Module 1 Randvoorwaarden hemodialyse
Uitgangsvraag
Wat zijn de randvoorwaarden voor hemodialyse ten aanzien van infectiepreventie?
Aanbevelingen
Voor het reinigen en desinfecteren van de een dialysemachine gelden de volgende randvoorwaarden:
- Volg nauwgezet de aanwijzingen van de fabrikant voor reiniging en desinfectie van zowel het inwendige als uitwendige deel van de dialysemachine, waaronder het bedieningspaneel. De fabrikant is verplicht om deze aanwijzingen mee te leveren.
- Desinfecteer het dialysaatcircuit van de dialysemachine na iedere dialyse.
- Desinfecteer een dialysemachine bij technisch onderhoud zowel voor- als na het onderhoud in- en uitwendig.
- Vervang onderdelen van de machine of ring, zoals de aansluitslang, conform voorschriften van de fabrikant.
Voor dialyse buiten de afdeling gelden de volgende randvoorwaarden:
- Gebruik bij dialyse buiten de dialyseafdeling en buiten het ziekenhuis bij voorkeur een mobiele waterbehandelingseenheid.
- Hanteer voor hemodialyse buiten de dialyse-afdeling en buiten het ziekenhuis in een instelling (dialysesatelliet/HUB) dezelfde richtlijnen voor infectiepreventie als voor dialyse op de ziekenhuisafdeling.
- Bij hemodialyse thuis gelden andere inrichtingseisen, omdat er geen risico is op transmissie van infectie tussen patiënten. Minimale eis die gesteld wordt in de NFN-handreiking thuisdialyse (2022) is dat er in de woonomgeving voldoende ruimte moet zijn om de dialysebehandeling hygiënisch uit te kunnen voeren. Bij elke patiënt wordt de thuislocatie op voorhand beoordeeld.
Voor ruimte en interieur van de dialyseruimte gelden de volgende minimale eisen:
- De afdeling dient te beschikken over tenminste één isolatieruimte, bij voorkeur een isolatiekamer met sluis en drukhiërarchie (zie SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Isolatie).
- Zorg voor voldoende vrije ruimte tussen de dialysestations, zodat onbelemmerd aseptisch kan worden gewerkt en er minder kans is op iatrogene transmissie van bloedoverdraagbare virussen.
- De minimale afstand tussen de dialysestations is 1,5 meter, conform de minimaal vereiste afstand tussen bedden in het ziekenhuis.
- Zorg dat er schoon en/of aseptisch en in rust gewerkt kan worden.
- Zorg dat de opslag van steriele materialen (in de nabijheid) aanwezig is.
- Zorg dat er een goede wasgelegenheid voor de handen (in nabijheid) aanwezig is.
- Zorg dat er handdesinfectans aanwezig is.
- Zorg dat er geen onnodig meubilair aanwezig is.
- Zorg dat meubilair intact en goed reinigbaar is.
- Zorg dat de inrichting makkelijk te reinigen en zo nodig te desinfecteren is.
- Zorg dat de inrichting en vloer een lichte kleur heeft. Dit is van belang om eventueel gemorste druppels bloed goed te kunnen zien.
- Zorg na iedere dialysebehandeling voor reiniging en desinfectie van zowel dialysestoel als dialysetafeltje met een middel dat in staat is om bloedoverdraagbare virussen te doden (zie SRI-richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten).
Voor het gebruik van een kunstnier gelden de volgende randvoorwaarden:
- Bouw het extracorporele circuit bij voorkeur tot twee uur voor de start van de dialyse-behandeling op.
- Gebruik een niet gevuld circuit tot maximaal 24 uur na opbouw
- Gebruik een met steriele vloeistof gevuld circuit tot maximaal acht uur na opbouw.
Module 2 Infectiepreventie bij hemodialyse
Uitgangsvraag
Welke infectiepreventiemaatregelen dienen genomen te worden bij hemodialyse?
Aanbevelingen
Pas de volgende infectiepreventiemaatregelen toe bij het aansluiten van de extracorprele circulatie op centraal veneuze katheters en arterioveneuze vaattoegang:
- Pas voorafgaand aan het aansluiten handhygiëne toe conform de SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker.
- Bij aansluiten op een centraal veneuze katheter op een gesloten lijnensysteem (Tego-connector) volstaan niet-steriele handschoenen.
- Bij het aansluiten op een centraal veneuze katheter zonder gesloten lijnensysteem (bijvoorbeeld bij het wisselen van de Tego-connectoren) worden steriele handschoenen gedragen.
- Bij het aansluiten op een arterioveneuze vaattoegang volstaan niet-steriele handschoenen.
- Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen (waaronder een overschort, chirurgisch mondneusmasker, beschermbril of een spatscherm) conform de indicaties en eisen zoals beschreven in de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Bij het aansluiten op een centraal veneuze katheter wordt ook door de patiënt een chirurgisch mondneusmasker gedragen conform de SRI-richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen. Indien er geen open verbinding is, is het dragen van een mondneusmasker door de patiënt niet nodig.
