez, Alejandro and Mora, Maria L. and Sierra, Antonio Ventilator-associated pneumonia using a heated humidifier or a heat and moisture exchanger: a randomized controlled trial [ISRCTN88724583]. Critical care (London, England). 2006; 10 (4) :R116 |
Included in Kelly (2010) |
Luchetti, M. and Stuani, A. and Castelli, G. and Marraro, G. Comparison of three different humidification systems during prolonged mechanical ventilation. Minerva anestesiologica. 1998; 64 (3) :75-81 |
Included in Kelly (2010) |
Martin, C. and Perrin, G. and Gevaudan, M. J. and Saux, P. and Gouin, F. Heat and moisture exchangers and vaporizing humidifiers in the intensive care unit. Chest. 1990; 97 (1) :144-9 |
Included in Kelly (2010) |
McNamara, David G. and Asher, M. Innes and Rubin, Bruce K. and Stewart, Alistair and Byrnes, Catherine A. Heated humidification improves clinical outcomes, compared to a heat and moisture exchanger in children with tracheostomies. Respiratory care. 2014; 59 (1) :46-53 |
O does not meet PICO |
Memish, Z. A. and Oni, G. A. and Djazmati, W. and Cunningham, G. and Mah, M. W. A randomized clinical trial to compare the effects of a heat and moisture exchanger with a heated humidifying system on the occurrence rate of ventilator-associated pneumonia. American journal of infection control. 2001; 29 (5) :301-5 |
Included in Kelly (2010) |
Menegueti, Mayra Goncalves and Auxiliadora-Martins, Maria and Nunes, Altacilio Aparecido Effectiveness of heat and moisture exchangers in preventing ventilator-associated pneumonia in critically ill patients: a meta-analysis. BMC anesthesiology. 2014; 14 :115 |
Kelly (2010) is a more recent SR of higher quality that included identical references. |
Mo, Min and Liu, Song-qiao and Yang, Yi [Efficacy of heat and moisture exchangers and heated humidifiers in preventing ventilator-associated pneumonia: a meta-analysis]. Zhongguo wei zhong bing ji jiu yi xue = Chinese critical care medicine = Zhongguo weizhongbing jijiuyixue. 2011; 23 (9) :513-7 |
Wrong language (Chinese) |
Morán, I. and Cabello, B. and Manero, E. and Mancebo, J. Comparison of the effects of two humidifier systems on endotracheal tube resistance. Intensive Care Medicine. 2011; 37 (11) :1773-1779 |
Wrong publication type (not an RCT) |
Niel-Weise, B. S. and Wille, J. C. and van den Broek, P. J. Humidification policies for mechanically ventilated intensive care patients and prevention of ventilator-associated pneumonia: a systematic review of randomized controlled trials. The Journal of hospital infection. 2007; 65 (4) :285-91 |
Kelly (2010) is a more recent SR of higher quality that included identical references. |
Peña-López, Y. and Slocker-Barrio, M. and de-Carlos-Vicente, J. C. and Serrano-Megías, M. and Jordán-García, I. and Rello, J. Outcomes associated with ventilator-associated events (VAE), respiratory infections (VARI), pneumonia (VAP) and tracheobronchitis (VAT) in ventilated pediatric ICU patients: A multicentre prospective cohort study. Intensive & critical care nursing. 2024; 83 :103664 |
Wrong publication type (not an RCT) |
Roustan, J. P. and Kienlen, J. and Aubas, P. and Aubas, S. and du Cailar, J. Comparison of hydrophobic heat and moisture exchangers with heated humidifier during prolonged mechanical ventilation. Intensive care medicine. 1992; 18 (2) :97-100 |
Included in Kelly (2010) |
Schreiber, Annia F. and Ceriana, Piero and Ambrosino, Nicolino and Piran, Manuela and Malovini, Alberto and Carlucci, Annalisa Short-Term Effects of an Active Heat-and-Moisture Exchanger During Invasive Ventilation. Respiratory care. 2019; 64 (10) :1215-1221 |
O does not meet PICO |
Vargas, Maria and Chiumello, Davide and Sutherasan, Yuda and Ball, Lorenzo and Esquinas, Antonio M. and Pelosi, Paolo and Servillo, Giuseppe Heat and moisture exchangers (HMEs) and heated humidifiers (HHs) in adult critically ill patients: a systematic review, meta-analysis and meta-regression of randomized controlled trials. Critical care (London, England). 2017; 21 (1) :123 |
Kelly (2010) is a more recent SR of higher quality that included identical references. |
Wang, Jing and Pi, Hongying [Effects of two different methods for airway humidification for patients with tracheostomy: a Meta-analysis]. Zhonghua wei zhong bing ji jiu yi xue. 2016; 28 (1) :63-9 |
Wrong language (Chinese) |
Wong, C. Y. Y. and Shakir, A. A. and Farboud, A. and Whittet, H. B. Active versus passive humidification for self-ventilating tracheostomy and laryngectomy patients: a systematic review of the literature. Clinical otolaryngology : official journal of ENT-UK ; official journal of Netherlands Society for Oto-Rhino-Laryngology & Cervico-Facial Surgery. 2016; 41 (6) :646-651 |
P does not match PICO |
Bekijk de Risk-of-bias-tabel:
Bijlagen
Begrip | Definitie |
---|---|
HME |
Een Heat and moisture exchangers (HME) is een warmte- en vochtwisselaar die helpt de verloren functies van de neus te compenseren en het 'klimaat' van de longen weer in evenwicht te brengen. HME staat ook wel bekend als passieve bevochtiging of een kunstneus. |
Pneumatisch deel |
Alle onderdelen van de patiënt tot aan de machine. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten met betrekking tot invasieve beademing. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere WIP-richtlijn Longontsteking bij beademde patiënten: niet-medicamenteuze preventie [ZKH]. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, IGJ, VHIG (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ) en VRA (Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen ) via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep conceptuitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Ook definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
---|---|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), duurzaamheid, aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling is gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
---|---|---|
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland )) voor de knelpunteninventarisatie. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er [waarschijnlijk geen/mogelijk] substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Module 1 |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Module 2 |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Module 3 |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Module 4 |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Module 5 |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het overgrote deel (± 90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 (2023). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit.