- Bij centraal veneuze katheters wordt de omgeving van de katheter afgedekt met vochtabsorberende steriele doeken, aan de onderzijde impermeabel, of liggend op een plastic ondergrond. Bij aansluiten op een gesloten lijnensysteem (Tego-connector) of arterioveneuze vaattoegang is steriel afdekken niet nodig, maar wel een vochtabsorberende ondergrond om eventueel gespat bloed op te vangen.
- Desinfectie van de huid bij de arterioveneuze vaattoegang wordt verricht met 0,5% chloorhexidine in alcohol 70%.
- Voor desinfectie van de huid bij een centraal veneuze katheter wordt verwezen naar de richtlijn Vaattoegang voor hemodialyse.
- Bij iedere handeling aan de connector of bijspuitpunt moet deze te worden gedesinfecteerd met een middel volgens advies fabrikant.
- Voor het echogeleid aanprikken moet de echokop voor en na het aanprikken gedesinfecteerd te worden volgens de instructies van de fabrikant (zie SRI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie van medische hulpmiddelen)
- Bij het aanprikken van buttonholes zijn extra maatregelen nodig in verband met een verhoogd infectierisico ten opzichte van de laddertechniek. Elke buttonhole wordt gedesinfecteerd met een steriel gaasje met 0,5% chloorhexidine in alcohol. De korstjes worden met een (chirurgisch) pincet verwijderd. Bij indicatie van een infectie van de buttonhole (bijvoorbeeld zwelling, roodheid, pijn of pusuitvloed) wordt verwezen naar de module Infectie van de vaattoegang in de richtlijn Vaattoegang voor hemodialyse.
- Na het aansluiten van het extracorporele circuit moet het bedieningspaneel van de monitor worden gereinigd en gedesinfecteerd conform de instructies van de fabrikant (zie SRI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie van medische hulpmiddelen).
Pas de volgende infectiepreventiemaatregelen toe bij het afkoppelen van de extracorporele circulatie:
- Hygiënische maatregelen bij afkoppelen zijn identiek aan maatregelen bij aansluiten.
- Wanneer de patiënt de insteekopening moet dichtdrukken draagt de patiënt daarbij een niet-steriele handschoen. Het is in een aantal gevallen gebruikelijk om na het afsluiten de patiënt te vragen het steriele gaasje nog enige tijd stevig tegen de insteekopening te drukken.
- Voor het reinigen, desinfecteren en/of steriliseren van medische hulpmiddelen die zijn gebruikt, wordt verwezen naar de SRI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie van medische hulpmiddelen.
- Na gebruik wordt het lumen van een centraal veneuze katheter gevuld met een katheterslot om de katheter doorgankelijk te houden. Voor het gebruik van een katheterslot verwezen naar de richtlijn Vaattoegang voor hemodialyse.
Algemene voorzorgsmaatregelen zoals beschreven in de SRI-richtlijnen Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker, Accidenteel bloedcontact en Persoonlijke beschermingsmiddelen bieden voldoende bescherming tegen alle bloedoverdraagbare pathogenen, ook binnen dialyseafdelingen.
Voor specifieke aanbevelingen met betrekking tot hepatitis B-preventie bij dialysepatiënten en werknemers wordt verwezen naar de richtlijn Hepatitis B preventie bij patiënten met nierfalen (Nederlandse Federatie voor Nefrologie; 2024).
Bijlagen
Arterie |
Slagader, bloedvat waarlangs bloed vanuit het hart het lichaam in wordt gepompt. |
---|---|
Arterioveneuze fistel (AV-fistel) |
Verbinding tussen een arterie en een vene. |
Arterioveneuze graft |
Kunststof verbinding tussen arterie en een vene. |
Buttonhole |
Methoden om een shunt aan te prikken. Deze techniek gaat ervan uit dat de naald bij ieder aanprikmoment op precies dezelfde plaats, diepte en onder dezelfde hoek wordt ingebracht. Dit stimuleert het vormen van een littekentunnel vergelijkbaar met een tunnel bij een gaatje in de oorlel. Op deze manier kan een moeilijk aanprikbare shunt toch goed aangeprikt worden voor hemodialyse. |
Dialysaatcircuit |
Systeem waardoor de dialysevloeistof wordt gepompt. In de kunstnier stroomt de dialysevloeistof in tegengestelde richting ten opzichte van het bloed, gescheiden door een membraan. Afvalstoffen uit het bloed worden, door het membraan heen, meegenomen door de dialysevloeistof en afgevoerd naar het riool. |
Dialysemachine |
Machine waarmee hemodialyse wordt uitgevoerd. |
Dialysestation |
De plek die volledig is ingericht (inclusief bed (stoel) en apparatuur) om een patiënt te dialyseren |
Dubbellumenkatheter |
Katheter met twee kanalen. |
Endotheel |
Cellaag aan de binnenkant van het bloedvat. |
Extracorporeel circuit |
Bloedcirculatie buiten het lichaam (omvat bloedlijnen en het filter). |
Femoraliskatheter |
Katheter die wordt aangesloten op vene in het dijbeen. |
Hemodiafiltratie |
Dialysetechniek waarbij door middel van filtratie grotere afvalstoffen kunnen worden verwijderd dan bij conventionele hemodialyse. |
Intraluminaal katheterlock |
Vloeistof in het lumen van de katheter, ter preventie van katheterocclusie. |
Jugulariskatheter |
Katheter die wordt aangesloten op vene in de hals. |
Kunstnier |
Het element in het extracorporele circuit waarin het bloed en het dialysaat langs membranen wordt geleid, waardoorheen de afvalstoffen uit het bloed worden verwijderd. |
NaCl |
Natriumchloride. |
RO-unit |
Apparatuur waarin, door middel van reverse osmosetechniek, water wordt gezuiverd. |
Subclaviakatheter |
Katheter die wordt aangesloten op vene onder het sleutelbeen. |
Thrombogeen |
Bloedstolsels veroorzakend. |
Transducer |
Pneumo-elektronische verbinding tussen vloeistoflijnen en elektronische signalerings- en bewakingsapparatuur. |
Vene |
Bloedvat waardoor het bloed terugstroomt naar het hart. |
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten met betrekking tot hemodialyse. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere WIP-Richtlijn Hemodialyse [ZKH] op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door NVZ, VHIG (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg ) en NVvH (Nederlandse Vereniging voor Heelkunde ) via de invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep conceptuitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Ook definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects-model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
---|---|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID (Minimal Clinically Important Difference )). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), duurzaamheid, aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling is gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Tabel implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
---|---|---|
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door uitnodigen van Patiëntenfederatie Nederland (PFNL (Patiëntfederatie Nederland )) voor de invitational conference. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan PFNL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er [waarschijnlijk geen/mogelijk] substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
---|---|---|
Module 1 Randvoorwaarden hemodialyse |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module 2 Infectiepreventie bij hemodialyse |
Geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S,Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 (2023). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit.
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.
Dit implementatieplan is opgesteld om de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Hemodialyse te borgen. Voor het opstellen van dit plan heeft de werkgroep per ontwikkelde module beoordeeld wat eventueel bevorderende en belemmerende factoren zijn voor het naleven van de aanbevelingen en wat eventueel nodig is om de aanbevolen infectiepreventiemaatregelen in Nederland te implementeren.
Werkwijze
De werkgroep heeft per aanbeveling binnen de modules geïnventariseerd:
- wat een realistische termijn voor implementatie is;
- de verwachtte effecten van implementatie op de zorgkosten;
- randvoorwaarden om de aanbeveling tijdig te implementeren;
- mogelijk barrières voor implementatie;
- te ondernemen acties voor (bevordering van) implementatie;
- verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Voor iedere aanbevelingen is nagedacht over de hierboven genoemde punten. Echter, niet voor iedere aanbeveling leverde bovengenoemde inventarisatie bruikbare antwoorden op. Aangezien het merendeel van de aanbevelingen in deze richtlijn gebaseerd is op expert opinion en/of een beperkte bewijskracht, is een duidelijke uitspraak over het implementeren niet voor alle aanbevelingen mogelijk noch gewenst. Bovengenoemde inventarisatie is daarom beperkt tot die aanbevelingen waarvoor bovengenoemde analyse zinvol werd geacht.
Hieronder is een tabel (Tabel 1) opgenomen met alle modules uit deze richtlijn met daarbij de bijhorende implementatietermijn, verwacht effect op kosten, mogelijke barrières voor implementatie, te ondernemen acties voor implementatie en verantwoordelijken voor de acties.
Tabel 1. Implementatieplan
Module |
Tijdspad voor implementatie |
Verwacht effect op de kosten |
Mogelijke barrières voor implementatie |
Te ondernemen acties voor implementatie |
Verantwoordelijke voor acties
|
---|---|---|---|---|---|
Randvoorwaarden hemodialyse
|
< 1 jaar |
Geen, betreft grotendeels bestaand beleid. |
Geen |
Verspreiden richtlijn. Training voor zelfstandige thuishemodialyse door patiënten en/of naasten. |
Professionals |
Infectiepreventie bij hemodialyse
|
< 1 jaar |
Geen, betreft grotendeels bestaand beleid. |
Geen |
Verspreiden richtlijn. Training voor zelfstandige thuishemodialyse door patiënten en/of naasten. |
Professionals |
Randvoorwaarden hemodialyse
Bij deze module zijn geen kennislacunes geformuleerd.
Infectiepreventie bij hemodialyse
Is het noodzakelijk om steriele gel te gebruiken voor het echogeleid aanprikken van shunts?
Bekijk de reacties op de schriftelijke knelpuntenanalyse:
Rapportage knelpunteninventarisatie