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.
Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Invasieve beademing te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.
Werkwijze
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- wat een realistische termijn voor implementatie is;
- wat de verwachte effecten zijn van implementatie op de zorgkosten;
- wat de randvoorwaarden zijn om de aanbeveling tijdig te implementeren;
- welke mogelijk barrières er zijn voor implementatie;
- welke te ondernemen acties zijn voor (bevordering van) implementatie;
- wie de verantwoordelijke partij is voor de te ondernemen acties.
Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op expert opinion en/of een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.
Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.
Module |
Tijdspad voor implementatie |
Verwacht effect op de kosten |
Mogelijke barrières voor implementatie |
Te ondernemen acties voor implementatie |
Verantwoordelijke voor acties
|
---|---|---|---|---|---|
Uitgangspunten voorkomen van secundaire infecties |
<1 jaar |
Geen, betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn |
Professionals |
Beademingssysteem |
<1 jaar |
Geen, betreft grotendeels bestaand beleid |
Bij beademing worden veel disposable en non-disposable materialen verbruikt die frequent dienen te worden vervangen. Voor de frequentie van het vervangen van gebruiksmaterialen zijn de instructies van de fabrikant leidend. De onderbouwing voor de frequenties die door de fabrikant worden voorgesteld zijn echter mogelijk beperkt, terwijl deze frequenties wel grote invloed hebben op de hoeveelheid materialen die voor beademing wordt gebruikt. In het kader van duurzaamheid kunnen zorginstellingen overwegen om middels een risico-inventarisatie te onderzoeken of er een optimale vervangingsfrequentie is, zonder dat patiënten aan onverantwoorde risico’s worden blootgesteld. |
Verspreiden richtlijn |
Professionals |
Luchtbevochtiging |
<1 jaar |
Geen, betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn |
Professionals |
Verzorgen trachea canule |
<1 jaar |
Geen, betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn |
Professionals |
Verwijderen luchtwegsecreet |
<1 jaar |
Geen, betreft grotendeels bestaand beleid |
Geen |
Verspreiden richtlijn |
Professionals |
Implementatietermijnen
Omdat de aanbevelingen in het algemeen nauw aansluiten bij de huidige klinische praktijk, voorziet de werkgroep nauwelijks belemmeringen voor implementatie. Als men ervan uitgaat dat alle betrokken zorgprofessionals vanaf autorisatie van deze richtlijn (voorzien eind 2024) binnen een jaar op de hoogte gesteld worden van deze richtlijn, is implementatie van de aanbevelingen vanaf een jaar later (eind 2025) realistisch en haalbaar.
Te ondernemen actie per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Alle direct betrokken wetenschappelijke verenigingen/beroepsorganisaties
- Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
- Publiciteit voor de richtlijn door er over te vertellen op congressen.
- Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen om kennisoverdracht tussen medewerkers te faciliteren/stimuleren.
- Ontwikkelen en aanpassen van infectiepreventieprotocollen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
- Het bespreken van de aanbevelingen in de multidisciplinaire teamoverleggen, vakgroepoverleggen en relevante lokale werkgroepen.
- Aanpassen lokale infectiepreventieprotocollen.
- Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )):
- Toevoegen van de richtlijn aan de SRI website.
- Toevoegen van richtlijn aan Richtlijnendatabase.
- Het implementatieplan wordt in de bijlage opgenomen, zodat deze voor op een voor alle partijen goed te vinden is.
- De kennislacunes worden opgenomen in de bijlagen.
Indicatoren
Voor deze richtlijn zijn geen indicatoren ontwikkeld.
Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Invasieve beademing is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.
Uitgangspunten voorkomen van longontsteking
- Bij deze module zijn geen kennislacunes geformuleerd.
Beademingssysteem
- Wat is de onderbouwing met betrekking tot de tijdsduur die wordt gehanteerd om gebruiksmaterialen te vervangen en kan deze op veilige wijze worden verlengd zonder dat patiënten aan onverantwoorde risico’s worden blootgesteld?
Luchtbevochtiging
- Wat is de onderbouwing met betrekking tot de tijdsduur die wordt gehanteerd om gebruiksmaterialen te vervangen en kan deze op veilige wijze worden verlengd zonder dat patiënten aan onverantwoorde risico’s worden blootgesteld?
- Leidt het gebruik van hydrofobe kunstneuzen tot minder longontstekingen ten opzichte van het gebruik van hygroscopische kunstneuzen?
Verzorgen tracheacanule
- Bij deze module zijn geen kennislacunes geformuleerd.
Verwijderen luchtwegsecreet
- Wat is de onderbouwing met betrekking tot de tijdsduur die wordt gehanteerd om gebruiksmaterialen te vervangen en kan deze op veilige wijze worden verlengd zonder dat patiënten aan onverantwoorde risico’s worden blootgesteld?
Bekijk de pdf met de ontvangen reacties voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie voor deze richtlijn: